Besluit van 1 april 2004 tot wijziging van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met kosten algemene voorlichting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 28 oktober 2003, Directie Wetgeving, nr. 5251953/03/6;

Gelet op de artikelen 4, onder e, en 5 derde lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 2003, nr.WO3.0453/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 25 maart 2004, Directie Wetgeving, nr. 5276731//04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 6 van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt1 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in artikel 4, onder d» vervangen door: in artikel 4, onder e.

2. In het tweede lid wordt «€ 385,71» vervangen door: € 900,–.

ARTIKEL II

Ten aanzien van aspirant-adoptiefouders die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit het voor bedoeld tijdstip geldende bedrag hebben voldaan of aan wie een verzoek tot betaling daarvan reeds is verzonden, blijft artikel 6, tweede lid, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 april 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vijftiende april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit omvat een tweetal wijzigingen van het Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Het betreft een technische wijziging en een wijziging van het aan aspirant-adoptiefouders in rekening te brengen bedrag in verband met de aan hen te verstrekken algemene voorlichting.

Artikel I, onderdeel 1

Dit betreft een verbetering van wetstechnische aard. Artikel CXLIXa, onderdeel A, van de Reparatiewet I voorziet in de verlettering van artikel 4, onderdelen c en d van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in de onderdelen d en e. De verwijzing in artikel 6, eerste lid, van dit besluit naar artikel 4, onder d, van genoemde wet is hiermee in overeenstemming gebracht.

Artikel I, onderdeel 2

Bij adoptie gaat het om een persoonlijke, vrijwillige keuze van aspirant-adoptiefouders om een kind uit het buitenland te adopteren. Het is redelijk dat de in dat kader door de overheid gemaakte kosten (deels) voor rekening van de aspirant-adoptiefouders worden gebracht en dat de kosten van de in het kader van adoptie te verstrekken algemene voorlichting (voorlichtingscursus) door de aspirant-adoptiefouders zelf worden betaald. Het gaat hier om direct aanwijsbare kosten voor de voorlichting te weten het lesmateriaal, het salaris van de docenten en de huur van de zaal met toebehoren en de daarmee gemoeide overheadkosten. Het bedrag dat gemoeid is met de bredere voorlichtingsfunctie die door de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) wordt verzorgd, zal in de vorm van subsidie aan de SAV worden verstrekt.

Artikel II

Het in artikel 6, tweede lid, vastgestelde nieuwe bedrag wordt in rekening gebracht indien de aspirant-adoptiefouders het verzoek tot verlening van een beginseltoestemming na de inwerkingtreding van dit besluit indienen of wanneer zij dit verzoek voor de inwerkingtreding van dit besluit hebben ingediend maar het toen geldende bedrag van € 385,71 nog niet hebben voldaan.

Ongeveer twee jaar na het verzoek om beginseltoestemming kan men beginnen met de voorlichtingscursus. Ongeveer vier maanden voor aanvang van de cursus ontvangt men een verzoek tot betaling. Aangezien het bij adoptie een private aangelegenheid betreft, is het redelijk geacht dat aspirant-adoptiefouders de daadwerkelijke kosten van de door hen te volgen voorlichtingscursus – ook als deze kosten na de indiening van hun verzoek zijn gestegen – zelf betalen. Het staat aspirant-adoptiefouders overigens vrij om, indien zij de kosten te hoog vinden, hun verzoek, zonder dat daaraan kosten zijn verbonden, in te trekken. Mede met het oog op de besparing die dit oplevert, is er daarom voor gekozen om alleen aspirant-adoptiefouders die voor de inwerkingtreding van dit besluit het in artikel 6, tweede lid (oud), genoemde bedrag van € 385,71 reeds hebben voldaan of aan wie een verzoek tot betaling van dit bedrag reeds is verzonden, niet het nieuwe bedrag in rekening te brengen.

Artikel III

Naar aanleiding van het rapport van KPMG Consulting van augustus 2002 «Versnelling van de afhandeling van aanvragen tot verkrijging van beginseltoestemming. Een onderzoek naar ketenverbeteringen in de eerste fase bij interlandelijke adoptie.» wordt een aantal administratieve taken in het kader van adoptie van het ministerie van Justitie overgedragen aan de SAV. Het betreft een wijziging van organisatorische aard waardoor de procedureduur ter verkrijging van een beginseltoestemming enigszins wordt bekort. Beoogd wordt de kosten van de voorlichtingscursus volledig door te berekenen zodra de bekorting van de proceduretijd gerealiseerd is, namelijk zodra genoemde administratieve taken zijn overgedragen aan de SAV. De exacte datum waarop deze overdracht van taken gerealiseerd zal zijn, is nog niet bekend. Daarom wordt voorgesteld de wijzigingen bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te laten treden.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1989, 262, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 mei 2004, nr. 89.

Naar boven