Besluit van 19 december 2003, houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de teelt, van de be- en verwerking van en de handel in fruit, groenten en siergewassen (Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/88544, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, 76, eerste lid, 88a, 102, tweede lid, en 126, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 12 december 2003, nr. W12030485/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/95713, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

c. het productschap: het Productschap Tuinbouw;

d. sectorcommissie: orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet.

Artikel 2

  • 1. In dit besluit wordt onder handel mede de werkzaamheid van tussenpersonen verstaan.

  • 2. In dit besluit wordt onder handel niet de doorvoer- en driehoekshandel verstaan.

§ 2 Het productschap

Artikel 3

  • 1. Er is een Productschap Tuinbouw.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin:

    a. de teelt van fruit, groenten of siergewassen wordt uitgeoefend;

    b. fruit, groenten of daaruit verkregen producten, met uitzondering van slaggrondnoten en kopra, worden be- of verwerkt;

    c. de handel wordt uitgeoefend in:

    1°. fruit, met uitzondering van slaggrondnoten en kopra;

    2°. groenten, met uitzondering van zaden van groenten;

    3°. siergewassen of delen daarvan, met uitzondering van voortkwekingsmateriaal van bloemgewassen en van zaden van bloemgewassen, bloemkwekerijproducten en boomkwekerijproducten;

    d. hovenierswerkzaamheden worden verricht.

  • 3. Het productschap is mede ingesteld voor veilingen van de in het tweede lid bedoelde producten.

  • 4. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. fruit: vers fruit, bewerkt en verwerkt fruit;

    b. groenten: verse groenten, bewerkte en verwerkte groenten, alsmede verse, bewerkte of verwerkte uien, eetbare zwammen, specerijen, specerijgewassen, consumptiespecerijzaden, zaden van groenten, plantgoed van groenten en aardbeien met uitzondering van plantsjalotten en plantuitjes, groen geoogste landbouwpeulvruchten, noten, kruiden;

    c. siergewassen: bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, daaronder begrepen voortkwekingsmateriaal en zaden; bloemkwekerijproducten, daaronder begrepen voortkwekingsmateriaal en zaden; boomkwekerijproducten, daaronder begrepen voortkwekingsmateriaal en zaden; vruchtbomen – met inbegrip van kleinfruitteeltgewassen –, vruchtboomonderstammen, plantgoed van aardbeien, bos- en hoogplantsoen, rozenonderstammen, kerstbomen en in het wild gegroeide producten, welke met het oog op de sierwaarde in het economisch verkeer worden ingebracht.

  • 5. Het productschap is gevestigd te Zoetermeer.

Artikel 4

Het bestuur van het productschap bestaat uit 24 leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van het voortkwekingsmateriaal: een lid door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de teelt: zes leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van het veilingwezen: twee leden door organisaties van ondernemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de industrie: een lid door organisaties van ondernemers;

e. voor ondernemingen op het gebied van de handel: vijf leden door organisaties van ondernemers;

f. voor ondernemingen op het gebied van het hoveniersbedrijf: een lid door organisaties van ondernemers; en

g. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: acht leden door organisaties van werknemers.

Artikel 5

  • 1. Het productschap heeft commissies voor aangelegenheden betreffende:

    a. bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen;

    b. bloemkwekerijproducten;

    c. boomkwekerijproducten;

    d. groenten en fruit;

    e. hovenierswerkzaamheden;

    f. energie.

  • 2. De leden van de commissies worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen voor de in artikel 6 tot en met artikel 11 genoemde commissies, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De zittingsperiode van de leden van de commissies valt samen met die van de leden van het bestuur van het productschap.

  • 5. De voorzitter van het productschap is tevens voorzitter van de commissies.

  • 6. De commissies dienen elk voor haar werkgebied het bestuur van advies, voeren de door het bestuur aan hen gedelegeerde taken uit en kunnen elk voor haar werkgebied voorstellen doen voor door het bestuur vast te stellen verordeningen.

Artikel 6

De Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen bestaat uit achttien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van het uitgangsmateriaal: een lid door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de bloementeelt en het veilingwezen van bloembollen: zes leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers;

voor ondernemingen op het gebied van de handel in bloembollen: vijf leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers.

