Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2004, 136 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2004, 136 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/88540, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, 76, eerste lid, 102, tweede lid, en 126 derde lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2003, nr. W12.03.0489/I/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 maart 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/95708, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;
b. het productschap: het Productschap Pluimvee en Eieren.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. pluimvee: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (ratites);
b. edelpelsdieren: nertsen, vossen en overige voor de bontproductie gehouden pelsdieren;
c. tamme konijnen: konijnen, zijnde landbouwhuisdieren;
d. pluimveevlees: vlees afkomstig van pluimvee;
e. eieren: vogeleieren welke al dan niet bestemd zijn voor menselijke consumptie;
f. technische eiproducten: eiproducten welke ongeschikt zijn voor menselijke consumptie;
g. wild: alle gedode, voor menselijke consumptie geschikte dieren die in het vrije veld plegen te leven.
1. In dit besluit wordt onder pluimveehouderij verstaan het al dan niet voor eigen rekening en risico bedrijfsmatig:
a. houden van pluimvee,
b. fokken van pluimvee,
c. opfokken van pluimvee,
d. uitoefenen van het pluimveevermeerderingsbedrijf, of
e. uitoefenen van kuikenbroederij.
2. In dit besluit wordt onder handel mede de werkzaamheid van tussenpersonen verstaan.
3. In dit besluit wordt onder handel niet de doorvoer- en driehoekshandel verstaan.
1. Er is een Productschap Pluimvee en Eieren.
2. Het productschap is ingesteld voor ondernemingen waarin:
a. de pluimvee-, edelpelsdieren- of konijnenhouderij wordt uitgeoefend;
b. pluimvee, wild en tamme konijnen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;
c. eieren of daaruit verkregen producten worden be- en verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- en verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen dan wel kunnen dienen als grondstof voor producten welke niet bestemd zijn tot menselijk voedsel;
d. de handel wordt uitgeoefend in:
1° pluimvee, eieren, wild of tamme konijnen of in daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;
2° broedeieren en eendagskuikens;
3° bont, of
4° technische eiproducten.
3. Het productschap is mede ingesteld voor veilingen van de in het tweede lid bedoelde producten.
4. Het productschap is gevestigd te Zoetermeer.
Het bestuur van het productschap bestaat uit 26 leden. Hiervan worden benoemd:
a. voor ondernemingen op het gebied van de pluimveehouderij: zeven leden door organisaties van ondernemers en vier leden door organisaties van werknemers;
b. voor ondernemingen op het gebied van de verwerkende industrie en de groothandel in eieren: drie leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;
c. voor ondernemingen op het gebied van de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen: vier leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers; en
d. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in eieren en pluimvee: twee leden door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers.
Het productschap is bevoegd tot de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan, met uitzondering van onderdeel d: de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.
Bij een op grond van artikel 93, tweede lid, van de wet vastgestelde verordening kan worden bepaald dat deze mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen bindt, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
1. Het productschap legt een heffing als bedoeld in artikel 126, eerste lid van de wet op, gebaseerd op een grondslag die het bestuur passend acht, waarbij het tarief voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.
2. Heffingen, waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het productschap in verband met die bestemming passend acht.
1. Het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 augustus 1998 ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren wordt opgeheven.
2. Verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld door het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 augustus 1998 ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren blijven van kracht tot de datum waarop de door het op grond van dit besluit ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren vastgestelde verordeningen en andere besluiten terzake in werking zullen treden.
3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 augustus 1998 ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren, gaan over naar het op grond van dit besluit ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren.
4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 21 augustus 1998 ingestelde Productschap Pluimvee en Eieren worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het op grond van dit besluit ingestelde Productschap voor Pluimvee en Eieren.
De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op 1 januari 2006.
Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Uitgegeven de zesde april 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Ingevolge artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo), zoals gewijzigd bij Wet van 3 april 1999 (Stb. 1999, 253), moet de instelling van een bedrijfslichaam bij algemene maatregel van bestuur plaatsvinden. Met het onderhavige besluit wordt het Productschap Pluimvee en Eieren, ingesteld bij verordening van de Sociaal-economische Raad (hierna te noemen de raad) van 21 augustus 1998, opnieuw ingesteld.
2. Hergroepering bedrijfslichamen: zelfstandig bestaansrecht voor het Productschap Pluimvee en Eieren
In het kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel van 28 oktober 1996 (Kamerstukken II 1996/97, 25 091, nr. 1) en het nader kabinetsstandpunt van 4 april 1997 (Kamerstukken II 1996/97, 25 091, nr. 2) werd aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur door middel van hergroepering tot een aanzienlijke reductie van het aantal bedrijfslichamen wenste te komen. Het kabinet besloot dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de hergroepering. De raad is gevraagd een en ander te coördineren.
