Besluit van 19 december 2003 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag en het Uitvoeringsbesluit accijns

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 10 november 2003, nr. WV 2003–00391 M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op de artikelen 25, vijfde lid, 26, derde lid, 27, zesde lid, 28, derde lid, 36c, zevende lid, 36e, zesde en achtste lid, 36i, dertiende lid, 36k, vijfde lid en 36l, negende lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag en artikel 69a van de Wet op de accijns;

De Raad van State gehoord (advies van 27 november 2003, nr. W06.03.0469/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 10 december 2003, nr. WV 2003-00432U, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 6, derde lid, 10a, vijfde lid, 11h, tweede lid, 11i, vijfde lid, 11j, derde lid, 12, tweede lid, 18, derde lid, 18b, vijfde lid, 18c, tweede lid, 25, vijfde lid, 26, derde lid, 27, zesde lid, 28, derde lid, 36c, zevende lid, 36e, zesde en achtste lid, 36i, dertiende lid, 36j, tweede en zesde lid, 36k, vijfde lid, 36l, negende lid, 36m, tweede lid, en 38, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

B. Artikel 6b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 27, zevende lid» vervangen door: artikel 25, derde lid.

2. In het vierde lid wordt «artikel 27, zevende lid» vervangen door: artikel 25, derde lid.

C. Artikel 6c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt verleend indien degene die kolen gebruikt een verklaring heeft overgelegd aan degene die die kolen aan hem heeft geleverd, dat hij die kolen gebruikt op de in artikel 26, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.

2. In het tweede lid wordt «brandstoffen» vervangen door: kolen.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Degene die de kolen gebruikt richt zijn administratie zodanig in dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de vrijstelling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van belang zijnde bedrijfshandelingen.

4. In het vierde wordt «de brandstoffen gebruikt op de in artikel 27a, eerste lid, van de wet bedoelde wijze» vervangen door: de kolen gebruikt op de in artikel 26, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.

D. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 28 van de wet» vervangen door: artikel 27 van de wet,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken:

    a. na het einde van het in het eerste lid bedoelde tijdvak waarin de kolen anders dan als brandstof zijn aangewend;

    b. nadat de kolen de in artikel 27, tweede lid, van de wet bedoelde bestemming hebben gevolgd.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij het verzoek om teruggaaf worden de aankoopfactuur en de relevante gegevens over de bestemming van de kolen waarop de teruggaaf betrekking heeft overgelegd.

4. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De administratie van degene die om teruggaaf verzoekt voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

E. Artikel 7a vervalt.

F. Artikel 7b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 28a, tweede lid, van de wet» vervangen door: artikel 28, eerste lid, van de wet,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na het einde van het in het eerste lid bedoelde tijdvak waarin kolen zijn gebruikt op de in artikel 28, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij het verzoek om teruggaaf worden de aankoopfactuur en de van belang zijnde gegevens over de bestemming van de kolen waarop de teruggaaf betrekking heeft overgelegd.

4. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid in vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De administratie van degene die om teruggaaf verzoekt voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

5. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt «de teruggaaf bedoeld in artikel 28a, tweede lid» vervangen door: de teruggaaf, bedoeld in artikel 28, eerste lid.

G. Artikel 8 vervalt.

H. Het opschrift van hoofdstuk IVa komt te luiden:

HOOFDSTUK IVA. ENERGIEBELASTING

I. Voor artikel 8a worden, onder verlettering van de artikelen 8a en 8aa tot onderscheidenlijk 8ab en 8ac, twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8a.

Het verbruik, bedoeld in artikel 36c, zesde lid, van de wet, van aardgas en overige gassen blijkt uit de administratie.

Artikel 8aa.

  • 1. Het verzoek om een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van de wet bevat de volgende gegevens:

    a. naam en adres van de verzoeker;

    b. het beoogde tijdstip van aanvang van het fiscaal-vertegenwoordigerschap;

    c. naam en adres van de degene die de levering aan de verbruiker verricht en die niet in Nederland is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering wordt verricht (in dit artikel: buitenlandse leverancier).

  • 2. Een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger wordt slechts verleend indien de verzoeker:

    a. in Nederland woont of is gevestigd;

    b. in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen dan wel douane onherroepelijk is veroordeeld;

    c. een administratie voert die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    d. naar het oordeel van de inspecteur voldoende solvabel is.