Artikel 7

De Commissie voor bloemkwekerijproducten bestaat uit achttien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de bloemkwekerij: zeven leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel in bloemkwekerijproducten: twee leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in bloemkwekerijproducten: drie leden door organisaties van ondernemers;

voor de ondernemingen bedoeld onder b. en c. in dit artikel: drie leden door organisaties van werknemers.

Artikel 8

De Commissie voor boomkwekerijproducten bestaat uit zeventien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de boomkwekerij: vijf leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van het tuincentrabedrijf: een lid door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de handel in boomkwekerijproducten: vijf leden door organisaties van ondernemers;

d. voor de ondernemingen bedoeld onder b. en c. in dit artikel: drie leden door organisaties van werknemers.

Artikel 9

De Commissie voor groenten en fruit bestaat uit 23 leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de teelt van groenten en fruit: zeven leden door organisaties van ondernemers en zes leden door organisaties van werknemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de groenten- en fruitbe- en verwerkende industrie: een lid door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en de werkzaamheid van tussenpersonen in groenten en fruit: twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in groenten en fruit: twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers.

Artikel 10

De Commissie voor hovenierswerkzaamheden bestaat uit acht leden. Daarvan worden vijf leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers benoemd.

Artikel 11

De Commissie voor energie bestaat uit zeven leden. Daarvan worden vijf leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 12

Het productschap is bevoegd tot de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan met uitzondering van de onderdelen:

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen.

Artikel 13

  • 1. Een verordening als bedoeld in artikel 93, artikel 119, artikel 123 of artikel 126 van de wet die naar het oordeel van het bestuur ligt op het werkgebied van een sectorcommissie, stelt het bestuur vast na advies van die sectorcommissie.

  • 2. Een besluit met betrekking tot andere aangelegenheden dat naar het oordeel van het bestuur ligt op het werkgebied van een sectorcommissie, stelt het bestuur vast na advies van die commissie.

Artikel 14

  • 1. Het productschap legt een heffing als bedoeld in artikel 126, eerste lid van de wet op gebaseerd op een grondslag welke het bestuur passend acht, met dien verstande dat het tarief voor bepaalde in de heffingsverordening aangewezen ondernemingen of groepen van ondernemingen verschillend kunnen zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.

  • 2. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het productschap in verband met die bestemming passend acht.

§ 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

  • 1. Het bij verordening van de raad van 17 april 1998 ingestelde Productschap Tuinbouw wordt opgeheven.

  • 2. Verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld door het bij verordening van de raad van 17 april 1998 ingestelde Productschap Tuinbouw blijven van kracht tot de datum waarop de door het op grond van dit besluit ingestelde Productschap Tuinbouw vastgestelde verordeningen en andere besluiten terzake in werking zullen treden.

  • 3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het bij verordening van de raad van 17 april 1998 ingestelde Productschap Tuinbouw, gaan over naar het op grond van dit besluit ingestelde Productschap Tuinbouw.

  • 4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het bij verordening van de raad van 17 april 1998 ingestelde Productschap Tuinbouw worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het op grond van dit besluit ingestelde Productschap Tuinbouw.

Artikel 16

De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op

1 januari 2006.

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 19 december 2003

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de dertigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Op grond van artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo), zoals gewijzigd bij wet van 3 april 1999 (Stb. 1999, 253), moet de instelling van een bedrijfslichaam bij algemene maatregel van bestuur plaatsvinden. Met het onderhavige besluit wordt het Productschap Tuinbouw (productschap), ingesteld bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (de raad) van 17 april 1998, opnieuw ingesteld.

2. Hergroepering bedrijfslichamen: zelfstandig bestaansrecht voor het Productschap Tuinbouw

In het ter uitvoering van de motie Wiebenga d.d. 22 juni 19931aan de Tweede Kamer toegezonden Standpunt van het kabinet over de toekomst van het PBO-stelsel2en het Nader standpunt van het kabinet over de toekomst van het PBO-stelsel3werd aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur door middel van hergroepering tot een aanzienlijke reductie van het aantal bedrijfslichamen wenste te komen. Het kabinet besloot dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de hergroepering. De raad is gevraagd een en ander te coördineren.

De Bestuurskamer, een commissie van de raad, heeft op basis van een rapport van de door haar ingestelde adviesgroep haar standpunt bepaald en dit op 26 november 1997 uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid4.

