Besluit van 15 december 2003, houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 19 november 2003, nr. WDB2003-560M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Gelet op de artikelen 3.127 en 4.25 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 18g en 33 van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 5 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2003, nr. W06.03.0483/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 11 december 2003, nr. WDB2003-628M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 20011 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 15, derde lid, wordt vervangen door:

  • 3. De opgave van de pensioenaangroei wordt door de verzekeraar binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft, aan de belastingplichtige verstrekt.

B. In artikel 16, elfde lid, wordt na «verminderd met een bedrag» ingevoegd: , waarbij deze vermindering kan leiden tot een negatieve verkrijgingsprijs.

C. Artikel 25 vervalt.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19652 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 1639 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 750 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

B. In artikel 7, tweede lid, wordt «artikel 28, eerste lid, onderdeel f» vervangen door: artikel 28, onderdeel f.

C. Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 4°, wordt «als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering loopbaanonderbreking» vervangen door: als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

D. In artikel 10f, eerste en vierde lid, wordt «artikel 15b, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 15b, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL III

In het Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 19713 wordt in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 7 «artikel 5» vervangen door: artikel 5, eerste lid.

ARTIKEL IV

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

  • 2. Artikel II, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 december 2001.

  • 3. Artikel II, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 2002.

  • 4. Artikel I, onderdelen A en C, werken terug tot en met 1 januari 2003.

  • 5. Artikel II, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 september 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 december 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de negenentwintigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat in hoofdzaak technische aanpassingen van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Op enkele onderwerpen ga ik hierna kort in.

Op grond van het met ingang van 1 januari 2003 – door het amendement Van Vroonhoven-Kok (Kamerstukken 2001–2002 II, 2002–2003, 28 607, nr. 15) – gewijzigde artikel 3.127, vierde lid, van de Wet IB 2001 moet voor de berekening van de ruimte voor lijfrentepremieaftrek vanwege een pensioentekort voortaan worden uitgegaan van de pensioenaangroei (factor A) in het voorafgaande kalenderjaar (jaar t-1). In dit wijzigingsbesluit is bepaald dat pensioenuitvoerders binnen 10 maanden na afloop van het kalenderjaar t-1 aan de belastingplichtige de opgave van de factor A moeten verstrekken. Deze termijn komt overeen met de termijn uit de overgangsregeling voor de jaren 2001 en 2002 (artikel 25 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001).

Bij remigratie of immigratie van een belastingplichtige die als buitenlandse belastingplichtige al een aanmerkelijk belang had in een in Nederland gevestigde vennootschap dient de aanmerkelijkbelangclaim te worden gewaarborgd. Hiertoe wordt de verkrijgingsprijs van de aanmerkelijkbelangaandelen bij het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht door remigratie of immigratie, zodanig vastgesteld dat de Nederlandse aanmerkelijkbelangclaim behouden blijft. Door voorafgaand aan de remigratie of immigratie middels bepaalde transacties de verkrijgingsprijs van hun aanmerkelijk belang te verhogen, zouden aanmerkelijkbelanghouders de in Nederland opgebouwde belastingclaim echter alsnog blijvend kunnen ontgaan. Dit zou kunnen door de desbetreffende aandelen, winstbewijzen en dergelijke middels een aandelenruil of verkooptransactie te vervreemden aan een niet in Nederland gevestigde vennootschap waarin de belastingplichtige eveneens een aanmerkelijk belang heeft. Artikel 16, elfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, regelt daarom reeds dat bij het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang in de niet in Nederland gevestigde vennootschap wordt gecorrigeerd. De verkrijgingsprijs wordt verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de historische verkrijgingsprijs van de aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschap. Daar er discussie mogelijk is of de vermindering ook kan leiden tot een negatieve verkrijgingsprijs – en zulks voor een waarborging van de claim wel noodzakelijk is – is thans onbetwist bepaald dat de correctie ook kan leiden tot een negatieve verkrijgingsprijs.