  • 3. De verlening van een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger is tevens gebonden aan de voorwaarde dat de verzoeker optreedt voor alle leveringen als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van de wet. De inspecteur kan op verzoek hiervan afwijken.

  • 4. De inspecteur kan de vergunning intrekken of wijzigen:

    a. op verzoek van de fiscaal vertegenwoordiger met schriftelijke instemming van de buitenlandse leverancier;

    b. op verzoek van de buitenlandse leverancier;

    c. indien de fiscaal vertegenwoordiger niet meer voldoet aan de aan de vergunning gebonden voorwaarden.

    De buitenlandse leverancier wordt van de intrekking van de vergunning in kennis gesteld, alsmede van de gronden waarop deze berust.

J. In het tot artikel 8ab verletterde artikel 8a worden voor het eerste lid, onder vernummering van het eerste tot en met het derde lid tot vierde tot en met zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

  • 1. De tarieven voor zakelijk verbruik, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen d en g, van de wet, zijn van toepassing indien de verbruiker een verklaring heeft overgelegd aan degene die het aardgas of de elektriciteit aan hem levert, dat het verbruik van dat aardgas of die elektriciteit zakelijk verbruik betreft als bedoeld in artikel 36i, negende lid, van de wet.

  • 2. De verbruiker dient:

    a. zijn administratie zodanig in te richten dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de toepassing van het tarief voor zakelijk verbruik van belang zijnde bedrijfshandelingen;

    b. ter vaststelling van de hoeveelheid aardgas of elektriciteit waarop de tarieven bedoeld in het eerste lid zien, deze hoeveelheid te meten met behulp van meters indien het aardgas of de elektriciteit mede betrokken wordt voor niet-zakelijk verbruik als bedoeld in artikel 36i, tiende lid, van de wet.

  • 3. Wijzigingen in de situatie die van invloed zijn op de toepassing van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, worden onmiddellijk gemeld aan degene die het aardgas of de elektriciteit levert.

2. In het tot vijfde lid vernummerde tweede lid wordt «in het eerste lid bedoelde» telkens vervangen door: in het vierde lid bedoelde.

K. Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 36k, eerste lid, van de wet, wordt verleend indien degene die producten als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdelen d tot en met f, van de wet gebruikt een verklaring heeft overgelegd aan degene die het desbetreffende product aan hem heeft geleverd, dat hij dat product gebruikt op de in artikel 36k, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.

2. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde en het vierde lid tot vijfde onderscheidenlijk zesde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. De vrijstelling, bedoeld in artikel 36k, derde lid, van de wet, wordt verleend indien degene die de elektriciteit gebruikt een verklaring heeft overgelegd aan degene die die elektriciteit aan hem heeft geleverd, dat hij die elektriciteit gebruikt op de in artikel 36k, derde lid, van de wet bedoelde wijze.

  • 4. De vrijstelling, bedoeld in artikel 36k, vierde lid, van de wet, wordt verleend indien degene die het aardgas of de overige gassen gebruikt een verklaring heeft overgelegd aan degene die dat aardgas of die overige gassen aan hem heeft geleverd dat hij dat aardgas of die overige gassen gebruikt op de in artikel 36k, vierde lid, van de wet bedoelde wijze.

3. Het tot vijfde lid vernummerde derde lid komt te luiden:

  • 5. Degene die aardgas, overige gassen of elektriciteit gebruikt op een wijze waarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 36k, eerste, derde of vierde lid, van de wet wordt verleend dient:

    a. zijn administratie zodanig in te richten dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de desbetreffende vrijstelling van belang zijnde bedrijfshandelingen;

    b. ter vaststelling van de hoeveelheid product waarop de vrijstelling ziet, deze hoeveelheid te meten met behulp van meters indien het desbetreffende product mede betrokken wordt voor andere doeleinden.

4. Het tot zesde lid vernummerde vierde lid komt te luiden:

  • 6. Wijzigingen in de situatie die van invloed zijn op de toepassing van een vrijstelling als bedoeld in artikel 36k, eerste, derde of vierde lid, van de wet worden onmiddellijk gemeld aan degene die het aardgas, de overige gassen of de elektriciteit levert.

L. Artikel 8ca wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de teruggaaf van belasting, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, van de wet,» vervangen door: een teruggaaf van belasting als bedoeld in artikel 36l, twaalfde, dertiende of veertiende lid, van de wet.