In het standpunt heeft de Bestuurskamer met betrekking tot het onderhavige productschap de conclusie getrokken dat dit als zelfstandig bedrijfslichaam in het gemoderniseerde PBO-stelsel kan blijven functioneren. Hoewel ook kennis is genomen van suggesties om te komen tot één groot cluster voor de akker- en tuinbouw gezamenlijk, is hier van afgezien in het kader van de hergroeperingoperatie. De functionaliteit en herkenbaarheid van de betrokken sectoren zouden hiermee niet worden gediend.

Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 aan de Bestuurskamer ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het productschap.

3. Representativiteit

De Bestuurskamer hanteert bij de advisering over de instelling van bedrijfslichamen het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen (hierna: het besluit). Dit besluit wordt ook gehanteerd bij de bij het instellingsbesluit in te stellen organen op grond van artikel 88a van de Wbo.

Artikel 2 van het besluit bepaalt dat de Bestuurskamer niet tot instelling van een bedrijfslichaam dan wel organen als bedoeld in artikel 88a Wbo adviseert dan nadat haar is gebleken dat een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers daarmee instemt.

Voor de beoordeling van de representativiteit van de ondernemersorganisaties is in dit geval gebruik gemaakt van de maatstaven omzet en ledenondernemingen. In bijlage A zijn de bevindingen over het productschap en bijbehorende commissies ex artikel 88a van de Wbo aan de hand van bedoelde maatstaven nader in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat het productschap zelf en alle commissies voldoen aan de representativiteitseis die het besluit in artikel 3 aan ondernemerszijde stelt. De representativiteit van de organisaties die de instelling van het productschap en deze overige commissies steunen, bedraagt steeds ten minste 55% aan de hand van één van de gehanteerde maatstaven met uitzondering van de handelsgeleding in de Sectorcommissie voor boomkwekerijproducten. Hier bedraagt de representativiteit van de betrokken organisaties ten minste 50% aan de hand van beide maatstaven.

Blijkens artikel 4 van het besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer werknemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, Dienstenbond CNV en De Unie, de bij het productschap betrokken werknemersorganisaties, steunen de instelling van dit productschap en zijn voor de werkingssfeer representatieve werknemersorganisaties.

4. SER-Advies

De Bestuurskamer heeft geconstateerd dat voldaan wordt aan de representativiteitseisen die het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen stelt. In lijn met deze bevindingen adviseert de Bestuurskamer tot het opnieuw instellen van het productschap met inbegrip van de resterende commissies ex artikel 88a van de Wbo.

Alvorens dit advies vast te stellen, zijn de in bijlage B bij het ontwerpinstellingsbesluit opgenomen representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers, conform het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Wbo hierover gehoord. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

5. Werkingssfeer

De werkingssfeer van het Productschap Tuinbouw is op hoofdlijnen gelijk gebleven aan de werkingssfeer zoals deze was bepaald in de Instellingsverordening van 17 april 1998. Onder de werkingssfeer van het productschap valt echter niet langer vruchtenwijn.

De Bestuurskamer ontving van de twee huidige Nederlandse vruchtenwijnproducenten, een verzoek om te bevorderen dat het product vruchtenwijn onder de werkingssfeer van het Productschap Wijn wordt gebracht. Verzoekers wezen er op dat het product vruchtenwijn heden ten dage als gelijksoortig (fiscaal en warenwetrechtelijk) aan druivenwijn wordt beschouwd. Om die reden zijn zij van mening dat aansluiting bij en vertegenwoordiging door het Productschap Wijn het meest voor de hand ligt. Het verzoek had de instemming van de dragende organisaties van het Productschap Wijn.

De Bestuurskamer heeft het verzoek voorgelegd aan de bij het Productschap Tuinbouw betrokken organisaties met de vraag of zij hiermee kunnen instemmen. Deze organisaties hebben aangegeven geen bezwaar tegen inwilliging van het verzoek te hebben.

6. Bevoegdheden

Dit besluit vervangt de Instellingsverordening Productschap Tuinbouw 1998. Het besluit is niet geheel gelijkluidend aan de instellingsverordening uit 1998. De wijzigingen zijn ingegeven door de gewijzigde Wbo en liggen in de sfeer van de bevoegdheden, die thans voor een groot deel rechtstreeks aan de wet worden ontleend.

In artikel 93, tweede lid, van de Wbo is aangegeven dat het productschap bevoegd is tot de regeling of nadere regeling van een aantal onderwerpen of onderdelen daarvan. Het productschap is gerechtigd om een regeling te treffen met betrekking tot de in artikel 93, tweede lid, genoemde onderwerpen, met uitzondering van de volgende onderdelen:

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen.

