Besluit van 19 december 2003, houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in akkerbouwproducten (Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 november 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/88538 gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, tweede lid, 76, eerste lid, 88a, 102, tweede lid en 126, derde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2003, nr. W12.03.0490/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/95711, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I: BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

c. hoofdproductschap: Hoofdproductschap Akkerbouw;

d. productschap: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, onderscheidenlijk Productschap Diervoeder, onderscheidenlijk Productschap Wijn;

e. commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet.

Artikel 2

  • 1. In dit besluit wordt onder handel mede de werkzaamheid van tussenpersonen verstaan.

  • 2. In dit besluit wordt onder handel niet de doorvoer- en driehoekshandel verstaan.

  • 3. In dit besluit wordt onder diervoeder verstaan iedere stof bestemd om te worden gebruikt als, of te worden verwerkt in, voer voor dieren.

HOOFDSTUK II: HET HOOFDPRODUCTSCHAP

Artikel 3

  • 1. Er is een Hoofdproductschap Akkerbouw.

  • 2. Het hoofdproductschap is ingesteld voor de ondernemingen:

    a. waarvoor in het derde hoofdstuk van dit besluit een productschap is ingesteld;

    b. waar akkerbouwgewassen worden geteeld, andere dan waarvoor in het derde hoofdstuk een productschap is ingesteld;

    c. waarin de handel wordt uitgeoefend in aardappelen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen, met uitzondering van pootaardappelen;

    d. waarin aardappelen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;

    e. waarin de handel in vlas of hennep of producten daarvan wordt uitgeoefend;

    f. waarin vlas of hennep wordt verwerkt;

    g. waarin de handel wordt uitgeoefend in thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen;

    h. waarin thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen.

  • 3. Als ondernemingen bedoeld in het tweede lid, onder h worden mede aangemerkt de veilingen van de aldaar bedoelde producten.

  • 4. In dit artikel wordt verstaan onder akkerbouwgewassen: alle plantaardige producten welke ontstaan als gevolg van het bewerken van bouwland, niet zijnde groenten en fruit.

  • 5. Het hoofdproductschap is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 4

Het bestuur van het hoofdproductschap bestaat uit zeventien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de teelt: drie leden door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerkende industrie met ten minste 100 werknemers: drie leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de handel, met uitzondering van de detailhandel: vier leden door organisaties van ondernemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking met ten hoogste 100 werknemers, alsmede de detailhandel: één lid door organisaties van ondernemers; en

e. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: zes leden door organisaties van werknemers.

Artikel 5

  • 1. Het hoofdproductschap heeft commissies voor aangelegenheden in de:

    a. aardappelsector, te weten de Commissie Aardappelen;

    b. vlassector, te weten de Commissie Vlas.

  • 2. De leden van de commissies worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen voor de in artikel 6 en artikel 7 genoemde commissies, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen, tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De voorzitter van het hoofdproductschap is tevens voorzitter van de commissies.

  • 5. De zittingsperiode van de leden van de commissies valt samen met die van de leden van het bestuur van het hoofdproductschap.

  • 6. De commissies dienen het bestuur van advies, voeren de door het bestuur aan hen gedelegeerde taken uit en kunnen voorstellen doen voor door het bestuur vast te stellen verordeningen.

Artikel 6

De Commissie Aardappelen bestaat uit elf leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de teelt van aardappelen: twee leden door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de aardappelbe- en verwerkende industrie: twee leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel, de werkzaamheid van tussenpersonen en de detailhandel in aardappelen en daaruit verkregen producten: twee leden door organisaties van ondernemers;

d. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: vijf leden door organisaties van werknemers.

Artikel 7

De Commissie Vlas bestaat uit dertien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de teelt van vlas: drie leden door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking van vlas en de handel in vlas en vlasproducten: vier leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking van en de handel in (zaai)lijnzaad: twee leden door organisaties van ondernemers;

d. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: vier leden door organisaties van werknemers.

HOOFDSTUK III: DE PRODUCTSCHAPPEN

§ 1: Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten

Artikel 8

  • 1. Er is een Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor ondernemingen waarin wordt uitgeoefend:

    a. de teelt, handel of be- en verwerking van granen, landbouwpeulvruchten, fijne zaden, boekweit, hop, cichorei – of witlofwortels en uitheemse zetmeelrijke producten of producten daarvan, met uitzondering van ondernemingen waarin diervoeder wordt bereid of de handel in diervoeder wordt uitgeoefend, azijn wordt bereid of de handel in azijn wordt uitgeoefend, alsmede ondernemingen, waarin gedistilleerde dranken worden bereid of verhandeld of de binnenlandse handel in bier wordt uitgeoefend;

    b. de kweek, teelt, handel of bewerking van landbouwzaaizaden;

    c. de teelt en handel van oliehoudende zaden.

  • 3. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. gedistilleerde dranken: de alcoholhoudende producten welke al dan niet na be- of verwerking kunnen dienen tot menselijke consumptie en waarvoor in geval van ge- of verbruik hier te lande gedistilleerd accijns verschuldigd is, met uitzondering van spiritus en moutwijn;

    b. landbouwzaaizaden: alle zaaizaden, met uitzondering van zaaizaden van groentegewassen, specerijgewassen, kruiden, siergewassen en bomen en van voor zaaidoeleinden bestemde specerijzaden.