2. In het tweede lid wordt «waarin het aardgas is gebruikt op een in artikel 36k, eerste lid van de wet bedoelde wijze» vervangen door: waarin het aardgas, de overige gassen of de elektriciteit is gebruikt op een in artikel 36k, eerste, derde of vierde lid, van de wet bedoelde wijze.

3. In het derde lid wordt «het aardgas» vervangen door: het aardgas, de overige gassen of de elektriciteit.

4. In het vierde lid wordt na «toepassing» ingevoegd: op de teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, van de wet.

5. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, vijftiende lid, van de wet, kan worden gedaan na afloop van elke kalendermaand waarin recht op teruggaaf is ontstaan, en wordt uiterlijk gedaan binnen dertien weken na afloop van de verbruiksperiode van 12 maanden.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit accijns2 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, wordt «68, eerste lid, 70, eerste lid» vervangen door: 68, eerste lid, 69a, eerste lid, 70, eerste lid.

B. In hoofdstuk IV, afdeling 2, wordt voor artikel 24 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

  • 1. Teruggaaf van accijns voor halfzware olie, gasolie en zware stookolie als bedoeld in artikel 26, derde lid, onderscheidenlijk vierde en vijfde lid van de wet, die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een vermogen van minimaal 20 MW, wordt verleend aan degene die de halfzware olie, gasolie en zware stookolie overeenkomstig het vorenstaande heeft gebruikt.

  • 2. Het gebruik als bedoeld in het eerste lid blijkt uit de administratie van de gebruiker.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 december 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de negenentwintigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag en het Uitvoeringsbesluit accijns houden verband met de implementatie van de richtlijn tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (hierna: de richtlijn Energiebelastingen). Die implementatie leidt tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wbm) en de Wet op de accijns. De desbetreffende wetswijzigingen zijn opgenomen in de wet van 18 december, houdende wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns (implementatie richtlijn Energiebelastingen) (Stb. 532) (hierna: implementatie richtlijn Energiebelastingen). Dit besluit dient ertoe het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag en het Uitvoeringsbesluit accijns hierop te laten aansluiten.

Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag

Als gevolg van de implementatie van de richtlijn Energiebelastingen in de Wbm zijn in de Wbm een aantal bepalingen met betrekking tot de brandstoffenbelasting vernummerd en is de toepassing van de brandstoffenbelasting beperkt tot kolen. In de energiebelasting wordt bepaald gebruik van energieproducten in een raffinaderij niet als een belastbaar feit aangemerkt (artikel 36c, zesde lid, van de Wbm). Er worden tarieven voor zakelijk en niet-zakelijk verbruik geïntroduceerd op aardgas en elektriciteit boven de 10 mln m3 onderscheidenlijk 10 mln kWh (artikel 36i, eerste lid, onderdelen d en g). In de energiebelasting wordt de fiscaal vertegenwoordiger geïntroduceerd. De fiscaal vertegenwoordiger treedt op namens degene die levert vanuit het buitenland. Daartoe moet de fiscaal vertegenwoordiger een vergunning hebben die hij bij de inspecteur moet aanvragen (artikel 36e, vierde tot en met achtste lid, van de Wbm).

Tevens worden er nieuwe vrijstellingen en teruggaafregelingen in de Wbm opgenomen. Het betreft in de eerste plaats een vrijstelling voor de levering van elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés (artikel 36k, derde lid, van de Wbm), alsmede de daarmee samenhangende teruggaaf (artikel 36l, dertiende lid, van de Wbm). Daarnaast wordt een vrijstelling in de energiebelasting geïntroduceerd voor aardgas en overige gassen die worden gebruikt anders dan als brandstof (artikel 36k, vierde lid, van de Wbm) en de daarmee samenhangende teruggaaf (artikel 36l, veertiende lid, van de Wbm). De toepassing van de vrijstelling en de daarmee samenhangende teruggaafregeling voor de inzet van aardgas bij elektriciteitsproductie wordt uitgebreid naar aardgas, overige gassen en elektriciteit (artikel 36k, eerste lid en artikel 36l, twaalfde lid, van de Wbm). Tevens wordt een teruggaafregeling geïntroduceerd voor de situatie dat er bij een verbruik van aardgas of elektriciteit boven 10 mln m3 onderscheidenlijk 10 mln kWh ten onrechte het hoge tarief voor niet-zakelijk verbruik is toegepast op zakelijk verbruik (artikel 36l, vijftiende lid, van de Wbm). De genoemde wijzigingen werken door naar het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag en hebben tot gevolg dat enkele bepalingen vervallen en enkele bepalingen worden aangepast en/of uitgebreid.