De onderwerpen waartoe de bevoegdheden zich wel uitstrekken, zijn:

a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voor zover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

Bevoegdheden als vermeld onder a

De bevoegdheid genoemd onder a is onmisbaar voor het functioneren van het productschap als publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. De te verstrekken gegevens dienen onder meer als basis voor de aan de bedrijfsgenoten op te leggen heffingen.

Bevoegdheden als vermeld onder b

De bevoegdheid onder b is onder meer nodig voor de normalisatie of standaardisatie van producten en productieprocessen met name in relatie tot arbeidsomstandigheden, milieu, kwaliteitszorg en afzetbevordering op de binnenlandse en buitenlandse markten. De Verordening PT verduurzaamde champignons 2000 vormt hiervan een voorbeeld.

Bevoegdheden als vermeld onder g

Voor de verschillende fondsen van het productschap zijn de bevoegdheden onder g van belang. Deze fondsen zijn voor specifieke financiering van de activiteiten van het productschap van belang. Zo is het financieringsfonds Energie ingesteld voor de financiering van maatregelen gericht op de verbetering van energie-efficiëntie en de toepassing van duurzame energie zoals onderzoek, voorlichting en demonstratieprojecten.

7. Rechtspositie medewerkers productschap

De herinstelling van het productschap heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 15 van het instellingsbesluit, geen gevolgen voor de betrokken medewerkers in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin. Bij het productschap zijn momenteel in totaal ongeveer 190 werknemers in dienst.

8. Kabinetsstandpunt

Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het onderhavige bedrijfslichaam. Het bestaan van een bedrijfslichaam dient gebaseerd te zijn op de behoefte van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de betreffende bedrijfssector. Naar het oordeel van het kabinet beschikt het productschap over een dergelijk draagvlak. In dat oordeel sluit het kabinet aan bij de criteria als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet en neergelegd in de Verordening representativiteit organisaties, en het daarop vastgestelde Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. Wat de werkingssfeer betreft volgt het kabinet het advies van de Bestuurskamer zoals uiteengezet onder punt 5.

Artikelen

Artikel 2, tweede lid

De doorvoer- en driehoekshandel zijn van de werkingssfeer van dit besluit uitgezonderd. Dit zijn handelsvormen waarbij producten buiten de douaneformaliteiten blijven en niet in Nederland worden ingeklaard.

Artikel 5

Het productschap kende voorheen zeven commissies ex artikel 88a van de Wbo. De Sectorcommissie buitenslands verduurzaamde producten is op haar eigen verzoek evenwel omgevormd tot een adviescommissie ex artikel 88 van de Wbo.

Artikelen 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11

Het bestuur van het onderhavige bedrijfslichaam is niet paritair samengesteld. De bijzondere omstandigheid, die afwijking van de hoofdregel mogelijk maakt, is het verschil in organisatie van ondernemers en werknemers. Ook de samenstelling van de commissies is niet paritair. Aan ondernemerszijde zijn de organisatorische verbanden onderscheiden naar de geledingen binnen de bedrijfskolom waarop de werkingssfeer van de bedrijfslichamen en commissies berust. Aan werknemerskant zijn de organisaties niet aan die geledingen gekoppeld. Het aantal werknemersorganisaties is namelijk beperkter en een paritaire samenstelling zou een te grote personele belasting voor die organisaties opleveren.

Artikel 14

Het bestuur is vrij in het kiezen van een toepasselijke grondslag bij het opleggen van een heffing. Het is mogelijk dat de op te leggen heffing geheel of gedeeltelijk bestaat uit een (basis)bedrag dat voor alle relevante ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.

Ter financiering van activiteiten voor specifieke doeleinden kan een zogenoemde bestemmingsheffing worden vastgesteld.

Artikel 15

Op grond dit artikel gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen, de archiefbescheiden en de afhandeling van procedures over naar het opnieuw ingestelde bedrijfslichaam, nl. het Productschap Tuinbouw. Ook de door het «oude» productschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten blijven van kracht. Bij de inwerkingtreding van dit besluit verliest de verordening van de raad waarbij het oude productschap werd ingesteld haar rechtskracht (Artikel XIV, tweede lid van de wet van 3 april 1999, Stb. 253).