  • 4. Het productschap is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 9

Het bestuur van het in artikel 8 genoemde productschap bestaat uit 23 leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van het kweekbedrijf voor en de groothandel en detailhandel in landbouwzaaizaden: twee leden door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de teelt van granen, zaden, landbouwpeulvruchten en landbouwzaaizaden: drie leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van het meel- en bloemproducerende bedrijf: één lid door organisaties van ondernemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de overige graanbe- en verwerkende industrie: twee leden door organisaties van ondernemers;

e. voor ondernemingen op het gebied van de bakkerij: één lid door organisaties van ondernemers;

f. voor ondernemingen op het gebied van de meelbe- en verwerkende industrie: twee leden door organisaties van ondernemers;

g. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en de werkzaamheid van tussenpersonen in granen, zaden, landbouwpeulvruchten, meel en bloem: drie leden door organisaties van ondernemers;

h. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel in voor menselijke consumptie geschikte, uit granen, zaden of landbouwpeulvruchten verkregen producten: één lid door organisaties van ondernemers;

i. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in voor menselijke consumptie geschikte, uit granen, zaden of landbouwpeulvruchten verkregen producten: één lid door organisaties van ondernemers; en

j. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: zeven leden door organisaties van werknemers.

Artikel 10

  • 1. Het in artikel 8 genoemde productschap heeft een commissie voor aangelegenheden in de industriële broodbakkerij en de ambachtelijke brood- en banketbakkerij, te weten de Commissie Brood en Banket.

  • 2. De leden van de commissie worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen voor de commissie, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen, tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De voorzitter van het productschap is tevens voorzitter van de commissie.

  • 5. De zittingsperiode van de leden van de commissie valt samen met die van de leden van het bestuur van het productschap.

  • 6. De commissie dient het bestuur van advies, voert de door het bestuur aan hem gedelegeerde taken uit en kan voorstellen doen voor door het bestuur vast te stellen verordeningen.

Artikel 11

De Commissie Brood en Banket bestaat uit negen leden. Hiervan worden zes leden door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers benoemd.

§ 2: Productschap Diervoeder

Artikel 12

  • 1. Er is een Productschap Diervoeder.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor ondernemingen waarin:

    a. voedergewassen worden geteeld;

    b. diervoeder als bijproduct wordt verkregen;

    c. producten van welke aard ook worden verwerkt tot diervoeder, dan wel diervoeder wordt bewerkt;

    d. diervoeder wordt vervoederd,

    e. de handel in diervoeder wordt uitgeoefend.

  • 3. Het productschap is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 13

Het bestuur van het in artikel 12 genoemde productschap bestaat uit 30 leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de agrarische voortbrenging: twee leden door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de mengvoederindustrie: zes leden door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de overige diervoeder- en de diervoedergrondstoffenindustie: vier leden door organisaties van ondernemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder- en diervoedergrondstoffen: vijf leden door organisaties van ondernemers;

e. voor ondernemingen op het gebied van de veehouderij en de pluimveehouderij: twee leden door organisaties van ondernemers; en

f. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: elf leden door organisaties van werknemers.

§ 3: Productschap Wijn

Artikel 14

  • 1. Er is een Productschap Wijn.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor ondernemingen waarin:

    a. de bereiding van wijn of vruchtenwijn plaatsvindt;

    b. de be- of verwerking plaatsvindt van wijn of wijnbouwproducten tot gearomatiseerde wijnen, dranken of cocktails;

    c. het bottelen van wijn of vruchtenwijn plaatsvindt;

    d. de handel wordt uitgeoefend in wijn of wijnbouwproducten, alsmede in vruchtenwijn.

  • 3. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. wijn: de drank die door alcoholische gisting is verkregen uit het sap van verse druiven, ook indien naderhand de alcohol hieraan geheel of gedeeltelijk is onttrokken;

    b. vruchtenwijn: de drank die door alcoholische gisting is verkregen uit het sap van andere vruchten dan verse druiven, ook indien naderhand de alcohol hieraan geheel of gedeeltelijk is onttrokken;

    c. wijnbouwproducten: halfproducten die voortkomen uit het bereidingsproces van wijn en vruchtenwijn.

  • 4. Het productschap is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 15

Het bestuur van het in artikel 14 genoemde productschap bestaat uit vijftien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking van wijn: één lid door organisaties van ondernemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van het agentuurbedrijf van wijnen: één lid door organisaties van ondernemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de invoerhandel in wijnen, tevens groothandel: drie leden door organisaties van ondernemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel in wijnen: één lid door organisaties van ondernemers;

e. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in wijnen: drie leden door organisaties van ondernemers; en

f. voor alle in dit artikel bedoelde ondernemingen: zes leden door organisaties van werknemers.

HOOFDSTUK IV: VERHOUDING TUSSEN HET HOOFDPRODUCTSCHAP EN PRODUCTSCHAPPEN

Artikel 16

  • 1. Het bestuur van een productschap stelt geen verordening vast die in strijd is met een verordening van een ander productschap dan wel van het hoofdproductschap.

  • 2. Het bestuur van een productschap legt een ontwerp van een verordening niet ter goedkeuring voor aan de goedkeurende minister of de raad, indien het bestuur van het hoofdproductschap van oordeel is dat deze verordening in strijd is met een of meer verordeningen van de overige productschappen of van het hoofdproductschap zelf.

  • 3. Het bestuur van het hoofdproductschap stelt een verordening niet vast dan na de besturen van de op grond van hoofdstuk III ingestelde productschappen, welke naar zijn oordeel daarbij zijn betrokken, in de gelegenheid te hebben gesteld van hun zienswijze te doen blijken.

