Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2004, 138 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2004, 138 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet educatie en beroepsonderwijs nadere kwaliteitsregels vast te leggen voor examens van beroepsopleidingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Wet educatie en beroepsonderwijs1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 1.1.1 wordt onderdeel o vervangen door twee nieuwe onderdelen, luidend:
o1. examinering: het nemen van beslissingen over inhoud en niveau van examens van een beroepsopleiding in relatie tot de eindtermen, procedures en voorwaarden waaronder examens worden afgenomen, alsmede het vaststellen van de uitslag van examens. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op examens van de afzonderlijke leerwegen van een opleiding indien Onze Minister ingevolge artikel 7.2.4, derde lid, heeft besloten dat een opleiding zowel in de beroepsopleidende als in de beroepsbegeleidende leerweg kan worden verzorgd;
o2. Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen: het in artikel 7.4.9a, tweede lid, bedoelde Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen;.
Artikel 1.3.6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt voor de slotpunt ingevoegd: en belanghebbenden.
2. Het tweede en derde lid worden vervangen door de volgende leden:
2. Het bevoegd gezag maakt regelmatig, en voor zover het de examens betreft jaarlijks, een verslag openbaar omtrent:
a. de beoordeling, bedoeld in het eerste lid,
b. de uitkomsten van die beoordeling, en
c. het voorgenomen beleid in het licht van die uitkomsten.
3. Het bevoegd gezag beslist of een verslag als bedoeld in het tweede lid onderdeel uitmaakt van een jaarverslag als bedoeld in artikel 2.5.4.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de frequentie en de inrichting van het verslag.
Artikel 1.6.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister besluit, het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen gehoord, op aanvraag van het bevoegd gezag van een exameninstelling, dat de exameninstelling het recht heeft tot examinering van een beroepsopleiding in opdracht van een instelling, indien die exameninstelling in acht neemt hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald over:
a. de kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 1.3.6, voorzover het betreft de examinering,
b. de examens, en
c. de rechtsbescherming van de deelnemers, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 5.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 2.5.4 komt te luiden:
1. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks een jaarverslag over het afgelopen jaar vast en maakt het openbaar. Het jaarverslag bevat ten minste het verslag, bedoeld in artikel 1.3.6, tweede lid, voorzover dat in het desbetreffende jaar is uitgebracht, dan wel de hoofdpunten van laatstgenoemd verslag, alsmede de hoofdpunten van de bevindingen van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen met betrekking tot de examens.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inrichting van het jaarverslag.
Na artikel 6.1.5a wordt opgenomen een artikel 6.1.5b, luidend:
1. Onze Minister kan aan een instelling het recht op examinering van een beroepsopleiding ontnemen, indien de kwaliteit van de examens van die opleiding niet voldoet aan de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4. Bij de ontneming van het recht wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt. De ontneming wordt in het Centraal register bekendgemaakt.
2. Voordat Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, geeft hij het bevoegd gezag een waarschuwing op grond van zijn bevindingen over de kwaliteit van de examinering onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven.
3. Het bevoegd gezag kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na de ontneming, bedoeld in het eerste lid, het recht opnieuw verkrijgen. Artikel 1.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 6.2.3a wordt opgenomen een artikel 6.2.3b, luidend:
1. Onze Minister kan aan een niet uit 's Rijks kas bekostigde instelling het recht op examinering van een beroepsopleiding ontnemen, indien de kwaliteit van de examens van die opleiding niet voldoet aan de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4. Bij de ontneming van het recht wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt. De ontneming wordt in het Centraal register bekendgemaakt.
2. Voordat Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, geeft hij het bevoegd gezag een waarschuwing op grond van zijn bevindingen over de kwaliteit van de examinering onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven.
3. Het bevoegd gezag kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na de ontneming, bedoeld in het eerste lid, het recht opnieuw verkrijgen. Artikel 1.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.3.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 6.3.1. Examinering exameninstellingen
2. In het eerste lid wordt «externe legitimering» vervangen door: examinering.
Artikel 6.3.2 komt te luiden:
1. Onze Minister kan aan een exameninstelling het recht op examinering van een beroepsopleiding ontnemen indien de kwaliteit van de examens van die opleiding niet voldoet aan de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4. Bij de ontneming van het recht wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt. De ontneming wordt in het Centraal register bekendgemaakt.