Uitvoeringsbesluit accijns

In het Uitvoeringsbesluit accijns wordt een nadere uitwerking gegeven aan de voorziene vrijstelling van accijns voor bepaalde minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit.

Administratieve lasten

Gezien het feit dat de wijzigingen voortvloeien uit de implementatie richtlijn Energiebelastingen zijn de effecten daarvan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven reeds meegenomen bij de in de memorie van toelichting bij het betreffende wetsvoorstel vermelde effecten van alle in het kader van dat wetsvoorstel voorgestelde maatregelen. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving (uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsregelingen).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1 Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

In het eerste lid van artikel 1 zijn de delegatiebepalingen opgenomen waarop het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag berust. De opsomming is aangepast in verband met de wijzigingen die in de Wbm zijn aangebracht bij het wetsvoorstel implementatie richtlijn Energiebelastingen. De wijzigingen houden in de eerste plaats verband met de introductie van nieuwe delegatiebepalingen in 36c, zevende lid, en 36e, zesde en achtste lid. Daarnaast houden de wijzigingen verband met het vernummeren van de delegatiebepalingen in de artikelen 27, negende lid, 27a, derde lid, 28, zevende lid, 28a, vierde lid, 36i, tiende lid, en 36k derde lid tot artikel 25, vijfde lid, 26, derde lid, 27, zesde lid, 28, derde lid, 36i, dertiende lid, onderscheidenlijk 36k, vijfde lid. Tot slot houden de wijzigingen verband met het vervallen van artikel 28a, eerste lid, en artikel 30 van de Wbm.

Artikel I, onderdeel B (artikel 6b Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Naar aanleiding van de vernummering van artikel 27, zevende lid, van de Wbm tot 25, derde lid, zijn de desbetreffende verwijzingen in artikel 6b, eerste en vierde lid, aangepast.

Artikel I, onderdeel C (artikel 6c Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Dit artikel bevat de voorwaarden en beperkingen die worden gesteld aan de toepassing van de in artikel 26, eerste lid, van de Wbm neergelegde vrijstelling. Voorheen was deze vrijstelling neergelegd in artikel 27a, eerste lid, van de Wbm en van toepassing op kolen, gas en KV-gas. Artikel 6c is aangepast aan de vernummering in de Wbm, alsmede aan de beperking van de toepassing van de brandstoffenbelasting tot kolen.

Artikel I, onderdeel D (artikel 7 Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Dit artikel bevat de voorwaarden en beperkingen die worden gesteld aan de toepassing van de in artikel 27 van de Wbm neergelegde teruggaafregelingen. Voorheen waren deze neergelegd in artikel 28 van de Wbm. De teruggaaf was van toepassing op kolen en niet als minerale olie aangemerkt gas. Artikel 7 is aangepast aan de vernummering in de Wbm, alsmede aan de beperking van de toepassing van de brandstoffenbelasting tot kolen. Daarnaast is een verfijning aangebracht in de redactie van het oude derde lid en is dat lid omwille van de leesbaarheid van de bepaling gesplitst. De beschrijving van de bescheiden die bij het verzoek om teruggaaf dienen te worden overgelegd blijven in het derde lid staan. De delegatie met het oog op voorwaarden waaraan de administratie van de verzoeker dient te voldoen is opgenomen in het nieuwe vierde lid.

Artikel I, onderdeel E (artikel 7a Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

De teruggaaf van belasting als geregeld in artikel 28a (oud) van de wet vervalt met ingang van 1 januari 2004. Hierdoor kan eveneens artikel 7a vervallen dat nadere voorwaarden en beperkingen stelde waaronder de teruggaaf werd verleend.

Artikel I, onderdeel F (artikel 7b Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Dit artikel bevat de voorwaarden en beperkingen die worden gesteld aan de toepassing van de in artikel 28, eerste lid, van de Wbm neergelegde teruggaaf. Voorheen was deze teruggaaf neergelegd in artikel 28a, tweede lid, van de Wbm. Artikel 7b is aangepast aan de vernummering in de Wbm, alsmede aan de beperking van de toepassing van de brandstoffenbelasting tot kolen.

Artikel I, onderdeel G (artikel 8 Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Artikel 8 vervalt. Dit artikel gaf uitvoering aan het tweede lid van artikel 30 van de Wbm. Dit laatste artikel vervalt met ingang van 1 januari 2004 op grond van de implementatie richtlijn Energiebelastingen.

Artikel I, onderdeel H (hoofdstuk IVa Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

De wijziging van het opschrift van hoofdstuk IVa hangt samen met de wijziging van de naam regulerende energiebelasting in energiebelasting.

Artikel I, onderdeel J (artikel 8a Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Het nieuwe artikel 8a geeft uitwerking aan de in artikel 36c, zesde lid, van de wet neergelegde bepaling dat het verbruik van aardgas en overige gassen voor het vervaardigen van bepaalde energieproducten binnen de inrichting, waarin zij zijn ontstaan, onder bepaalde voorwaarden niet als een belastbaar verbruik wordt aangemerkt. Artikel 8a geeft aan dat het bedoelde verbruik moet blijken uit de administratie.

Artikel I, onderdeel J (artikel 8aa Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Ingevolge artikel 36e, vierde lid, van de Wbm dienen leveranciers die niet in Nederland wonen of zijn gevestigd en aldaar geen vaste inrichting hebben, in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen voor in Nederland belaste leveringen. Deze systematiek is ontleend aan het fiscaal-vertegenwoordigerschap zoals dat in de omzetbelasting wordt gehanteerd. In het zesde lid van artikel 36e is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die een verzoek tot verstrekking van een vergunning moet bevatten. Daarnaast kunnen ingevolge artikel 36e, achtste lid, bij algemene maatregel van bestuur, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder een vergunning wordt verleend, gewijzigd of ingetrokken. In artikel 8aa is aan de delegatie invulling gegeven.

Het eerste lid geeft een opsomming van de gegevens die het verzoek om een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger moet bevatten. In het tweede en derde lid zijn nadere voorwaarden opgenomen waaronder de vergunning wordt verleend. Een daarvan ziet op de solvabiliteit van de fiscaal vertegenwoordiger. De strekking van deze bepaling is dat voorkomen moet worden dat de fiscus te maken krijgt met een fiscaal vertegenwoordiger die bijvoorbeeld failliet dreigt te gaan en daarmee de fiscale verplichtingen van de buitenlandse leverancier niet na kan komen. In het derde lid wordt geregeld dat de fiscaal vertegenwoordiger namens de buitenlandse leverancier in beginsel optreedt voor alle leveringen als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van de wet waarvoor energiebelasting verschuldigd is of kan worden (dit kunnen zowel belaste als vrijgestelde leveringen zijn). De inspecteur kan echter op verzoek toestaan dat de buitenlandse leverancier voor bijvoorbeeld verschillende delen van het land verschillende fiscaal vertegenwoordigers aanstelt. Het vierde lid ten slotte, bevat de voorschriften op grond waarvan de inspecteur de vergunning kan intrekken of wijzigen. De buitenlandse leverancier wordt van de intrekking van de vergunning in kennis gesteld, alsmede van de gronden waarop deze berust.

Artikel I, onderdeel J (artikel 8ab Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

De invoeging van drie nieuwe leden in artikel 8ab (voorheen 8a) houdt verband met het onderscheid in de energiebelastingtarieven voor grootverbruikers dat met ingang van 1 januari 2004 wordt gemaakt tussen zakelijk en niet-zakelijk verbruik. Het betreft het verbruik van aardgas en elektriciteit boven 10 miljoen m3 onderscheidenlijk 10 miljoen kWh. Het eerste lid bepaalt dat een verbruiker, die voor een bepaalde hoeveelheid geleverd aardgas of elektriciteit in aanmerking wil komen voor het lagere tarief voor zakelijk verbruik, een verklaring moet verstrekken aan zijn leverancier dat met betrekking tot het desbetreffende aardgas of elektriciteit sprake is van zakelijk verbruik. De in het tweede lid opgenomen voorwaarden voor de toepassing van het lagere tarief voor zakelijk verbruik hebben betrekking op de administratie van degene die een beroep doet op het lagere tarief. Indien hij het aardgas of de elektriciteit mede betrekt voor niet-zakelijk verbruik is hij voorts gehouden de hoeveelheid waarop een lager tarief voor zakelijk verbruik ziet, te meten.