HOOFDSTUK V: BEVOEGDHEDEN

Artikel 17

Het hoofdproductschap en de productschappen zijn bevoegd tot de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan met uitzondering van onderdeel d: de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 18

Bij een op grond van artikel 93, tweede lid, van de wet vastgestelde verordening kan worden bepaald dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het hoofdproductschap of een productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel 19

De door het hoofdproductschap en de productschappen krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen kunnen worden vastgesteld naar een grondslag welke het bestuur passend acht, met dien verstande dat het tarief voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is.

HOOFDSTUK VI: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

  • 1. Het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Diervoeder en het Productschap Wijn worden opgeheven.

  • 2. Verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld door het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Hoofdproductschap Akkerbouw, Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, Productschap Diervoeder en Productschap Wijn blijven van kracht tot de datum waarop de door het hoofdproductschap en de productschappen vastgestelde verordeningen en andere besluiten terzake in werking zullen treden.

  • 3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Hoofdproductschap Akkerbouw, het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Productschap Diervoeder onderscheidenlijk het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Productschap Wijn gaan over naar het hoofdproductschap, het op grond van artikel 8 ingestelde productschap, het op grond van artikel 12 ingestelde productschap onderscheidenlijk het op grond van artikel 14 ingestelde productschap.

  • 4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Hoofdproductschap Akkerbouw, het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Productschap Diervoeder onderscheidenlijk het bij verordening van de raad van 20 juni 1997 ingestelde Productschap Wijn worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het hoofdproductschap, het op grond van artikel 8 ingestelde productschap, het op grond van artikel 12 ingestelde productschap onderscheidenlijk het op grond van artikel 14 ingestelde productschap.

Artikel 21

De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op 1 januari 2006.

Artikel 22

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 23

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 19 december 2003

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de dertigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Op grond van artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo), zoals gewijzigd bij de Wet van 3 april 1999 (Stb. 1999, 253), moet de instelling van een bedrijfslichaam bij algemene maatregel van bestuur plaatsvinden. Met het onderhavige besluit worden het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Diervoeder en het Productschap Wijn, die zijn ingesteld bij SER-verordening van 20 juni 1997, opnieuw ingesteld.

2. Hergroepering bedrijfslichamen: zelfstandig cluster voor akkerbouwproductschappen

Met het Kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel van 28 oktober 19961heeft het toenmalige kabinet een proces in gang gezet tot modernisering van het stelsel van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. In dat kabinetsstandpunt en in het op 4 april 1997 uitgebrachte Nader kabinetsstandpunt over de toekomst van het PBO-stelsel2werd aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur door middel van hergroepering tot een aanzienlijke reductie van het aantal bedrijfslichamen wenste te komen. Het kabinet was het met de opvatting van de SER3eens dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de hergroepering.

De Bestuurskamer van de SER heeft de voornemens en voorkeuren van de bedrijfslichamen geïnventariseerd. Vervolgens heeft de Bestuurskamer hierover haar standpunt bepaald en dit op 26 november 1997 uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid4. In het standpunt heeft de Bestuurskamer met betrekking tot het onderhavige cluster van akkerbouwproductschappen de conclusie getrokken dat dit in de huidige bestuurlijke en organisatorische vorm kan blijven voortbestaan5. De organisatie is zodanig dat het hoofdproductschap bevoegd is ten aanzien van de gehele akkerbouwsector, en de productschappen bevoegd zijn voor hun specifieke sectoraangelegenheden. Het is aan de besturen van de afzonderlijke lichamen overgelaten hun bevoegdheden en onderlinge werkwijze intern te regelen. Uitgangspunt is evenwel dat het hoofdproductschap een coördinerende rol vervult.

3. Representativiteit

De Bestuurskamer hanteert bij de advisering over de instelling van bedrijfslichamen het SER-Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen (hierna: het besluit). Dit besluit wordt ook gehanteerd bij de bij het instellingsbesluit in te stellen organen op grond van artikel 88a van de Wbo. Artikel 2, eerste lid, juncto artikel 1 van het besluit bepaalt dat de Bestuurskamer niet tot «instelling van een bedrijfslichaam dan wel organen» als bedoeld in artikel 88a adviseert dan nadat haar is gebleken dat een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers daarmee instemt.

Voor de beoordeling van de representativiteit van de bij de onderhavige akkerbouwschappen betrokken ondernemersorganisaties is steeds gebruik gemaakt van de maatstaven omzet (uitgedrukt in standaardbedrijfseenheden (sbe)6, geldswaarde, tonnage of hectoliters) en ledenondernemingen. In bijlage A worden de bevindingen per schap en bijbehorende commissies(s) aan de hand van bedoelde maatstaven nader in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat per (hoofd)productschap en per commissie voldaan wordt aan de representativiteitseis die het besluit in artikel 3, onder a, aan ondernemerszijde stelt. De representativiteit van de organisaties die de instelling van de onderhavige schappen en commissies steunen, bedraagt steeds ten minste 55% aan de hand vanéén van de gehanteerde maatstaven.

Blijkens artikel 4 van het besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer werknemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, Dienstenbond CNV en De Unie, de bij de akkerbouwproductschappen betrokken werknemersorganisaties, steunen de instelling van deze productschappen en zijn voor de werkingssfeer representatieve werknemersorganisaties.

4. SER-Advies

De Bestuurskamer heeft geconstateerd dat voldaan wordt aan de representativiteitseisen die het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen stelt. In lijn met deze bevindingen adviseert de Bestuurskamer tot het opnieuw instellen van de akkerbouwproductschappen.