2. Voordat Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, geeft hij het bevoegd gezag een waarschuwing op grond van zijn bevindingen over de kwaliteit van de examinering onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven.
3. Het bevoegd gezag kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na de in het eerste lid bedoelde ontneming het recht opnieuw verkrijgen. Artikel 1.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.4.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin voor de slotpunt ingevoegd: alsmede met betrekking tot de examinering die door de exameninstellingen wordt verzorgd.
2. In het vierde lid, tweede volzin, wordt na «anderen dan» ingevoegd: het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen en.
3. In het vijfde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel g wordt «het verzorgen van de externe legitimering» vervangen door: examinering.
b. Onder verlettering van onderdeel j en k tot k en l, wordt na onderdeel i een nieuw onderdeel j ingevoegd, luidend:
j. de bepaling dat het recht op examinering is ontnomen, en met ingang van welk tijdstip,.
Aan artikel 6.4.2 wordt toegevoegd een zesde lid, luidend:
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de registratie van de examinering door exameninstellingen.
In artikel 6.4.4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidend: Onverminderd artikel 6.3.2 beëindigt Onze Minister de registratie van de examinering van een bepaalde beroepsopleiding, met ingang van het tijdstip waarop de examinering niet meer plaatsvindt, indien het bevoegd gezag te kennen geeft dat de exameninstelling die examinering niet langer zal verzorgen.
2. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidend:
4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de registratie van de examinering door exameninstellingen.
In artikel 7.2.4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid komt de vierde volzin te luiden: Van het voorstel maakt mede onderdeel uit een voorstel welke deelkwalificaties verplicht zijn voor het behalen van het diploma van de desbetreffende beroepsopleiding.
2. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 7.2.6 komt te luiden:
Indien voor een beroep bij of krachtens een wet, verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, vereisten zijn vastgesteld over de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden of beroepshoudingen waarover degenen die een opleiding gericht op dat beroep voltooien, moeten beschikken, of over de examinering bij de desbetreffende beroepsopleiding:
a. neemt Onze Minister deze vereisten in acht bij de vaststelling van de eindtermen en bij de vaststelling van de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4, en
b. draagt de instelling er bij het aanbieden van een beroepsopleiding zorg voor dat degenen die deze opleiding volgen, ten minste in de gelegenheid zijn aan die vereisten te voldoen, en dat bij de examinering, zo nodig in afwijking van titel 4 van dit hoofdstuk, aan die vereisten wordt voldaan.
In artikel 7.2.8, derde lid, laatste volzin, wordt «Met betrekking tot andere deelkwalificaties dan die waarop de externe legitimering betrekking heeft, betrekt het bevoegd gezag» vervangen door: Het bevoegd gezag betrekt.
Artikel 7.4.4 wordt vervangen door:
Bij ministeriële regeling worden landelijke standaarden voor de kwaliteit van de examens van de beroepsopleidingen vastgesteld die betrekking hebben op:
a. de inhoud en het niveau van de examens, in relatie tot de eindtermen, bedoeld in artikel 7.2.4;
b. de procedures rond de examens en de voorwaarden waaronder examens worden afgenomen.
Na artikel 7.4.4 wordt ingevoegd artikel 7.4.4a, luidend:
1. Het bevoegd gezag kan de examinering van een beroepsopleiding overdragen aan een andere instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 of 1.4.1 of aan een exameninstelling, voor zover deze het recht op examinering van die beroepsopleiding hebben.
2. Indien ten aanzien van een beroepsopleiding toepassing is gegeven aan artikel 6.1.5b, eerste lid, 6.2.3b, eerste lid, dan wel 6.3.2, eerste lid, is het bevoegd gezag voor die beroepsopleiding gehouden toepassing te geven aan het eerste lid.
Artikel 7.4.5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: en examinatoren.
2. In het eerste lid wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd: van een instelling of exameninstelling.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het bevoegd gezag benoemt de leden van de examencommissie.
4. Het derde en het vierde lid vervallen.
Artikel 7.4.6, tweede lid, komt te luiden:
2. De bewijsstukken, bedoeld in het eerste lid, vermelden, voorzover zij betrekking hebben op een beroepsopleiding:
a. de naam van het landelijk orgaan op voorstel waarvan de eindtermen van die beroepsopleiding zijn vastgesteld, en
b. de naam van de instelling waaraan de deelnemer is ingeschreven.
