Wet van 4 maart 2004, houdende wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken, SARS en andere ernstige infectieziekten van hoge letaliteit en besmettelijkheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Infectieziektenwet en de Quarantainewet te wijzigen om zodra ergens ter wereld pokken, SARS of andere ernstige infectieziekten van hoge letaliteit en besmettelijkheid is vastgesteld maatregelen te kunnen nemen om de gevaren daarvan in Nederland te bestrijden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Infectieziektenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

k. pokken: de ziekte bedoeld in artikel 2 van de Quarantainewet;

l. persoon in de eerste ring: persoon, niet zijnde een patiënt lijdend aan een infectieziekte behorend tot groep A of groep B, die:

1°. gedurende twee of meer minuten gezichtscontact op een afstand van minder dan twee meter met een zodanige patiënt heeft gehad;

2°. gedurende twee of meer uren met een zodanige patiënt in dezelfde ruimte heeft doorgebracht;

3°. is blootgesteld aan de opzettelijke verspreiding van een infectieziekte behorend tot groep A of groep B;

4°. met de verzorging van een zodanige patiënt belast is geweest;

m. persoon in de tweede ring: persoon, niet zijnde een zodanige patiënt of een persoon in de eerste ring, met gezins- of daarmee vergelijkbare contacten met een persoon in de eerste ring;

n. medisch toezicht: medisch toezicht op één of meer personen in de eerste ring, met het doel om bij hen zo spoedig mogelijk de eerste klinische symptomen van een infectieziekte behorend tot groep A of groep B op te merken;

o. afzondering: verblijf van een persoon die mogelijk besmet is met een infectieziekte behorend tot groep A of groep B in een door de burgemeester aangewezen gebouw of in een aantal aangewezen ruimten daarbinnen, in verband met de bestrijding van de gevaren van die ziekte;

p. waarneming: medische beoordeling van een in afzondering geplaatst persoon om te bezien of hij met een infectieziekte behorend tot groep A of groep B is geïnfecteerd en dientengevolge ziekteverschijnselen vertoont.

B

In artikel 2, onderdeel a, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: pokken;.

C

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid treedt de meldingsplicht ten aanzien van bij ministeriële regeling aan te wijzen infectieziekten uit groep A of groep B in of buiten werking met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip, met inachtneming van daarbij te stellen regels.

D

Na § 2 van Hoofdstuk III wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a. Bijzondere maatregelen ter bestrijding van ernstige infectieziekten van hoge letaliteit en besmettelijkheid

Artikel 18a
  • 1. De burgemeester kan besluiten een persoon te onderwerpen aan de maatregelen van afzondering, waarneming of medisch toezicht om de verspreiding van ernstige infectieziekten van hoge letaliteit en besmettelijkheid behorende tot groep A of groep B tegen te gaan, indien hij van oordeel is dat:

    a. die persoon daadwerkelijk lijdt aan één van de bedoelde infectieziekten, er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat hij daaraan lijdt, dan wel dat hij recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een zodanige infectieziekte heeft gehad dat besmetting van deze persoon met dezelfde ziekte mogelijk is;

    b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte; en

    c. die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan een maatregel bereid is.

  • 2. De burgemeester kan toestaan dat de afzondering onder zo nodig te stellen voorwaarden plaatsvindt in de woning van de af te zonderen persoon.

  • 3. Tijdens de afzondering wordt waarneming verricht. De waarneming wordt verricht onder medische verantwoordelijkheid van een door de directeur aangewezen geneeskundige.

  • 4. De burgemeester geeft in zijn beschikking aan waarop bij de waarneming in ieder geval gelet wordt.

  • 5. De artikelen 15, derde en vijfde lid, en 16, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18b
  • 1. De duur van de afzondering en de waarneming bedraagt zo lang als noodzakelijk is om het gevaar, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, onder b, af te wenden, doch ten hoogste achttien dagen.