Alvorens dit advies vast te stellen zijn de in bijlage B opgenomen representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers, conform het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Wbo hierover gehoord. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

5. Werkingssfeer

Met uitzondering van het Productschap Wijn is de werkingssfeer van de akkerbouwproductschappen gelijkluidend aan de werkingssfeer zoals deze was bepaald bij de instellingsverordening van 20 juni 1997. Die akkerbouwgewassen die niet vallen onder het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Diervoeder of het Productschap Wijn, vallen onder het Hoofdproductschap Akkerbouw. Te denken valt hier aan de teelt van aardappelen, suikerbieten en uien.

Met betrekking tot het Productschap Wijn heeft de Bestuurskamer van Cooymans B.V. en Siebrand Groep B.V., de twee Nederlandse vruchtenwijnproducenten, een verzoek ontvangen om te bevorderen dat het product vruchtenwijn onder de werkingssfeer van het Productschap Wijn wordt gebracht. Verzoekers wijzen er op dat vruchtenwijn fiscaal en warenwetrechtelijk als gelijksoortig aan druivenwijn wordt beschouwd. Om die reden zijn zij van mening dat aansluiting bij en vertegenwoordiging door het Productschap Wijn het meest voor de hand ligt. Aangezien vruchtenwijn tot op heden tot de werkingssfeer van het Productschap Tuinbouw behoort, heeft de Bestuurskamer het verzoek eerst voorgelegd aan de bij het Productschap Tuinbouw betrokken organisaties met de vraag of zij hiermee kunnen instemmen. Deze organisaties hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.

6. Bevoegdheden

Dit besluit vervangt de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen van 20 juni 1997. De wijzigingen in dit besluit zijn ingegeven door de gewijzigde Wbo en liggen in de sfeer van de bevoegdheden, die thans voor een groot deel rechtstreeks aan de wet worden ontleend.

In artikel 93, tweede lid, van de Wbo is aangegeven dat het (hoofd)productschap bevoegd is tot de regeling of nadere regeling van een aantal onderwerpen of onderdelen daarvan. Het (hoofd)productschap is gerechtigd een regeling te treffen met betrekking tot al de genoemde onderwerpen, met uitzondering van onderdeel d (de lonen en andere arbeidsvoorwaarden) van het tweede lid. De onderwerpen waartoe de bevoegdheden zich uitstrekken zijn:

a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen;

g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

Bevoegdheid als vermeld onder a

De bevoegdheid genoemd onder a is onmisbaar voor het functioneren van de akkerbouwproductschappen. Op grond van deze bevoegdheid hebben de akkerbouwproductschappen ieder hun eigen registratieverordening vastgesteld, te weten de Verordening HPA registratie en verstrekking van gegevens 1997, de Verordening GZP registratie ondernemingen granen, zaden en peulvruchtensector 1991, de Verordening registratie ondernemingen diervoedersector 1990 en de Verordening W registratie handelaren in wijn 1993. Deze gegevens dienen onder meer als basis voor de aan de bedrijfsgenoten op te leggen heffingen.

Bevoegdheden als vermeld onder b en c

Van de bevoegdheden onder b wordt onder meer gebruik gemaakt in de aardappelsector. In die sector gelden allerlei voorschriften bij de teelt van aardappelplanten, zulks ter voorkoming van het ontstaan van bepaalde ziekten (Verordening HPA Bestrijding phytophthora infestans bij aardappelen 1997, Verordening HPA Wratziekte 1999). De bevoegdheden onder b en c zijn voorts onder meer nodig voor het treffen van regelingen of nadere regelingen op het gebied van het stimuleren van hygiëne en milieuvriendelijke bedrijfsvoering, zoals de bevordering van het juiste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening HPA Gebruik verdeelapparatuur van gewasbeschermingsmiddelen 2000 en Verordening HPA Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen 1997) of het opstellen van voorwaarden en criteria met betrekking tot de bedrijfsvoering, procescondities e.d. zoals de Good Manufacturing/Managing Practice-code oftewel GMP-regeling in de diervoedersector (Verordening PDV Erkenningsregeling diervoedersector 2000) of de regeling met betrekking tot het MINeralen Aangifte Systeem (MINAS) dat is gebaseerd op de Meststoffenwet (Verordening Vvr Erkenningsregeling MINAS leveranciers diervoeders 1997).

Bevoegdheden als vermeld onder e en f

De bevoegdheden maken het mogelijk sociaal economisch onderzoek te (laten) doen in het belang van de bedrijfstak als geheel. De akkerbouwproductschappen hebben hiervoor, samen met het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, de Adviescommissie Sociale Aangelegenheden ingesteld. Deze samenwerking betreft gemeenschappelijke aspecten in de diverse sectoren, zoals de arbeidsmarkt, werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en scholing. Het productschap Granen, Zaden en Peulvruchten kent een fonds Sociale Aangelegenheden dat onderzoek en activiteiten financiert met betrekking tot sociale aangelegenheden (Verordening GZP Fonds sociale aangelegenheden 1990). Zo wordt onderzoek gedaan naar grondstoffenallergie in de meel- en bakkerijsector als ook naar endotoxinen. Dit zijn resten van bacteriën die veel voorkomen in de akker- en tuinbouwsectoren. Het onderzoek moet leiden tot adequate maatregelen ter voorkoming dan wel minimalisering van gezondheidsrisico's. Wat de arbeidsmarkt betreft is ook de Sociale Paragraaf van belang bij de structuurregelingen in de bakkerijsector van het productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en het Informatie- en Kenniscentrum Diervoeder (IKD).