Artikel 7.4.8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Onderdeel i vervalt.
b. In onderdeel l vervalt: schriftelijk.
2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
3. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidend:
4. Indien ten aanzien van een beroepsopleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.4.4a, dan treedt de examenregeling van de instelling of exameninstelling die de examinering verzorgt in de plaats van de examenregeling van de instelling die het onderwijs verzorgt.
Na artikel 7.4.8 wordt ingevoegd artikel 7.4.8a, luidend:
1. Het bevoegd gezag van een exameninstelling stelt voor elke opleiding waarvoor door de instelling examens mogen worden afgenomen een examenregeling vast.
2. De examenregeling wordt vastgesteld voor 15 april voorafgaand aan het studiejaar. Bij het vaststellen wordt artikel 7.4.8, eerste lid, onder d, alsmede onder g tot en met n, in acht genomen.
3. Artikel 7.4.8, tweede lid, en artikel 7.4.9 zijn van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 7.4.9 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, luidend:
1. Onze Minister wijst een rechtspersoon aan die tot taak heeft:
a. het ontwikkelen van voorstellen voor de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4;
b. het ingevolge artikel 7.4.9g verrichten van onderzoek naar de kwaliteit van de examinering van beroepsopleidingen door instellingen en exameninstellingen aan de hand van de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4.
2. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van deze wet aangeduid als Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen.
3. Alvorens standaarden of een wijziging daarvan voor te stellen, voert het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen overleg met vertegenwoordigers van het onderwijsveld en van het bedrijfsleven en andere betrokkenen.
4. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen verricht het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, op zodanige wijze dat instellingen niet meer worden belast dan voor een zorgvuldig onderzoek noodzakelijk is.
1. Onze Minister benoemt de bestuurders van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen voor ten hoogste vijf jaar, gehoord de vertegenwoordigers van de instellingen, bedoeld in de artikelen 1.3.1 en 1.4.1, en van de landelijke organen.
2. De statuten van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen of een wijziging van die statuten behoeven de instemming van Onze Minister.
3. Onze Minister kan bij een aanwijzing als bedoeld in artikel 7.4.9a, eerste lid, de termijn vaststellen waarbinnen voor de eerste keer bestuurders worden voorgedragen of de statuten worden voorgelegd.
1. Onze Minister is bevoegd tot het treffen van noodzakelijke voorzieningen, waaronder het intrekken van de aanwijzing, bedoeld in artikel 7.4.9a, eerste lid, indien het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen naar het oordeel van Onze Minister zijn taken ernstig verwaarloost.
2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, worden niet eerder getroffen dan nadat het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taken naar behoren uit te voeren.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent taak, samenstelling van het bestuur en werkwijze van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan Onze Minister subsidie kan verstrekken aan het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen voor de op grond van artikel 7.4.9a uit te voeren taken. Bij deze algemene maatregel van bestuur kan voor een subsidie als bedoeld in de eerste volzin een subsidieplafond worden vastgesteld.
1. Het bestuur van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen richt een stelsel van kwaliteitszorg in en draagt er zorg voor dat wordt voorzien in een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van de taakuitoefening, met betrokkenheid van onafhankelijke deskundigen.
2. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen zendt jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag aan Onze Minister. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen maakt in het jaarverslag de uitkomsten van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, en het voorgenomen beleid in het licht van die uitkomsten bekend.
3. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen zendt jaarlijks voor 1 oktober een jaarwerkplan voor het daaropvolgende kalenderjaar aan Onze Minister.
4. Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van het jaarverslag en het jaarwerkplan.
5. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen stelt jaarlijks voor 1 november een verslag op over zijn bevindingen over de examens van beroepsopleidingen in het voorafgaande studiejaar.
1. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister de begroting voor het daaropvolgende jaar.
2. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen brengt jaarlijks voor 1 juli een jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar uit, die vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen stelt de stukken, bedoeld in de eerste volzin, algemeen verkrijgbaar.
3. Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van de begroting, de jaarrekening en aandachtspunten voor de accountantscontrole.
1. Ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 7.4.9a, eerste lid, onder b, onderzoekt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen jaarlijks de examinering van de beroepsopleidingen door instellingen als bedoeld in de artikelen 1.3.1 en 1.4.1 en door exameninstellingen.
2. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen stelt het bevoegd gezag in kennis van de aanvangsdatum alsmede van de planning van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. Kennisgeving geschiedt ten minste vier weken voor aanvang van een onderzoek.
3. Het bevoegd gezag is het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen voor het onderzoek vergoeding verschuldigd overeenkomstig een door Onze Minister vastgestelde berekeningswijze.
1. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen legt zijn oordeel na een onderzoek als bedoeld in artikel 7.4.9g, eerste lid, vast in een verklaring. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen verstrekt:
a. een goedkeurende verklaring indien de examinering bij de beroepsopleiding door de instelling of exameninstelling in overeenstemming is met de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4,
b. een afkeurende verklaring indien de examinering bij de beroepsopleiding door de instelling of exameninstelling niet in overeenstemming is met de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4, waarbij het naar het oordeel van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen niet aannemelijk is dat dit binnen een jaar alsnog het geval zal zijn, alsmede in gevallen als bedoeld in het derde lid, of
c. een voorwaardelijke verklaring indien de examinering bij de beroepsopleiding door de instelling of exameninstelling niet in overeenstemming is met de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4, waarbij het naar het oordeel van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen aannemelijk is dat dit binnen een jaar alsnog het geval zal zijn.
2. Indien er naar het oordeel van het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen op enig moment tijdens het onderzoek sprake is van een zodanige discrepantie tussen de kwaliteit van het examen van een opleiding en de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4, dat vaststaat dat zonder verbeteringen aan het eind van het onderzoek een afkeurende verklaring zal worden afgegeven, meldt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen dit onverwijld aan Onze Minister.
3. Indien na het afgeven van een voorwaardelijke verklaring bij het eerstvolgende jaarlijks onderzoek blijkt dat de examinering bij de beroepsopleiding door de instelling of exameninstelling opnieuw niet in overeenstemming is met de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4, wordt een afkeurende verklaring afgegeven.
4. Een verklaring wordt door het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen voorzien van een onderbouwing van het oordeel.
5. Alvorens een verklaring vast te stellen, stelt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen het bevoegd gezag in de gelegenheid van de ontwerpverklaring kennis te nemen en daarover overleg te voeren. Indien in het overleg geen overeenstemming is bereikt over door het bevoegd gezag gewenste wijzigingen in de ontwerpverklaring, wordt de zienswijze van het bevoegd gezag, zoals door deze aangegeven, in een bij de verklaring behorende bijlage opgenomen.
6. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen zendt een verklaring onverwijld aan het bevoegd gezag. Indien het een goedkeurende verklaring betreft, meldt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen dit aan Onze Minister. Indien het een afkeurende of voorwaardelijke verklaring betreft, zendt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen een afschrift van die verklaring onverwijld aan Onze Minister.
1. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen maakt een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.9h in de vijfde week na vaststelling daarvan openbaar.
2. Tevens verstrekt het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen aan derden op verzoek een afschrift van de verklaring. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen kan een vergoeding van de kosten vragen overeenkomstig een door Onze Minister vast te stellen tarief voor de afgifte van een verklaring.
3. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen verstrekt een verklaring niet eerder aan derden dan nadat deze op grond van het eerste lid openbaar is gemaakt.
Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen stelt een klachtenregeling vast inzake behandeling van klachten over gedragingen van personen die belast zijn met het uitoefenen van taken voor het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen.
1. Het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitvoering van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
2. Het bevoegd gezag van een instelling of exameninstelling verstrekt desgevraagd aan het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen alle voor de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 7.4.9a, benodigde inlichtingen.
In artikel 7.5.1, eerste lid, eerste volzin, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Na «bevoegd gezag» wordt ingevoegd: van een instelling of exameninstelling.
2. Na «instellingen» wordt ingevoegd: of exameninstellingen.
In artikel 8.2.1, derde lid, onderdeel e, wordt «artikel 6.4.1, vijfde lid, onderdeel k» vervangen door: artikel 6.4.1, vijfde lid, onderdeel l.
Artikel 10.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «– 6.1.4, eerste lid» wordt ingevoegd:
– 6.1.5b, eerste lid.
2. Na «6.1.6, eerste lid» wordt ingevoegd:
– 6.2.3b, eerste lid
– 6.3.2, eerste lid.