  • 2. De duur van de afzondering en de waarneming bedraagt bij pokken voor:

    a. een bevestigd geval van pokken: de periode dat de patiënt besmettelijk is;

    b. een waarschijnlijk of verdacht geval van pokken dat niet bevestigd wordt: ten hoogste achttien dagen;

    c. een waarschijnlijk of verdacht geval van pokken dat niet bevestigd wordt, na succesvolle vaccinatie: veertien dagen;

    d. gevaccineerde personen in de eerste ring die koorts, maar geen laesies ontwikkelen: ten hoogste achttien dagen;

    e. gevaccineerde personen in de eerste ring die meer dan 4x24 uur na contact met een patiënt met pokken gevaccineerd zijn: ten hoogste veertien dagen;

    f. gevaccineerde personen in de eerste ring, bij wie het vaccin niet aanslaat: ten hoogste achttien dagen;

    g. niet-gevaccineerde personen in de eerste ring: ten hoogste achttien dagen;

    h. personen, bedoeld in b tot en met g, die pokken ontwikkelen: de periode dat de betrokkene besmettelijk is;

    i. eventuele andere categorieën: zolang als dit voor de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk is.

  • 3. Op aanwijzing van de hoofdinspecteur kunnen de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen worden verlengd.

Artikel 18c

Ingeval de burgemeester een ziekenhuis aanwijst om er patiënten in afzondering te nemen, neemt dat terstond alle daartoe vereiste maatregelen.

Artikel 18d
  • 1. Medisch toezicht vindt plaats onder zodanige voorwaarden en omstandigheden en bedraagt een zodanige periode als noodzakelijk is om het gevaar, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, onder b, af te wenden.

  • 2. Een wegens mogelijke besmetting met pokken onder medisch toezicht geplaatste persoon :

    a. treedt bij een lichaamstemperatuur van meer dan 38°C niet buiten zijn woning of verblijfplaats zonder toestemming van de directeur;

    b. treedt bij een lichaamstemperatuur van 38°C of minder niet buiten de gemeente van zijn woon – of verblijfplaats zonder toestemming van de directeur;

    c. vermijdt contact met personen die niet korter dan drie jaren geleden zijn gevaccineerd tegen de betrokken infectieziekte;

    d. geeft zijn adres, alsmede iedere verandering daarin, terstond door aan de directeur;

    e. neemt gedurende de periode van afzondering 's ochtends en 's avonds zijn lichaamstemperatuur op en geeft die terstond na meting door aan de directeur, op een door laatstgenoemde te bepalen wijze.

  • 2. De duur van het medisch toezicht bedraagt ten hoogste 18 dagen.

  • 3. Op aanwijzing van de hoofdinspecteur kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd.

Artikel 18e
  • 1. Wanneer naar de mening van de directeur bij een persoon die onder medisch toezicht moet worden gehouden zodanige omstandigheden aanwezig zijn dat uitvoering van artikel 18d niet op verantwoorde wijze kan plaatsvinden, kan de burgemeester besluiten de betrokkene in afzondering te doen plaatsen.

Artikel 18f

Op verzoek van de burgemeester verstrekt de behandelend arts van een patiënt of van een persoon in de eerste of tweede ring aan de directeur de gegevens die noodzakelijk zijn om de aard en de omvang van het gevaar van verspreiding van de infectieziekte vast te stellen.

Artikel 18g
  • 1. De burgemeester doet de beschikking waarbij hij een in deze paragraaf omschreven maatregel neemt of intrekt aan de betrokkene uitreiken.

  • 2. In zijn beschikking geeft de burgemeester aan hoe en waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd.

  • 3. De burgemeester instrueert de betrokkene zo spoedig mogelijk bij beschikking over de regels waaraan deze zich te houden heeft.

Artikel 18h

De artikelen 15, tweede lid, en 16, derde lid, zijn niet van toepassing, indien toepassing wordt gegeven aan deze paragraaf.

E

Na artikel 24 wordt, in paragraaf 3, een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op een maatregel als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, met dien verstande dat:

a. bevoegd is de rechter waar betrokkene verblijf houdt;

b. de rechter de betrokkene hoort te zijner verblijfplaats of een andere, door de rechter aan te wijzen plaats.