Bevoegdheid als vermeld onder g

Voor de instelling van de verschillende fondsen van de akkerbouwproductschappen is de bevoegdheid onder g van belang. Zo is het fonds Stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek ingesteld voor de financiering van de ontwikkeling en toepassing van praktijkgerichte oplossingen ten behoeve van de mest- en ammoniakproblematiek (Verordening Fonds Stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek 1989). Een ander onderwerp in dit kader is de financiering van het Centraal Veevoederbureau (CVB) dat, als onderdeel van het Productschap Diervoeder, de voederwaardering van grondstoffen en de voedernormen voor landbouwhuisdieren uniformeert en standaardiseert. Bovendien beheert het CVB de databank «Ongewenste stoffen en producten».

Subsidies

De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening. Subsidies worden onder meer verleend voor onderzoek op diverse terreinen in het belang van de akkerbouwsector (bijvoorbeeld aardappelen, akkerbouwgewassen en wijn en wijnbouwproducten), hygiëne in ondernemingen binnen de akkerbouwsector, scholing, vorming en voorlichting van werknemers ter verhoging van de kwaliteit van de akkerbouwsector. Ook voor programma's op het gebied van de bestrijding van bijvoorbeeld de mestproblematiek worden subsidies verleend.

7. Rechtspositie medewerkers hoofdproductschap en productschappen

De herinstelling van de akkerbouwproductschappen heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 20 van het instellingsbesluit, geen gevolgen voor de betrokken medewerkers in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin. Bij deze schappen zijn momenteel in totaal ongeveer 350 werknemers in dienst.

8. Kabinetsstandpunt

Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van de onderhavige bedrijfslichamen in hun huidige bestuurlijke en organisatorische vorm. Het bestaan van een bedrijfslichaam dient gebaseerd te zijn op de behoefte van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de betreffende bedrijfssector. Naar het oordeel van het kabinet beschikken de akkerbouwproductschappen over een dergelijk draagvlak. In dat oordeel sluit het kabinet aan bij de criteria als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet en neergelegd in de Verordening representativiteit organisaties, en het daarop vastgestelde Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. Wat de werkingssfeer betreft volgt het kabinet het advies van de Bestuurskamer zoals uiteengezet onder punt 5.

Artikelen

Artikel 2, tweede lid

De doorvoer- en driehoekshandel zijn van de werkingssfeer van dit besluit uitgezonderd. Dit zijn handelsvormen waarbij producten buiten de douaneformaliteiten blijven en niet in Nederland worden ingeklaard.

Artikel 4 onder b en d

De in deze onderdelen neergelegde grens wordt tevens gehanteerd door de Vereniging VNO-NCW en de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland.

Artikel 4, 6, 7, 9, 11, 13, 15

De besturen van de onderhavige bedrijfslichamen en commissies zijn niet paritair samengesteld overeenkomstig artikel 73 Wbo. De bijzondere omstandigheid, die afwijking van de hoofdregel mogelijk maakt, is het verschil in organisatie van ondernemers en werknemers. Aan ondernemerszijde zijn de organisatorische verbanden onderscheiden naar de geledingen binnen de bedrijfskolom waarop de werkingssfeer van de bedrijfslichamen en commissies berust. Aan werknemerskant zijn de organisaties niet aan die lijnen gekoppeld; ze zijn namelijk beperkter in aantal en een paritaire samenstelling zou een te grote personele belasting voor die organisaties opleveren.

Artikel 12

Door de evolutie van de regelgeving omtrent de afvalstoffen is het dienstig om voeder voor dieren strikt te scheiden van de afvalstoffenstroom, vandaar dat – in tegenstelling tot de Instellingsverordening akkerbouwproductschappen 1997 – in dit artikel geen verwijzing is opgenomen naar het begrip «afval».

Artikel 16

Dit artikel regelt dat een ontwerp-verordening van een productschap niet aan de goedkeurende minister of de raad wordt voorgelegd indien het hoofdproductschap van oordeel is dat er strijdigheid is met bestaande verordeningen van het hoofdproductschap of andere productschappen. Artikel 101 Wbo bepaalt dat bepalingen van verordeningen van het bestuur van een productschap die strijdig zijn met bestaande verordeningen, vanaf het ontstaan van de strijdigheid van rechtswege ophouden te bestaan. Om dat binnen het bestuurlijk verband van de akkerbouwproductschappen te vermijden is het van belang dat reeds bij de besluitvorming over verordeningen aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid van strijdigheid. Het is dus nodig dat het hoofdproductschap tijdig wordt geïnformeerd over alle regelgeving die wordt voorbereid. Uitgangspunt is immers, zoals aangegeven onder punt 2 van de toelichting, dat het hoofdproductschap een coördinerende taak vervult.

Artikel 18

Dit artikel bevat bepalingen over derdenbinding. De toepassing van deze bevoegdheid is in veel verordeningen vastgelegd.

Artikel 19

Het bestuur is vrij in het kiezen van een toepasselijke grondslag bij het opleggen van een heffing. Het is mogelijk dat (een deel van) de op te leggen heffing bestaat uit een bedrag dat voor alle ondernemingen gelijk is. Voorts bestaat de mogelijkheid voor specifieke bestemmingen een zogenaamde bestemmingsheffing op te leggen.

Artikel 20

Op grond van dit artikel gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen, de archiefbescheiden en de afhandeling van procedures over naar de opnieuw ingestelde bedrijfslichamen, namelijk het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Diervoeder en het Productschap Wijn. Ook de door de «oude» productschappen vastgestelde verordeningen en andere besluiten blijven van kracht. Bij de inwerkingtreding van dit besluit verliest de verordening van de raad waarbij de oude productschappen werden ingesteld haar rechtskracht (Artikel XIV, tweede lid van de wet van 3 april 1999, Stb. 253).