De Bestuurskamer, een commissie van de raad, heeft op basis van een rapport van de door haar ingestelde adviesgroep haar standpunt bepaald en dit op 26 november 1997 uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid1.
In het advies van 30 januari 2003 heeft de Bestuurskamer met betrekking tot het onderhavige productschap geconstateerd dat dit productschap samen met het Productschap voor Vee en Vlees het belangrijkste overlegplatform vormt voor de bedrijfsgenoten die opereren in de ketens rond vee, vlees en eieren. Deze twee productschappen treden naar buiten toe op als het Productschap Vee, Vlees en Eieren en hebben een gemeenschappelijk secretariaat. Een verdergaande bestuurlijke integratie heeft zich echter niet voltrokken. Dit heeft vooral te maken met de eisen die de betrokken bedrijfsgenoten stellen aan de herkenbaarheid voor de eigen achterban en de profilering als zelfstandig openbaar lichaam ter ondersteuning van de eigen identiteit. Een constructie met één hoofdproductschap lijkt de Bestuurskamer niet wenselijk omdat de kans groot is dat dit tot bestuurlijke inefficiëntie zou leiden. Wel wordt erop aangedrongen de samenwerking tussen de productschappen verder te intensiveren.
Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 aan de Bestuurskamer ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het Productschap Pluimvee en Eieren.
De Bestuurskamer hanteert bij de advisering over de instelling van bedrijfslichamen het SER-Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. Artikel 2 van dat besluit bepaalt dat de Bestuurskamer niet tot instelling van een bedrijfslichaam adviseert dan nadat haar is gebleken dat een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers daarmee instemt.
Het Productschap Pluimvee en Eieren kent de volgende indeling naar geleding:
– de pluimveehouderij;
– de verwerkende industrie en de groothandel in eieren;
– de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen;
– de detailhandel in eieren en pluimvee.
Voor de beoordeling van de representativiteit aan ondernemerszijde is in dit geval gebruik gemaakt van de maatstaven omzet en ledenondernemingen. In bijlage A zijn de bevindingen aan de hand van een maatstaf per geleding nader in kaart gebracht.
Hieruit volgt dat de representativiteit van de ondernemersorganisaties die de instelling van het Productschap Pluimvee en Eieren steunen in de hiervoor opgesomde geledingen achtereenvolgens uitkomt op 75, 77, 96 en 92 procent. Hiermee wordt per geleding voldaan aan de represen-
tativiteitseis die het besluit in artikel 3, onder a, aan ondernemerszijde stelt.
Volgens artikel 4 van eerder genoemd besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer werknemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten en de CNV BedrijvenBond, de in het bestuur van het productschap benoemingsgerechtigde werknemersorganisaties, steunen de herinstelling van het productschap en zijn voor de werkingssfeer van het Productschap Pluimvee en Eieren representatieve werknemersorganisaties.
De Bestuurskamer heeft in het advies van 30 januari 2003 geconstateerd dat voldaan wordt aan de representativiteitseisen die het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen stelt. In lijn met deze bevindingen adviseert de Bestuurskamer tot het opnieuw instellen van het Productschap Pluimvee en Eieren.
Alvorens dit advies vast te stellen zijn de in bijlage B opgenomen representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers, conform het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Wbo hierover gehoord. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.
In de aanloop naar de totstandkoming van dit besluit heeft de ondernemersorganisatie Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi), de brancheorganisatie van nagenoeg alle particuliere en coöperatieve industriële producenten van diervoeders voor landbouw- en huisdieren, de Bestuurskamer verzocht om te worden aangewezen als benoemingsgerechtigde organisatie in het bestuur van het productschap1.
Met betrekking tot het Productschap Pluimvee en Eieren kan worden opgemerkt dat dit van meet af aan is ingesteld voor ondernemingen die werkzaam zijn in de pluimvee- en eierensector, waarbij het dier geldt als uitgangspunt. Om het verzoek van Nevedi te kunnen inwilligen dient de werkingssfeer van het productschap dan te worden uitgebreid zodat deze zich mede gaat uitstrekken tot ondernemingen die in de diervoederindustrie werkzaam zijn. Praktisch gezien zou deze uitbreiding kunnen worden geëffectueerd op het moment van de herinstelling.
De Bestuurskamer heeft het Nevedi-verzoek bij brief van 13 juni 2002 aan de bij het productschap betrokken organisaties voorgelegd met de vraag of zij dit steunen.
