Wet van 18 maart 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regelgeving aan te passen ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor en de bekostiging van de huisvesting van scholengemeenschappen waarin zijn verenigd een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en één of meer scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

dat het tevens wenselijk is in de Wet op het voortgezet onderwijs de mogelijkheid vast te leggen tot het verbinden van nevenvestigingen aan categoriale scholen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WVO

De Wet op het voortgezet onderwijs1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Aan een school of aan een scholengemeenschap kan een nevenvestiging zijn verbonden indien de nevenvestiging is tot stand gebracht op de wijze en voldoet aan de voorwaarden bepaald krachtens artikel 75, vijfde lid. Aan een scholengemeenschap kan eveneens een nevenvestiging zijn verbonden indien de nevenvestiging is tot stand gebracht op de wijze en voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 75a.

B

Na artikel 76v wordt ingevoegd een artikel 76v.1, luidend:

Artikel 76v.1. Huisvesting scholengemeenschap school voor voortgezet onderwijs met ROC of school voor m.a.v.o. met AOC

  • 1. In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk en onverminderd het tweede lid zijn de bepalingen inzake de huisvesting bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs van toepassing op scholen voor voortgezet onderwijs die deel uitmaken van een scholengemeenschap waarin tot één instelling zijn verenigd:

    a. een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een school voor voortgezet onderwijs, dan wel

    b. een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.

  • 2. Artikel 76u is van overeenkomstige toepassing op de gebouwen en terreinen waarvan het bevoegd gezag van een andere dan een gemeentelijke school eigenaar is op het moment dat op of na 1 januari 1997 een scholengemeenschap als bedoeld in het eerste lid tot stand komt dan wel wordt uitgebreid met een school voor voortgezet onderwijs.

  • 3. De gemeenteraad kan in overeenstemming met het bevoegd gezag besluiten:

    a. dat het tweede lid niet van toepassing is,

    b. dat daarvoor het bevoegd gezag of de gemeenteraad aan de andere partij een vergoeding is verschuldigd, alsmede

    c. in voorkomende gevallen, hoe hoog die vergoeding is.

  • 4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid, vindt inschrijving van dat feit plaats in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL II. WIJZIGING WEB

Aan artikel 2.6, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs2 worden twee volzinnen toegevoegd, luidend: Ten aanzien van een school voor voortgezet onderwijs die deel uitmaakt van een scholengemeenschap als bedoeld in de eerste volzin, bestaat aanspraak op rijksbijdrage ten aanzien van de huisvesting, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een berekeningswijze wordt vastgesteld. Hoofdstuk 2, titel 8, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een scholengemeenschap als bedoeld in de eerste volzin.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET VAN 29 MEI 1997, STB. 229

Artikel IV van de Wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van huisvestings- en bestedingsbeslissingen en vervallen van het economisch claimrecht (Stb. 229) vervalt.

ARTIKEL IV. OVERGANGSBEPALING AANHANGIGE BEZWAREN EN BEROEPEN

Op geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn dan wel verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten van de gemeente die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van bepalingen bij of krachtens titel III, afdeling IA, hoofdstuk I, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING LIGGENDE AANVRAGEN EN VASTGESTELDE PROGRAMMA'S HUISVESTINGSVOORZIENINGEN

  • 1. Aanvragen van bevoegde gezagsorganen van scholen voor voortgezet onderwijs aan gemeenteraden op grond van artikel 76e van de Wet op het voortgezet onderwijs, blijven na de inwerkingtreding van deze wet buiten verdere behandeling.

  • 2. Het programma huisvestingsvoorzieningen dat op grond van artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs is vastgesteld voor het jaar waarin deze wet in werking treedt dan wel het jaar erna, kan vervallen voor zover het betreft voorzieningen:

    a. waarvan de bekostiging nog geen aanvang heeft genomen, en

    b. bestemd zijn voor scholen voor voortgezet onderwijs die deel uitmaken van een scholengemeenschap waarin tot één instelling zijn verenigd een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een school voor voortgezet onderwijs, dan wel een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen of gedeelten daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 maart 2004

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de zesde april 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 2003, Stb. 2004, 17.

XNoot
2

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 maart 2004, Stb. 138.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 997.

Handelingen II 2003/2004, blz. 3363.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 997 (A, B).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 16 maart 2004.

Naar boven