Artikel 21

De zittingsperiode van het eerste bestuur eindigt op 1 januari 2004. Ook met betrekking tot de bestuursleden van diverse andere opnieuw in te stellen bedrijfslichamen van wie de zittingsperiode aanvangt op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende instellingsbesluit, is of zal worden bepaald dat deze zittingsperiode eindigt op 1 januari 2004. Artikel 76, eerste lid van de wet biedt de mogelijkheid om van de hoofdregel dat bestuursleden om de twee jaar aftreden, af te wijken. Door middel van deze afwijking wordt een zekere mate van synchronisatie van de zittingsduur van de bestuursleden van alle schappen bereikt. Voor leden van de daaropvolgende besturen geldt weer de regel dat zij om de twee jaar aftreden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Bijlage A

behorende bij de nota van toelichting op het besluit van .., houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in akkerbouwproducten (Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen)

HOOFDPRODUCTSCHAP AKKERBOUW

AchtergrondNaamLeden%Omzet in /SBE%
TeeltLand- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)118906802 117 216 SBE80
Be- en verwerkende industrie, voorzover zij niet als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerktVereniging VNO-NCW36764Zie onder 6 >55%
Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie (Cecoin)3    
Vereniging VNO-NCW26902 050 000 00090
Handel, met uitzondering van de detailhandel, en de werkzaamheid van tussenpersonenAgrarisch Groothandels Verbond (AGV)4    
Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha)36902 050 000 00090
Nederlands Verbond van de Groothandel (NVG)4    
Kon. Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (KVNW)113551 125 000 00080
Be- en verwerkende industrie, voorzover zij als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt, alsmede de detailhandelVereniging Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL)5339422 000 000 00094

1 LTO wordt in den brede voor de akkerbouwsector representatief geacht.

2 Omzet/afzet is niet onder een noemer te brengen; uitgesplitst gaat het hier om 311 000 ton verwerkte hoeveelheid gerst, 25,2 mln. hl bier en 114 000 ton eerste koop rijst.

3 Cecoin en Cecoha zijn de formele benoemende organisaties van de Nationale Coöperatieve Raad voor land- en tuinbouw (NCR). Cecoin heeft 18 leden, Cecoha 24. Een deel van de leden houdt zich bezig met activiteiten in de akkerbouwsector (aardappelen en suikerbieten); dit betreft een zestal coöperaties die zowel lid zijn van Cecoin als Cecoha. De handel en industrie zijn bij deze leden dermate nauw verweven dat een onderscheid niet echt mogelijk is. Derhalve zijn de totaalcijfers opgenomen bij de geleding 'handel'.

4 Het AGV heeft zichzelf opgeheven per 31 december 2001. Het NVG heeft inmiddels laten weten zijn zetel in het bestuur beschikbaar te stellen. Bij de nieuwe benoemingsronde in 2003 zal hieraan een nieuwe invulling worden gegeven.

5 De door het CBL verstrekte cijfers zijn totaalcijfers betreffende het aantal aangesloten bedrijven/formules en de totale omzet (alle productgroepen) die door deze bedrijven/formules wordt vertegenwoordigd en als zodanig gelijkelijk opgenomen bij HPA, GZP, PW en Cie AA.

6 Aantal leden: 367 op een totaal van 573 = 64%. I.v.m. het afspiegelende karakter van het HPA is geïnventariseerd welke brancheorganisaties van de onderscheiden productschappen lid zijn van VNO-NCW. De gegevens van die organisaties zijn opgenomen in onderstaand schema. M.b.t. de omzet zij opgemerkt dat, hoewel deze niet onder één noemer te brengen zijn, op grond van het laagste percentage in bovenstaand schema (55%) wel vastgesteld kan worden dat aan de voorwaarden is voldaan.

Prod/CieOrganisatieLeden%Omzet in €/ton/hl%
AACecoin11001 000 000 000100
PDVCecoin14562 200 000 00055
GZPNVB6380329 680 ton96
CieBroBaNVB6380329 680 ton96
PDVMeelfabr. 5181 554 000 ton97
GZPMaalind. 5181 554 000 ton97
VlasPlantum4100104 000 000100
GZPCBK94725,2 mln.hl.bier100
GZPPlantum/detail58521 115 250 00080
 Plantum/zaaiz15941 115 250 00080
PDVVernof101002 042 000 000100
GZPGlucosefabr/met gr.zetm.41001 298 000 000100
AAVAVI111001 000 000 000100
GZPBakk/Zoetw.8964124 000 ton83
PDVVoed.gezelsch.dieren1385250 000 00080
GZPRijstpellers375114 000 ton99

COMMISSIE VLAS

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/SBE%
Teelt– Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)1432855991 SBE85
Be- en verwerking van vlas en handel in vlas en vlasproducten– Algemene Nederlandse Vlassersbond (ANV)2410020 000 000100
– NederlandseVereniging tot bevordering van de Vlasnijverheid(NVBV)2    
Be- en verwerking van en de handel in (zaai)lijnzaad- Plantum (NVZP)4100104 000 000100

1 LTO wordt in den brede voor de akkerbouwsector representatief geacht.

2 Dubbellidmaatschap met ANV; de NVBV heeft inmiddels laten weten haar zetel in het bestuur beschikbaar te stellen.

COMMISSIE AARDAPPELEN

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/SBE%
TeeltLand- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)110 46680805 294 SBE80
Aardappelbe- en verwerkende industrieCentrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie (Cecoin)21100800 000 000100
Vereniging voor de Aardappel-verwerkende industrie (VAVI)111001 000 000 000100
Groothandel, tussenpersonen en detailhandelNederlandse Aardappel Organisatie (NAO)/Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha)3450701 000 000380
– Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)4339475 22000 000 000  
 – Bond van Detailhandelaren in Aardappelen, Groenten en Fruit «AGF Detailhandel Nederland» (ADN)1 00075229 000 00090

1 LTO wordt in den brede voor de akkerbouwsector representatief geacht.

2 Er bestaat 1 onderneming (Avebe), lid van de Cecoin, die geheel de verwerking van zetmeelaardappelen voor haar rekening neemt. De gemiddelde afzet bedraagt ca. 2,5 mln. ton zetmeelaardappelen; de omzetwaarde volgens het jaarverslag 2000/2001 van Avebe bedroeg ca. 8 mln.