Artikel I, onderdeel K (artikel 8b Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Artikel 8b geeft nadere voorwaarden en beperkingen waaronder de vrijstellingen, bedoeld in artikel 36k van de Wbm, worden verleend. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt wordt artikel 36k uitgebreid met twee vrijstellingen en de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur voorwaarden en beperkingen te stellen is uitgebreid naar de nieuwe vrijstellingen. Daarnaast wordt de vóór 1 januari 2004 reeds bestaande vrijstelling, namelijk voor levering van aardgas dat wordt ingezet bij elektriciteitsopwekking, uitgebreid met overige gassen en elektriciteit. Om die reden is het eerste lid van artikel 8b gewijzigd en zijn er twee leden ingevoegd. Het nieuwe derde lid bepaalt dat een afnemer, die in aanmerking wil komen voor de vrijstelling voor gebruik van elektriciteit voor chemische reductie, elektrolytische en metallurgische processen (artikel 36k, derde lid, van de Wbm), een verklaring dient te overleggen aan zijn leverancier dat met betrekking tot de desbetreffende elektriciteit sprake is van vrijgesteld gebruik. Het nieuwe vierde lid eist een overeenkomstige verklaring als beroep wordt gedaan op de vrijstelling voor gebruik van aardgas en overige gassen voor ander gebruik dan als brandstof (artikel 36k, vierde lid, van de Wbm).

Het tot vijfde lid vernummerde derde lid en het tot zesde lid vernummerde vierde lid zijn zodanig aangepast dat de verplichtingen, waaraan de afnemer dient te voldoen teneinde een beroep te kunnen doen op toepassing van een vrijstelling, eveneens van toepassing zijn met betrekking tot de vrijstellingen, bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 36k van de Wbm.

Artikel I, onderdeel I (artikel 8ca Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag)

Artikel 8ca stelde nadere voorwaarden en beperkingen aan de toepassing van de teruggaafregeling voor de inzet van aardgas bij elektriciteitsopwekking (artikel 36l, twaalfde lid, van de Wbm). Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt is de toepassing van deze teruggaaf uitgebreid met de inzet van overige gassen en elektriciteit en zijn in artikel 36l van de Wbm drie nieuwe teruggaafregelingen opgenomen. Artikel 8ca stelt met ingang van 1 januari 2004 tevens voorwaarden en beperkingen aan de toepassing van deze nieuwe teruggaafregelingen. Als gevolg van de wijzigingen zijn het eerste tot en met het vierde lid aangepast en is een nieuw lid aan het artikel toegevoegd.

Artikel II, onderdeel A (artikel 1, eerste lid, Uitvoeringsbesluit accijns)

In artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns is aangegeven aan welke artikelen van (onder andere) de Wet op de accijns het Uitvoeringsbesluit uitvoering geeft. Deze opsomming wordt uitgebreid met het nieuwe artikel 69a van de Wet op de accijns. Dit artikel 69a is in de Wet op de accijns ingevoegd bij de implementatie richtlijn Energiebelastingen.

Artikel II, onderdeel B (artikel 23a Uitvoeringsbesluit accijns)

In artikel 69a van de Wet op de accijns is voorzien in een teruggaaf van accijns voor halfzware olie, gasolie en zware stookolie die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een vermogen van minimaal 20 MW. Ingevolge het eerste lid van artikel 69a dienen bij algemene maatregel van bestuur nadere voorwaarden en beperkingen aan de toepassing van deze teruggaaf te worden vastgesteld. Hiertoe strekt het nieuwe artikel 23a in het Uitvoeringsbesluit accijns.

In artikel 23a is bepaald dat de teruggaaf wordt verleend aan de gebruiker van de hier bedoelde minerale oliën, zijnde de producent van de elektriciteit. Voorts is bepaald dat het gebruik van de minerale oliën ten behoeve van de elektriciteitsopwekking dient te blijken uit de administratie van de gebruiker, met inbegrip van de als zodanig aangewende hoeveelheden. Ingevolge het tweede lid van artikel 69a zullen bij ministeriële regeling (Uitvoeringsregeling accijns) nadere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het verzoek om teruggaaf, in het bijzonder de termijn waarbinnen het verzoek moet worden ingediend en de termijn waarop het verzoek betrekking heeft. Daarnaast zal in genoemde uitvoeringsregeling worden aangegeven welke gegevens in het verzoek moeten zijn opgenomen.

Artikel III

De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van de implementatie richtlijn Energiebelastingen. Het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is dan ook hetzelfde als dat van de implementatie richtlijn Energiebelastingen.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Stb. 1994, 948, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 november 2003, Stb. 459.

XNoot
2

Stb. 1991, 754, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 januari 2003, Stb. 33.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt,

Naar boven