F

Na hoofdstuk IV wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. LANDELIJKE COÖRDINATIE EN AANSTURING BIJ DE BESTRIJDING VAN ERNSTIGE INFECTIEZIEKTEN VAN HOGE LETALITEIT EN BESMETTELIJKHEID

Artikel 26a
  • 1. Er is een Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding, gevestigd te Utrecht.

  • 2. Deze stelt op verzoek van Onze Minister ter beheersing van de gevaren van één of meer infectieziekten behorende tot groep A of groep B een ontwerp voor een Draaiboek tot bestrijding van die ziekten op.

  • 3. Onze Minister stelt het Draaiboek vast.

  • 4. Indien voor de bestrijding van een bepaalde infectieziekte een Draaiboek is vastgesteld, vindt de bestrijding plaats volgens dat Draaiboek.

  • 5. De Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding geeft aan een vastgesteld Draaiboek op passende wijze bekendheid aan gemeenten, gemeentelijke gezondheidsdiensten en de hoofdinspecteur.

Artikel 26b
  • 1. Onze Minister kan de burgemeester aanwijzingen geven ten aanzien van de wijze waarop een ernstige infectieziekte van hoge letaliteit en besmettelijkheid behorende tot groep A of groep B wordt bestreden.

  • 2. De hoofdinspecteur kan de directeur aanwijzingen geven ten aanzien van de hem bij of krachtens § 2a van Hoofdstuk III en Hoofdstuk IVA gestelde taken.

Artikel 26c

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden omtrent waarneming, afzondering, isolatie en onderzoek bij bestrijding van infectieziekten behorende tot groep A of groep B.

Artikel 26d
  • 1. In het belang van een goede uitvoering van hoofdstuk III, paragraaf 2a, kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere, zo nodig van deze wet afwijkende, regels worden gesteld.

  • 2. Indien als gevolg van buitengewone omstandigheden, de volksgezondheid betreffende, de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid niet kan worden afgewacht, kunnen de daar bedoelde regels bij ministeriële regeling worden gesteld.

  • 3. De ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, vervalt uiterlijk zes maanden na haar inwerkingtreding.

  • 4. Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur, waarin van deze wet afwijkende regels worden gesteld, dan wel van een krachtens het tweede lid vastgestelde ministeriële regeling met zodanige regels, wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur dan wel de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur dan wel de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

G

Het opschrift van § 2 van Hoofdstuk VI komt te luiden:

§ 2. Strafbepalingen

H

In artikel 31 vervalt: 14,

Na artikel 31 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 31a

  • 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 18d, 18f, 26c of 26d wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 2. Het onbevoegd betreden van een voor isolatie of afzondering aangewezen lokatie wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 3. De in de vorige leden strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 31b

  • 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die zich onttrekt aan de bij artikel 14 ten aanzien van hem genomen maatregel.

  • 2. Een in afzondering geplaatst persoon die de hem opgelegde verblijfsruimte verlaat wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.

  • 3. De in de vorige leden strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

ARTIKEL II

De Quarantainewet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen, alsmede de maatregelen bedoeld in de Infectieziektenwet, kunnen eveneens genomen worden om de verbreiding in Nederland van infectieziekten behorende tot groep A of groep B als bedoeld in die wet tegen te gaan, indien naar het oordeel van de burgemeester:

    a. een persoon daadwerkelijk lijdt aan één van de bedoelde infectieziekten, er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat hij daaraan lijdt, dan wel dat hij recentelijk gezichtscontact met een lijder aan een zodanige infectieziekte heeft gehad;

    b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte;

    c. dit gevaar niet op een andere wijze effectief kan worden afgewend; en

    d. de persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan een maatregel bereid is.

ARTIKEL III

Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 maart 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Uitgegeven de vijftiende april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 394, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 oktober 2003, Stb. 475.

XNoot
2

Stb. 1960, 335, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 32.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 28 868.

Handelingen II 2003/2004, blz. 3237.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 868 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, blz. 919.

Naar boven