Wet van 18 maart 2004 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende technische wijzigingen alsmede enige andere verbeteringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet personenvervoer 2000 in verband met enige gebleken onvolkomenheden aan te passen en dat het wenselijk is nog enige wijzigingen aan te brengen in de bepalingen met betrekking tot het aan de reiziger kenbaar maken van de wijze waarop klachten worden behandeld, het overleg over de afstemming van het openbaar vervoer tussen aangrenzende concessiegebieden, de opgave van rechten en plichten van het personeel bij de overgang van een concessie en de begripsomschrijving van een gemeentelijk vervoerbedrijf;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet personenvervoer 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel g, wordt «dat de halteplaatsen of tijdstippen» vervangen door: of de halteplaatsen of de tijdstippen.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste lid.

C

In artikel 23, derde lid, wordt «artikel 64, tweede lid» vervangen door: artikel 64.

D

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «over de afstemming van het openbaar vervoer».

2. Aan het eerste lid wordt de volgende volzin toegevoegd: Het overleg voorziet in ieder geval in afspraken inzake de afstemming van het openbaar vervoer tussen aangrenzende concessiegebieden.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onze Minister kan, indien de in het eerste lid bedoelde afstemming onvoldoende gestalte krijgt, aan de betrokken concessieverleners een aanwijzing geven ter waarborging van die afstemming.

4. Het vijfde lid vervalt.

E

In artikel 38, eerste, tweede en vierde lid, wordt «artikel 64, tweede lid en onderdeel a» telkens vervangen door: artikel 64, tweede lid, onderdeel a.

F

Artikel 39, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «binnen het bij het verzoek te bepalen termijn» wordt vervangen door: binnen de bij verzoek te bepalen termijn.

2. Na «een gemotiveerde toelichting van» wordt ingevoegd: de wijze waarop de loonkosten zijn samengesteld, alsmede van.

3. Na «artikel 37» wordt ingevoegd: , eerste lid, onderdelen a en b,.

G

In artikel 44, derde lid, wordt « tweede tot en met vijfde lid» vervangen door: tweede tot en met vierde lid.

H

Artikel 64, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «de vervoerder» ingevoegd: , voorzover die openbaar vervoer of daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten verricht,.

2. Onderdelen b, c, d en e, komen te luiden:

b. waarvan een gemeente meer dan de helft van de aandelen in het geplaatst kapitaal van het bedrijf bezit, onderscheidenlijk bezat op of na 1 januari 1996,

c. waarvan een gemeente over meer dan de helft van het aantal stemmen verbonden aan de aandelen in het geplaatst kapitaal van het bedrijf beschikt, onderscheidenlijk beschikte op of na 1 januari 1996,

d. waarvan een gemeente meer dan de helft van de leden van de raad van commissarissen of van de raad van bestuur van het bedrijf kan aanstellen, onderscheidenlijk kon aanstellen op of na 1 januari 1996, of

e. ten aanzien waarvan een of meer vervoerders als bedoeld in de onderdelen a, b, c, of d, al dan niet gezamenlijk beschikken over de rechten, bedoeld in de onderdelen b, c of d.

I

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «onderdelen a tot en met d,».

2. In het tweede lid wordt na «artikel 64,» telkens ingevoegd: tweede lid,.

J

In artikel 72 vervalt het woord «zich» na «en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften».

K

Artikel 78, onderdeel b, komt te luiden:

b. in strijd heeft gehandeld met de beperkingen waaronder een ontheffing als bedoeld in de artikelen 61, tweede lid, en 67, eerste lid, is verleend of met de voorschriften die daaraan zijn verbonden;.

L

Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «vastgesteld» vervangen door: gesteld.

2. In onderdeel c, wordt «bij en krachtens» vervangen door: bij of krachtens.

M

In artikel 87, derde lid, vervalt «, eerste en tweede lid, onderdelen a en b,».

N

In artikel 99 vervalt «dat een vergunning heeft verleend, ».

O

In artikel 113 wordt «artikel 5» vervangen door: artikel 4.

ARTIKEL II

De Wet op de economische delicten2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onderdeel 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «artikel 30, derde lid» vervangen door: artikel 30, vierde lid.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 maart 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achtste april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2000, 314, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 april 2003, Stb. 265.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2004, Stb. 105.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 977.

Handelingen II 2003/2004, blz. 2521.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 977 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 16 maart 2004.

Naar boven