De Bestuurskamer heeft vervolgens kennis genomen van de onderling uiteenlopende standpunten van organisaties en is zich bewust van het bestaan van gemeenschappelijke vraagstukken die voor alle betrokken ondernemers, inclusief de leden van Nevedi, van belang zijn. De vraag is echter of een verdergaande samenwerking gestalte dient te krijgen door een bestuurlijke participatie van Nevedi in het productschap. Door sommige partijen is immers ook gewezen op de mogelijkheid van een gemeenschappelijk lichaam ex artikel 109 van de Wbo ter intensivering van de samenwerking. Hoe dit ook zij, de Bestuurskamer stelt vast dat een belangrijk deel van de dragende organisaties geen voorstander is van bestuurlijke participatie zoals door Nevedi verzocht en dat het noodzakelijke draagvlak daarvoor dus ontbreekt c.q. in onvoldoende mate aanwezig is. De Bestuurskamer is dan ook van mening dat alleen al hierom een uitbreiding van de werkingssfeer van het productschap niet aan de orde is, en het verzoek van Nevedi niet kan worden gehonoreerd.
In artikel 93, tweede lid, van de Wbo is aangegeven dat het Productschap Pluimvee en Eieren bevoegd is tot de regeling of nadere regeling van een aantal onderwerpen of onderdelen daarvan. Het productschap is gerechtigd om een regeling te treffen met betrekking tot de genoemde onderwerpen, met uitzondering van onderdeel d: de lonen en andere arbeidsvoorwaarden. Dit is geregeld in artikel 6. De onderwerpen waartoe de bevoegdheden zich wel uitstrekken zijn:
a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;
b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;
c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;
e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;
f. arbeidsmarktvoorzieningen;
g. fondsen en andere instellingen in het belang van de bedrijfsgenoten.
Bevoegdheid als vermeld onder a
De bevoegdheid genoemd onder a is onmisbaar voor het functioneren van een bedrijfslichaam. Op grond van deze bevoegdheid zijn onder meer de Verordening registratie en verstrekking van gegevens (PPE) 2003 en de Verordening Algemene Bepalingen (PPE) 2003 tot stand gekomen.
Bevoegdheid als vermeld onder b
Onder deze bevoegdheid wordt mede begrepen de bevordering van de gezondheidstoestand, de zuiverheid en de kwaliteit van de pluimveestapel alsmede de kwaliteit van pluimveevlees, pluimveevleesproducten, vlees en vleesproducten van wild en tamme konijnen, eieren en eiproducten en de bevordering van een hygiënische bedrijfsvoering. Van de bevoegdheid onder b is onder meer gebruik gemaakt in de Verordening Eiproducten (PPE) 2003 en de Verordening productie van en handel in broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2003.
Bevoegdheid als vermeld onder c
De bevoegdheid onder c is nodig voor het treffen van regelingen of nadere regelingen op het gebied van het borgen van een professionele bedrijfsvoering in de pluimvee- en eiersector. Een voorbeeld van het treffen van nadere regelingen is het actieplan salmonella. In dat kader zijn de volgende verordeningen tot stand gekomen: de Verordening hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie (PPE) 1999 en de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 1999.
Bevoegdheid als vermeld onder e
De bevoegdheid onder e heeft als functie het (doen) uitvoeren van onderzoek van economische en sociale aard in het belang van de bedrijfstak als geheel. Onderzoek betreft bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden. Een ander voorbeeld betreft onderzoek op het gebied van voorlichting en imagocampagnes. Het praktijkonderzoek veehouderij is een algemeen onderzoek naar de toekomstige ontwikkelingen in de veehouderij.
Bevoegdheid als vermeld onder f
Tot deze bevoegdheid behoren bijvoorbeeld activiteiten op het gebied van leeftijdsbewust personeelsbeleid. Ondersteuning wordt gegeven aan (de verbetering van) de vakopleidingen en training van werknemers in de sectoren pluimvee en eieren. Daarnaast wordt getracht het vakgebied aantrekkelijk te maken voor potentiële werknemers en leerlingen. Hiernaast worden contacten onderhouden met de beroepsopleidingen van de sector.
Bevoegdheid als vermeld onder g
Ten behoeve van een aantal activiteiten van het productschap zijn op basis van verordeningen fondsen ingesteld. Het betreft o.a. de Verordening fonds voor onderzoek en ontwikkeling (PPE) 2003, de Verordening gezondheidsfonds (PPE) 2003, de Verordening Fonds voor kwaliteitsverbetering (PPE) 2003 en de Verordening Veeziektefonds (PPE) 2000.
De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening. Er worden subsidies verleend voor onderzoek door instanties als TNO, het Praktijkonderzoek veehouderij en ID-Lelystad. De uitgevoerde projecten houden bijvoorbeeld verband met het gebruik van bedrijfseigen vaccins in vleeskuikens tegen salmonella, onderzoek naar een combikoelsysteem voor pluimvee en alternatieve strooiselsystemen voor leghennen.
7. Rechtspositie medewerkers productschap
Het opnieuw instellen van het Productschap Pluimvee Eieren heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 9 van het instellingsbesluit, geen gevolgen voor de betrokken medewerkers in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin.
Het bestuur van het onderhavige bedrijfslichaam is niet paritair samengesteld overeenkomstig artikel 73 Wbo. De bijzondere omstandigheid, die afwijking van de hoofdregel mogelijk maakt, is het verschil in organisatie van ondernemers en werknemers. Aan ondernemerszijde zijn de organisatorische verbanden onderscheiden naar de geledingen binnen de bedrijfskolom waarop de werkingssfeer van het bedrijfslichaam berust. Aan werknemerskant zijn de organisaties niet aan die lijnen gekoppeld; ze zijn namelijk beperkter in aantal en een paritaire samenstelling zou een te grote personele belasting voor die organisaties opleveren.
Dit artikel bevat bepalingen over derdenbinding. Van deze bevoegdheid is in het verleden middels de Verordening NCD Bestrijding (New castle disease) gebruik gemaakt door bij een uitbraak van dierziekte inenting te verplichten.
Het Productschap Pluimvee en Eieren kan aan de ondernemingen die onder de werkingssfeer vallen een heffing opleggen. Deze heffing is veelal gerelateerd aan de productie, het aantal gehouden dieren dan wel aan het aantal kilo geslacht gewicht.
Het is mogelijk dat een deel van de op te leggen heffing bestaat uit een (basis)bedrag, dat voor alle relevante ondernemingen gelijk is.
Ter financiering van specifieke doeleinden kan een zogenoemde bestemmingsheffing worden vastgesteld.
Op grond van artikel 9 gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen, de archiefbescheiden en de afhandeling van procedures over naar het opnieuw ingestelde Productschap Pluimvee en Eieren. Ook de door het «oude» productschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten blijven van kracht. Bij de inwerkingtreding van dit besluit verliest de verordening van de raad waarbij het oude productschap werd ingesteld haar rechtskracht (Artikel XIV, tweede lid van de wet van 3 april 1999, Stb. 253)
De zittingsperiode van het eerste bestuur eindigt op 1 januari 2006. Ook met betrekking tot de bestuursleden van diverse andere opnieuw in te stellen bedrijfslichamen van wie de zittingsperiode aanvangt op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende instellingsbesluit, is of zal worden bepaald dat deze zittingsperiode eindigt op 1 januari 2006.
Artikel 76, eerste lid van de wet biedt de mogelijkheid om van de hoofdregel dat bestuursleden om de twee jaar aftreden, af te wijken. Door middel van deze afwijking wordt een zekere mate van synchronisatie van de zittingsduur van de bestuursleden van de opnieuw ingestelde bedrijfslichamen bereikt. Voor leden van de daaropvolgende besturen geldt weer de regel dat zij om de twee jaar aftreden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Geleding | totaal omzet in € | Omzet lidondernemingen in € | Organisatiegraad in % |
---|---|---|---|
de pluimveehouderij | 1137 mln. | 852 mln. | 75 |
de verwerkende industrie en de groothandel in eieren | 542 mln. | 419 mln. | 77 |
de verwerkende industrie en de groothandel in pluimvee, wild en tamme konijnen | 1052 mln. | 1006 mln. | 96 |
de detailhandel in eieren en pluimvee* | 5827 | 5373 | 92 |
* Representativiteit van deze geleding uitgedrukt in aantal verkooppunten.
N.B. Informatie afkomstig van het productschap en van de dragende organisaties.
Informatie over het jaar 2001, informatie over geleding pluimveehouderij over het jaar 2000.
Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren
Land- en Tuinbouworganisatie Nederland
Nederlandse Bond van Poeliers en Wildhandelaren
Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie
Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders van de drie
Centrale Landbouw Organisaties
Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
FNV Bondgenoten
CNV Dienstenbond
CNV BedrijvenBond
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 mei 2004, nr. 89.
SER-rapport «Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen» (Publicatie 97/11).
Nevedi heeft een soortgelijk verzoek gedaan voor participatie in het Productschap Vee en Vlees en het Produktschap Zuivel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.