Dit besluit heeft geen invloed op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A en C (artikelen 15 en 25 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 1965)

De wijziging van artikel 15, derde lid, en het vervallen van artikel 25 hangen samen met de wijzigingen van artikel 3.127 van de Wet IB 2001. De wijzigingen van dit laatste artikel vloeien voort uit de Wet van 18 december 2003, Stb. 528, houdende wijziging van enige belastingwetten c.a. (Technische Herstelwet 2003) en het op 1 januari 2003 in werking getreden amendement Van Vroonhoven-Kok (Kamerstukken II, 2002/2003, 28 607, nr. 15). De wijzigingen in artikel 3.127 van de Wet IB 2001 bewerkstelligen dat belastingplichtigen vóór 1 november van het kalenderjaar waarop de lijfrentepremieaftrek vanwege een pensioentekort betrekking heeft, over alle gegevens beschikken die nodig zijn voor de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek wegens een pensioentekort. De benodigde gegevens omvatten onder meer de inkomensgegevens en de pensioenaangroei (factor A).

De wijziging van artikel 15, derde lid, leidt ertoe dat de pensioenuitvoerders binnen tien maanden (dus vóór 1 november) in het kalenderjaar waarop de lijfrentepremieaftrek betrekking heeft, aan de belastingplichtigen de opgave van de factor A van het aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar (jaar t-1) verstrekken. Ter verduidelijking dient het volgende voorbeeld: een belastingplichtige wil zijn jaarruimte voor lijfrentepremieaftrek vanwege een pensioentekort berekenen voor het kalenderjaar 2004. Daarvoor heeft hij zijn factor A en zijn inkomensgegevens van het kalenderjaar 2003 nodig. De pensioenuitvoerder verstrekt aan de belastingplichtige de opgave van de factor A van 2003 vóór 1 november 2004. Bij de belastingplichtige zijn de inkomensgegevens van het kalenderjaar 2003 in de loop van 2004 bekend. De op basis van deze gegevens berekende jaarruimte voor lijfrentepremieaftrek wegens een pensioentekort, kan hij gebruiken voor de betaling van lijfrentepremies. Indien hij deze premies vóór 1 april 2005 betaalt, mag hij op grond van de terugwentelingsregeling van artikel 3.130 van de Wet IB 2001, de betaalde premies in het kalenderjaar 2004 in aanmerking nemen.

De gewijzigde opgavetermijn van de factor A komt overeen met de termijn die als overgangsregeling gold voor de verstrekking van de opgave van de factor A voor de kalenderjaren 2001 en 2002, bedoeld in artikel 25. Om de wijziging van artikel 15, derde lid, te laten aansluiten op de datum van inwerkingtreding van het amendement Van Vroonhoven-Kok, is formeel aan de wijziging terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2003. Ook artikel 25 vervalt formeel met terugwerkende kracht per die datum. Echter, in de praktijk is er feitelijk geen sprake van terugwerkende kracht. Op grond van de overgangsregeling van artikel 25 moesten pensioenuitvoerders voor de berekening van de jaarruimte voor de lijfrentepremieaftrek voor 2002 de opgave van de factor A van het kalenderjaar 2002 vóór 1 november 2003 verstrekken. Diezelfde factor A kan de belastingplichtige nogmaals gebruiken voor de – wegens het amendement Van Vroonhoven-Kok gewijzigde – berekening van de jaarruimte voor de lijfrentepremieaftrek voor 2003. Per saldo vindt er dus voor de pensioenuitvoerders procedureel bezien geen vervroeging van de opgaveplicht plaats en ook verandert er in de aan te leveren gegevens niets. Door de wijziging van artikel 15, derde lid, krijgen de pensioenuitvoerders meer tijd voor de verstrekking van de opgave van de factor A van 2003 voor de berekening van de jaarruimte voor de lijfrentepremieaftrek voor het kalenderjaar 2004. In plaats van dat de pensioenuitvoerders de opgave van de factor A van 2003 uiterlijk 31 mei 2004 (de termijn volgens de oude tekst van artikel 15, derde lid) aan de belastingplichtigen moeten verstrekken, wordt voor hen de opgavetermijn verlengd tot 1 november 2004. Het uiteindelijke effect is dat de termijn van de overgangsregeling feitelijk structureel wordt.