Artikel 16

De zittingsperiode van het eerste bestuur eindigt op 1 januari 2006. Ook met betrekking tot de bestuursleden van diverse andere opnieuw in te stellen bedrijfslichamen van wie de zittingsperiode aanvangt op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende instellingsbesluit, is of zal worden bepaald dat deze zittingsperiode eindigt op 1 januari 2006. Artikel 76, eerste lid van de wet biedt de mogelijkheid om van de hoofdregel dat bestuursleden om de twee jaar aftreden, af te wijken. Door middel van deze afwijking wordt een zekere mate van synchronisatie van de zittingsduur van de bestuursleden van alle schappen bereikt. Voor leden van de daaropvolgende besturen geldt weer de regel dat zij om de twee jaar aftreden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

BIJLAGE A

REPRESENTATIVITEIT PRODUCTSCHAP TUINBOUW BESTUUR

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Uitgangsmateriaal  75%*    
Teelt57 745 37 923 66% 9 746 437 5384 810 850 000 72%
Veilingen 19 9 47%5 690 136 600 4 690 804 000 82%
Handel31 165 14 619 45% 6 090 000 0002 259 090 000 68%
Hoveniers 3 247 1 23438% 1 131 425 333 848 569 000 75%
Industrie109 48 44% 1 549 295 774 1 100 000 00071%

* Uit onderzoek door de SER is gebleken dat Plantum NL tenminste dit percentage van de ondernemingen op het gebied van het uitgangsmateriaal vertegenwoordigt.

SECTORCOMMISSIE VOOR BOLLEN, KNOLLEN EN WORTELSTOKKEN VAN BLOEMGEWASSEN

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Teelt 5 810 4 30474% 4 629 010 780 4 171 125.000 90%
Handel327 179 55% 872 098 130 811 923 00093%

SECTORCOMMISSIE VOOR BLOEMKWEKERIJPRODUCTEN

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Teelt 12 9187 242 56% 14 473 285 433 10 161 389 00070%
Handel 30 640 14 093 46%10 372 993 970 6 139 273 000 59%

SECTORCOMMISSIE VOOR BOOMKWEKERIJPRODUCTEN

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Ondernemers 2 900 2 000 69%590 000 000 384 000 000 65%
Handel 3 4791 725 50% 1 281 930 302 658 436 000 51%
Tuincentra 744 432 58% 2 906 232 6002 586 547 000 89%

SECTORCOMMISSIE VOOR GROENTEN EN FRUIT

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Teelt 21 061 14 687 70%2 662 829 000 1 564 978 000 59%
Verwerkende industrie 109 4844% 1 549 295 7741 100 000 000 71%
Groothandel 1 114 62456% 8 168 042.666 6 126 032.000 75%
Detailhandel 7 741 6 050 78%

SECTORCOMMISSIE VOOR HOVENIERSWERKZAAMHEDEN

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Ondernemers 3 247 1 234 38%1 131 408 848 569 000 75%

SECTORCOMMISSIE VOOR ENERGIE

AchtergrondTotaal aantal ondernemingen Lid ondernemingen percentage Totaal omzet € Omzet leden €percentage
Ondernemers 39 799 24 763 62%7 443 382 952 3 445 060 000 47%

BIJLAGE B

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS

– Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur

– Land- en Tuinbouworganisatie Nederland

– Nederlandse Bond van Boomkwekers

– Nederlandse Fruittelers Organisatie

– Plantum NL

– Vereniging Paddestoelenteelt Nederland

– Bond van Bloembollenveilingen

– Dutch Produce Association

– Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland

– Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende Industrie

– Nederlandse Werkgeversvereniging van Groen- en Tuincentra

– Bond van Detail-bloembollenhandelaren

– Bond van Detailhandelaren in Aardappelen, Groenten en Fruit «AGF Detailhandel Nederland»

– Bond voor de Groothandel in Bloembollen en Boomkwekerijproducten

– Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel

– Frugi Venta

– VBW Centrale Vereniging Bloemendetailhandel

– Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel

– Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten

– Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners

ORGANISATIES VAN WERKNEMRS

– CNV BedrijvenBond

– CNV Dienstenbond

– De Unie

– FNV Bondgenoten


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.

XNoot
1

TK 1992–1993, 21 427, nr. 45.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr. 1.

XNoot
3

TK 1996–1997, 25 091, nr. 2.

XNoot
4

SER-rapport «Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen» (Publicatie 97/11).

Naar boven