De Wet op het onderwijstoezicht2 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1°. In onderdeel f vervalt:, waaronder tenzij anders blijkt mede wordt begrepen de in de Wet educatie en beroepsonderwijs geregelde externe legitimering.
2°. Onderdeel i vervalt.
3°. In onderdeel m wordt «, 6.2.3a en 6.3.3a» vervangen door: en 6.2.3a.
Artikel 10 komt te luiden:
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
a. de examinering van beroepsopleidingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,
b. de universiteiten, hogescholen en de Open Universiteit, bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en
c. de universiteiten en hogescholen die ingevolge artikel 6.9 van de wet, bedoeld in onderdeel b, zijn aangewezen.
In artikel 11, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de eerste volzin vervalt: onderscheidenlijk, indien het een exameninstelling betreft, de externe legitimering.
2. In de tweede volzin vervalt: onderscheidenlijk de externe legitimering.
In artikel 12, eerste lid, wordt «het verslag omtrent de kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 1.3.6» vervangen door: het verslag, bedoeld in artikel 1.3.6, tweede lid,.
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk 3a ingevoegd, luidend:
Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering van de externe kwaliteitsbewaking bij de examinering van beroepsopleidingen, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 4, paragraaf 1b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs door het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.4.9a, tweede lid, van die wet.
1. De inspectie houdt toezicht op het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.4.9a, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs door het beoordelen van het functioneren van dat Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen op basis van het verrichten van onderzoek naar de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften.
2. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kan de inspectie Onze Minister onder meer voorstellen een voorziening te treffen als bedoeld in artikel 7.4.9c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs indien:
a. is gebleken dat de kwaliteit van de externe kwaliteitsbewaking onvoldoende is geweest, of
b. niet of niet meer wordt voldaan aan hetgeen bij of krachtens deze wet en de Wet educatie en beroepsonderwijs is bepaald.
Een exameninstelling die op grond van artikel 1.6.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals luidend voor de inwerkingtreding van artikel I, het recht had op het verzorgen van externe legitimering met betrekking tot een beroepsopleiding, heeft het recht op examinering van die beroepsopleiding in opdracht van een instelling.
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Kamerstukken II 2002/03, 28 745, nrs 1–2) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, voordat deze wet in werking is getreden, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van onderdeel A wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:
2. In artikel 1.1.1, onderdeel aa, onder 1 en 2, wordt «het landelijk orgaan» telkens vervangen door: het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven.
3. In artikel 1.1.1, onderdeel aa, onder 1 en 2, wordt «agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» telkens vervangen door: innovatie- en praktijkcentrum.
In onderdeel B, tweede lid, wordt in de aanhef «tweede en derde lid worden» vervangen door: tweede lid wordt.
Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. In het vijfde lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede: , alsmede de deelkwalificaties die onderworpen zijn aan externe legitimering.
2. Na het derde lid wordt een vierde lid ingevoegd, luidende:
4. In het zesde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In onderdeel b wordt «die zijn gerechtigd tot het verzorgen van de externe legitimering» vervangen door: die het recht hebben tot examinering van een beroepsopleiding.
b. In onderdeel c vervalt «en».
c. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:
d. de bepaling dat het recht op examinering is ontnomen, en met ingang van welk tijdstip, en.
Onderdeel P komt te luiden:
In onderdeel T wordt in artikel 7.4.4a, eerste lid, «artikel 1.3.1» vervangen door: artikel 1.1.1, onder b,.
In onderdeel V wordt in artikel 7.4.6, tweede lid, onderdeel a, «het landelijk orgaan» vervangen door: het kenniscentrum beroepsopleidingen bedrijfsleven.
Onderdeel Y wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 7.4.9b, eerste lid, wordt «1.3.1» vervangen door «1.1.1, onder b,» en wordt «de landelijke organen» vervangen door: de kenniscentra beroepsopleidingen bedrijfsleven.
b. In artikel 7.4.9g, eerste lid, wordt «1.3.1» vervangen door: 1.1.1, onder b,.
Onderdeel CC komt als volgt te luiden:
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
A. D. S. M. Nijs
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Uitgegeven de zesde april 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2003/2004, 29 205.
Handelingen II 2003/2004, blz. 3224–3226; 3294.
Kamerstukken I 2003/2004, 29 205 (A, B).
Handelingen I 2003/2004, blz. 979.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-138.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.