3 Vijf NAO-leden zijn coöperaties die tevens lid zijn van de Cecoha. Er is dus sprake van dubbellidmaatschap zodat is volstaan met de NAO-gegevens. De omzet is geschat op basis van 7 mln. ton aardappelen, omgerekend tegen een op basis van ervaringscijfers ingeschat gemiddeld tarief van 0,15/ton.

4 De door het CBL verstrekte cijfers zijn totaalcijfers betreffende het aantal aangesloten bedrijven/formules en de totale omzet (alle productgroepen) die door deze bedrijven/formules wordt vertegenwoordigd en als zodanig gelijkelijk opgenomen bij HPA, GZP, PW en Cie AA.

PRODUCTSCHAP GRANEN, ZADEN EN PEULVRUCHTEN

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/ton%
Kweekbedrijf voor en de groothandel en detailhandel in landbouwzaaizadenPlantum NL (NVZP)1151001 115 250 00080
Teelt van granen, zaden, landbouwpeulvruchten en landbouwzaaizadenLand- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)214 63887294 379 SBE80
Meel- en bloemproducerende bedrijfVereniging Federatie de Nederlandse Maalindustrie35181 554 000 ton497
Overige graanbe- en verwerkende industrieVereniging VNO-NCW1665ton/Hl5100
– Vereniging van Nederlandse Glucosefabrikanten     
– Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Graanzetmeel 41001 298 000 000100
De BakkerijNederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging (NVOB)1 76659833 000 00077
Meelbe- en verwerkende industrieVereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ)8964124 000 ton683
Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB)6380329 680 ton94
Groothandel en werkzaamheid van tussenpersonen in granen, zaden en landbouwpeulvruchten, landbouwzaaizaden, meel en bloem en de detailhandel in landbouwzaaizadenCentrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha)8010015 000 000 000100
Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren7    
– Nederlandse Vereniging van Meelagenten8    
– Vereniging van Handelaren in Industriële Grondstoffen uit Akkerbouwprodukten (HIGA)685 60
Plantum NL (NVZP)158631 115 250 00080
Groothandel in voor menselijke consumptie geschikte, uit granen, zaden of landbouwpeulvruchten verkregen producten- Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen (FGL)9 – Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL) – Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha)13 zie CBL1005 700 000 000100
Detailhandel in voor menselijke consumptie geschikte, uit granen, zaden of landbouwpeulvruchten verkregen productenVereniging Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL)9339422 000 000 00094

1 In de zaaizadensector zijn het kweek- respectievelijk handelsbedrijf dermate nauw verweven met elkaar dat een onderscheid niet echt mogelijk is. Zo oefenen de meeste kweekbedrijven ook de handel uit waardoor de onderscheiden omzetcijfers in elkaar overlopen. De betreffende cijfers voor de kweekbedrijven zijn dientengevolge opgenomen in de cijfers voor de handelsgeleding.

2 LTO wordt in den brede voor de akkerbouwsector representatief geacht.

3 Deze organisatie heet thans Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten.

4 vermalen hoeveelheid tarwe

5 Omzet/afzet is niet onder een noemer te brengen; uitgesplitst gaat het hier om 311 000 ton verwerkte hoeveelheid gerst, 25,2 mln. hl bier en 114 000 ton eerste koop rijst.

6 verwerkte hoeveelheid meel/bloem

7 Zowel de Vereniging Nederlandse Graanhandel, de Vereniging van Tussenpersonen in Granen en aanverwante artikelen en de Federatie van handelaren in granen, zaden en peulvruchten (Federatie G.Z.P.) zijn in 2001 gefuseerd en opgegaan in de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren. Doordat de achterban van de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren zeer uiteenlopend is, zijn de cijfers voor de sector GZP respectievelijk PDV moeilijk te ontleden. De gegevens hebben betrekking op handelsondernemingen. Leden met andere activiteiten (bijv. makelaars, banken, overslagbedrijven) zijn buiten beschouwing gelaten.

8 De Nederlandse Vereniging van Meelagenten heeft verzocht haar als benoemde organisatie te schrappen.

9 De FGL is uitsluitend belangenbehartiger voor de pure groothandel; iedere groothandelaar is daarbij aangesloten. De daaronder ressorterende CBL is mede voor de detailhandel. De door het CBL verstrekte cijfers zijn totaalcijfers betreffende het aantal aangesloten bedrijven/formules en de totale omzet (alle productgroepen) die door deze bedrijven/formules wordt vertegenwoordigd en als zodanig gelijkelijk opgenomen bij HPA, GZP, PW en Cie AA.