Artikel I, onderdeel B (artikel 16 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

In bepaalde gevallen zal ter behoud van de Nederlandse belastingclaim, de vermindering van artikel 16, elfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 dusdanig moeten zijn dat zij tot een negatieve verkrijgingsprijs leidt. Het betreft situaties waarin de aandelen, winstbewijzen en dergelijke waarop een Nederlandse aanmerkelijkbelangclaim rust, voorafgaand aan het ontstaan van de binnenlandse belastingplicht worden vervreemd aan een niet in Nederland gevestigde vennootschap die daarbij de koopsom bijvoorbeeld schuldig blijft. Aflossing van de koopsom zou dan er toe kunnen leiden dat de beclaimde waarde belastingvrij wordt uitgekeerd aan de aanmerkelijkbelanghouder. Deze situatie kan worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld.

Voorbeeld

Belanghebbende X heeft een aanmerkelijk belang in vennootschap A en is voor de herziening van het aanmerkelijkbelangregime per 1 januari 1997 geëmigreerd naar Y-land. De verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang was nihil en de waarde in het economisch verkeer ten tijde van de emigratie € 1 000 000. Voorafgaand aan zijn remigratie naar Nederland verkoopt hij zijn aandelen (buiten de termijn waarin het Nederlandse heffingsvoorbehoud inzake het verdrag met Y-land van toepassing is) aan een voor hem nieuw opgerichte holding vennootschap B voor € 1 000 000. Het aandelenkapitaal van vennootschap B bedraagt € 18 000. Vennootschap B blijft de koopsom schuldig en deze wordt later in de vorm van aflossing uitgekeerd aan X. Op grond van artikel 16, elfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen in vennootschap B (€ 18 000) verminderd met € 1 000 000.

Artikel 16, elfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 vermindert de verkrijgingsprijs bij remigratie en immigratie met het bedrag waarop Nederland een claim heeft. Aanleiding destijds voor het opnemen van deze bepaling waren belastingbesparende constructies uit de praktijk waarbij onder meer sprake was van aandelenruil en verkoop van aandelen voor remigratie. In dit voorbeeld dient de verkrijgingsprijs van de nieuw opgerichte holding op een negatief bedrag uit te komen om de claim te waarborgen (€ 18 000–€ 1 000 000). Discussie is echter mogelijk over de vraag of de huidige tekst in artikel 16, elfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wel leidt tot een negatieve verkrijgingsprijs. Door expliciet te regelen dat de verkrijgingsprijs in voorkomende gevallen ook negatief kan worden, wordt deze discussie in de toekomst voorkomen.

Artikel II, onderdeel A (artikel 1 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Met deze wijziging wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2003 een verwijzing aangepast aan een wijziging in het Burgerlijk Wetboek per die datum.

Artikel II, onderdeel B (artikel 7 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Bij Wet van 11 december 2002, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001), Stb. 613, is artikel 28, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 met terugwerkende kracht tot en met 2002 vervallen. Het eerste lid van artikel 28 is bij die gelegenheid het enige lid geworden. Hierdoor is sinds die datum de in artikel 7, tweede lid, opgenomen verwijzing naar artikel 28, eerste lid, onderdeel f, niet meer juist.

Deze wijziging bewerkstelligt het herstel van deze onjuiste verwijzing met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002.

Artikel II, onderdeel C (artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Deze wijzigingen in artikel 10a vinden plaats omdat het wettelijke recht op ouderschapsverlof en de financieringsregeling voor loopbaanonderbreking inmiddels zijn opgenomen in de Wet arbeid en zorg. Het wettelijke recht op ouderschapsverlof is opgenomen in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg. De financieringsregeling voor loopbaanonderbreking is opgenomen in hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg. De wijzigingen in artikel 10a vinden plaats met terugwerkende kracht tot 1 december 2001 omdat het wettelijke recht op ouderschapsverlof en de financieringsregeling loopbaanonderbreking vanaf deze datum zijn opgenomen in de Wet arbeid en zorg.

Artikel II, onderdeel D (artikel 10f Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Deze wijziging van een verwijzing hangt samen met het in de Wet wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004), Stb. 2003, 526 opgenomen autopakket, waarin artikel 15b van de wet is gewijzigd.

Artikel III (artikelen 2 tot en met 7 Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1971)

De aanpassing van de verwijzing in de artikelen 2 tot en met 7 houdt verband met de in de wet van 2003 houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004), (Stb. 2003, 526) opgenomen wijziging van artikel 5 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Stb. 2000, 641, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 maart 2003, Stb. 112.

XNoot
2

Stb. 1965, 202, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2003, Stb. 388.

XNoot
3

Stb. 1971, 558, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2001, Stb. 700.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven