Besluit van 11 december 2003, houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2001/11/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2001 betreffende beproeving van de werking van de snelheidsbegrenzer van bedrijfsauto's en bussen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 september 2003, nr. HDJZ/AWW/2003–1582, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2001/11/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2001 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/96/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens – Beproeving van de werking van de snelheidsbegrenzer van bedrijfsvoertuigen (PbEG L 48) en artikel 71 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 17 november 2003, nr. W09.03.0381/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 december 2003, nr. HDJZ/AWW/2003–2731, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 5.3.15, derde lid, onderdeel a, van het Voertuigreglement1 vervalt de zinsnede »aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport;».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 december 2003

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2001/11/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 2001, houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/96/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens – Beproeving van de werking van de snelheidsbegrenzer van bedrijfsvoertuigen (PbEG L 48) (hierna: richtlijn 2001/11/EG). Op grond van richtlijn 2001/11/EG is Nederland verplicht bij de algemene periodieke keuring (hierna: APK-keuring) een test in te voeren waarbij wordt gecontroleerd of de snelheidsbegrenzer van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 12 000 kg en van bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 10 000 kg, correct functioneert. De aangewezen APK-keuringsinstanties controleren, waar mogelijk, of de ingestelde snelheid van de snelheidsbegrenzer in overeenstemming is met de in artikel 2 c.q. artikel 3 van richtlijn 92/6/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PbEG L 57) vastgestelde grenswaarde en of de snelheidsbegrenzer voorkomt dat het voertuig de ingestelde snelheid overschrijdt. Tegenwoordig zijn er eenvoudige, gangbare diagnosesystemen beschikbaar die het mogelijk maken dat de grote meerderheid van de geïnstalleerde snelheidsbegrenzers kunnen worden getest.

De in richtlijn 2001/11/EG opgenomen zinsnede «waar mogelijk» geeft aan dat het nog niet mogelijk is alle snelheidsbegrenzers te testen. Het overleg over een juiste toepassing van richtlijn 2001/11/EG heeft hierdoor veel tijd in beslag genomen, zodat richtlijn 2001/11/EG niet tijdig is geïmplementeerd.

Uiteindelijk is ervoor gekozen om in het Voertuigreglement op te nemen dat tijdens de APK-keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport aan de eis dat de snelheidsbegrenzer correct is afgesteld, wordt getoetst. De wijze waarop moet worden getoetst is, op grond van artikel 76, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, geregeld in de Regeling wijze van keuren APK. Daarin is opgenomen dat tijdens de APK-keuring door de APK-erkenninghouder met een diagnosesysteem, waar toepasbaar, wordt vastgesteld of de ingestelde snelheid ook daadwerkelijk 90 km/h bij bedrijfsauto's, respectievelijk 100 km/h bij bussen bedraagt.

Hoewel richtlijn 2002/11/EG niet tijdig is geïmplementeerd heeft dit geringe consequenties. Omdat bedrijfsauto's en bussen jaarlijks worden gekeurd in het kader van de APK zullen, bij inwerkingtreding van dit besluit op 1 januari 2004, op 1 januari 2005 alle voertuigen gekeurd worden volgens de eisen uit de richtlijn. De regeling tot wijziging van de Regeling wijze van keuren APK treedt ook in werking op 1 januari 2004.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Stb. 1994, 450, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 december 2003, Stb. 518.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.

Naar boven