Wet van 21 februari 2004 tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn nr. 2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan richtlijn nr. 2000/43/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PbEG L 180) en richtlijn nr. 2000/78/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PbEG L 303) en dat daartoe de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet gelijke behandeling1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt een paragraafaanduiding geplaatst, luidende:

§ 1. Algemene bepalingen

B

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe;.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid houdt mede in een verbod van intimidatie.

  • 2. Onder intimidatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: gedrag dat met de hoedanigheden of gedragingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

  • 3. Op het in deze wet neergelegde verbod van intimidatie zijn niet van toepassing de artikelen 2, 5, tweede tot en met zesde lid, 6a, tweede lid, en 7, tweede en derde lid.

D

Voor artikel 2 wordt een paragraafaanduiding geplaatst, luidende:

§ 2. Algemene uitzonderingen

E

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet, indien het onderscheid een specifieke maatregel betreft die tot doel heeft vrouwen of personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de gronden ras of geslacht op te heffen of te verminderen en het onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van ras geldt niet:

    a. in gevallen waarin uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon bepalend zijn, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is;

    b. indien het onderscheid betrekking heeft op uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon en vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is.

F

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b wordt de puntkomma vervangen door een punt.

2. Onderdeel c vervalt.

G

Voor artikel 5 wordt een paragraafaanduiding geplaatst, luidende:

§ 3. Bepalingen op het terrein van de arbeid en het vrije beroep

H

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdelen b tot en met f, worden geletterd c tot en met g.

2. In het eerste lid wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b: arbeidsbemiddeling;

3. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel f, wordt «en» vervangen door een puntkomma.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een puntkomma wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. arbeidsomstandigheden.

I

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. Onderscheid is verboden bij het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij een werkgevers- of werknemersorganisatie of een vereniging van beroepsgenoten, alsmede bij de voordelen die uit dat lidmaatschap of uit die betrokkenheid voortvloeien.

  • 2. Het eerste lid laat onverlet:

    a. de vrijheid van een op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging om eisen te stellen, die gelet op haar doel, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat en

    b. de vrijheid van een op politieke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging om eisen te stellen, die gelet op haar doel, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

J

Voor artikel 7 wordt een paragraafaanduiding geplaatst, luidende:

§ 4. Overige bepalingen op sociaal-economisch terrein

K

In artikel 7, eerste lid, wordt «het aanbieden van goederen of diensten» vervangen door: «het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten» en wordt «bij het geven van» vervangen door: bij het geven van loopbaanoriëntatie en.

L

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Onverminderd artikel 7 is onderscheid op grond van ras verboden bij sociale bescherming, daaronder begrepen sociale zekerheid, en sociale voordelen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de begrippen sociale bescherming, sociale zekerheid en sociale voordelen, bedoeld in het eerste lid, worden omschreven. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

M

Voor artikel 8 wordt een paragraafaanduiding geplaatst, luidende:

§ 5. Bescherming en handhaving

N

In artikel 8, eerste lid, wordt na «in strijd met artikel 5» het woord «of» vervangen door een komma en wordt na «op artikel 5» ingevoegd: of terzake bijstand heeft verleend.

O

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

Het is verboden personen te benadelen wegens het feit dat zij in of buiten rechte een beroep hebben gedaan op deze wet of ter zake bijstand hebben verleend.

P

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10

  • 1. Indien degene die meent dat in zijn nadeel een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in deze wet, in rechte feiten aanvoert die dat onderscheid kunnen doen vermoeden, dient de wederpartij te bewijzen dat niet in strijd met deze wet is gehandeld.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op vorderingen als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en op beroepen ingesteld in bestuursrechtelijke procedures door belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2001 ingediende voorstel van wet, houdende gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nrs. 1–2)2 tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe;.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid houdt mede in een verbod van intimidatie.

  • 2. Onder intimidatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: gedrag dat verband houdt met handicap of chronische ziekte en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

  • 3. Op het in deze wet neergelegde verbod van intimidatie is artikel 3 niet van toepassing.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. het onderscheid een specifieke maatregel betreft die tot doel heeft personen met een handicap of chronische ziekte een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de gronden handicap of chronische ziekte op te heffen of te verminderen en het onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

D

In artikel 4 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. arbeidsomstandigheden.

E

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Onderscheid is verboden bij het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij een werkgevers- of werknemersorganisatie of een vereniging van beroepsgenoten, alsmede bij de voordelen die uit dat lidmaatschap of uit die betrokkenheid voortvloeien.

F

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

Onverminderd artikel 7 is het verboden personen te benadelen wegens het feit dat zij in of buiten rechte een beroep hebben gedaan op deze wet of ter zake bijstand hebben verleend.

G

Aan artikel 8 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op vorderingen als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en op beroepen ingesteld door belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL III

De Wet bescherming persoonsgegevens3 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 18, onderdeel b, wordt «teneinde feitelijke ongelijkheden op te heffen of te verminderen» vervangen door: ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de grond ras op te heffen of te verminderen en.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: EG-implementatiewet Awgb.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 februari 2004

Beatrix

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Uitgegeven de dertigste maart 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1994, 230, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.

XNoot
2

Stb. 2003, 206.

XNoot
3

Stb. 2000, 302, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2004, Stb. 50.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 770.

Handelingen II 2003/2004, blz. 654–655.

Kamerstukken I 2003/2004, 28 770 (A, B, C, D).

Handelingen I 2003/2004, blz. 765.

Naar boven