COMMISSIE BROOD EN BANKET

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/ton%
Ondernemers– Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij (NVB)638059 329.680 ton96
– Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging (NVOB)1 76659833 000 00077

PRODUCTSCHAP DIERVOEDER

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/ton%
Agrarische voortbrengingLand- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)134 006805 593 347 SBE80
MengvoederindustrieNederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi)120643 000 000.00085
Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie (Cecoin)214562 200 000.00055
Overige diervoeder- en grondstoffenindustrie– Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten5181 554 000 ton97
– Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten (Vernof)101002 042 000 000100
– Vereniging van Nederlandse Destructoren1100118 000 000100
 Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen (Nefato)2485300 000 00085
 Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren1380250 000 00075
 Vereniging Producenten van Natte Veevoeders (OPNV)14504 à 4,5 mln ton80 à 90
Niet-agrarische voortbrenging en de handel in mengvoeder- en diervoedergrondstoffenCentrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha)3201006 000 000 000100
Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren4809515 000 000 00095
Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Produkten (HISFA)12053  
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi)120643 000 000 00085
(Pluim)veehouderijLand- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)134 006805 593 34780

1 LTO wordt in den brede voor de akkerbouwsector, inclusief de veehouderij, representatief geacht.

2 Alle Cecoinleden zijn ook lid van Nevedi.

3 Cecoin en Cecoha zijn de formele benoemende organisaties van de Nationale Coöperatieve Raad voor land- en tuinbouw (NCR). Cecoin heeft 18 leden, Cecoha 24. Vier van de leden van Cecoha hebben activiteiten in de diervoedersector. Bij een van deze leden zijn weer een aantal regionale coöperaties aangesloten die ook mengvoeders produceren. De bij omzet genoemde getallen betreffen het totaal van de leden en hun omzet, dus inclusief niet-diervoedergerelateerde producten. Alle Cecohaleden zijn tevens lid van de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren.

4 Doordat de achterban van de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren zeer uiteenlopend is, zijn de cijfers voor de sector GZP respectievelijk PDV moeilijk te ontleden. Vandaar dat voor beide akkerbouwproductschappen volstaan is met gelijke cijfers.

PRODUCTSCHAP WIJN

AchtergrondNaamLeden%Omzet in €/hl%
Be- en verwerking van wijnKoninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (KVNW)1113551 125 000 00080
Agentuurbedrijf van wijnenVereniging van Agenten in Wijn en Buitenlands Gedistilleerd24901 900 00090
Invoerhandel in wijnen, tevens groothandelKoninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (KVNW)1113551 125 000 00080
Groothandel in wijnenFederatie van de Groothandel in Levensmiddelen (FGL)2655261 264 hl61
Detailhandel in wijnenSlijtersUnie87566400 000 00079
Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)3339422 000 000 00094
Vereniging Drankenhandel Nederland (VDN)83592431 000 00092

1 M.b.t. de ledenaantallen en de omzet kan niet op rationele wijze onderscheid worden gemaakt tussen be- en verwerking enerzijds en handel anderzijds.

2 Cijfers FGL zijn gebaseerd op de gewijzigde omschrijving van de geleding. De geleding behelsde voorheen de 'groothandel in wijnen voor zover niet tevens de invoerhandel'.

3 De door het CBL verstrekte cijfers zijn totaalcijfers betreffende het aantal aangesloten bedrijven/formules en de totale omzet (alle productgroepen) die door deze bedrijven/formules wordt vertegenwoordigd en als zodanig gelijkelijk opgenomen bij HPA, GZP, PW en Cie AA.

Bijlage B

behorende bij de nota van toelichting op het besluit van .., houdende de instelling van een hoofdproductschap alsmede van productschappen voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in akkerbouwproducten (Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen)

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS

Land- en Tuinbouworganisatie Nederland

Vereniging VNO-NCW

Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie

Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel

Koninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren

Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel

Algemene Nederlandse Vlassersbond

Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Vlasnijverheid

Plantum NL

Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie

Nederlandse Aardappel Organisatie

Bond van Detailhandelaren in Aardappelen, Groenten en Fruit «AGF Detailhandel Nederland»

Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten

Vereniging van Nederlandse Glucosefabrikanten

Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Graanzetmeel

Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging

Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie

Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij

Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren

Vereniging van Handelaren in Industriële Grondstoffen uit Akkerbouwprodukten

Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen

Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen

Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie

Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten

Vereniging van Nederlandse Destructoren

Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen

Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren

Vereniging Producenten van Natte Veevoeders

Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Produkten

Vereniging van Nederlandse Agenten, Commissionairs, Makelaars en Taxateurs in Wijn en Gedistilleerd

SlijtersUnie

Vereniging Drankenhandel Nederland

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS

FNV Bondgenoten

CNV BedrijvenBond

CNV Dienstenbond

De Unie


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.

XNoot
1

TK 1996–1997, 25 091, nr. 1.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr. 2.

XNoot
3

Advies inzake de toekomst van het PBO-stelsel van 19 januari 1997 (Publicatie 97/01).

XNoot
4

SER-rapport «Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen» (Publicatie 97/11).

XNoot
5

Met betrekking tot het Productschap Wijn heeft de Bestuurskamer de conclusie getrokken dat dit kan blijven functioneren binnen het kader van het HPA en niet dient op te gaan in het nieuw in te stellen Productschap Dranken. Wel is daaraan de voorwaarde verbonden dat het Productschap Wijn en het Productschap Dranken samen een voorziening treffen voor de gemeenschappelijke behartiging van taken, conform artikel 109 van de Wet bo.

XNoot
6

De sbe is sinds 1968 een veelgebruikte maatstaf voor het op één noemer brengen van de economische betekenis van de verschillende land- en tuinbouwproductieactiviteiten. Het is een eenheid gestandaardiseerde netto toegevoegde waarde, berekend in een bepaalde periode per hectare gewas of per dier. De berekeningen zijn grotendeels gebaseerd op de gegevens uit het Bedrijven-Informatienet van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO).

Naar boven