Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2003, 511 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2003, 511 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 oktober 2003, directie Wetgeving, nr. 5252544/03/6;
Gelet op artikel 89 van de Grondwet, de artikelen 14d, tweede lid, 16 en 22e van het Wetboek van Strafrecht, artikel 147 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 19, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, artikel 15, eerste lid van de Gratiewet en artikel 48e, derde lid, van de Wet Justitie-subsidies;
De Raad van State gehoord (advies van 24 november 2003, nr. W03.03.0451/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 2 december 2003, directie Wetgeving, nr. 5258233/03/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De Reclasseringsregeling 19951 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b vervalt.
2. De onderdelen c tot en met f worden geletterd b tot en met e.
3. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. penitentiaire inrichting: een gevangenis, huis van bewaring of inrichting voor de opvang van verslaafden;
4. Onderdeel d (nieuw) komt te luiden:
d. taakstraf: de taakstraf, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht;.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «één door Onze Minister erkende landelijke stichting» vervangen door: één of meer door Onze Minister erkende reclasseringsinstellingen.
2. In het tweede lid wordt «De stichting» vervangen door: Een reclasseringsinstelling.
3. In het derde lid, onderdeel a, wordt «de stichting» vervangen door: een reclasseringsinstelling.
4. In het derde lid, onderdeel c, wordt «de stichting» vervangen door: een reclasseringsinstelling.
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «de stichting of, onder haar verantwoordelijkheid, door» en wordt «het bestuur van de stichting» vervangen door: Onze Minister.
2. Het vierde lid vervalt.
Artikel 5 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 4 kunnen onder verantwoordelijkheid van een reclasseringsinstelling bepaalde, door het bestuur van de reclasseringsinstelling vast te stellen, reclasseringswerkzaamheden worden verricht door:
a. instellingen van maatschappelijke dienstverlening en
b. personen die zich als vrijwilliger aanbieden.
2. De vaststelling van reclasseringswerkzaamheden die door een instelling van maatschappelijke dienstverlening kunnen worden verricht, behoeft de instemming van Onze Minister.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Reclasseringswerkers zijn de door het bestuur van een reclasseringsinstelling als zodanig aangewezen personeelsleden van de reclasseringsinstelling.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. In het derde lid (nieuw) wordt «het derde lid» vervangen door: het tweede lid.
In artikel 7 wordt «de aldaar geldende huishoudelijke reglementen» vervangen door: de aldaar geldende huisregels.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De stichting» vervangen door: Onze Minister.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de straf van onbetaalde arbeid» vervangen door: de taakstraf.
3. In het tweede lid wordt «De stichting» vervangen door: Een reclasseringsinstelling.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: en uitgebracht door een reclasseringsinstelling.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
4. In het tweede lid (nieuw) wordt «De stichting» vervangen door: Een reclasseringsinstelling.
In artikel 11, eerste en tweede lid, wordt «de stichting» telkens vervangen door: een reclasseringsinstelling.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een reclasseringsinstelling brengt, indien opdracht is gegeven tot het verlenen van hulp en steun terzake van de naleving van bijzondere voorwaarden, een rapport over de daarmee verband houdende bemoeiingen uit aan Onze Minister, de rechter of de officier van justitie.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
4. In het tweede lid (nieuw) vervalt «de stichting of door».
In artikel 13 wordt «door of onder verantwoordelijkheid van de stichting» vervangen door: door een reclasseringsinstelling.
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een reclasseringsinstelling ontvangt jaarlijks ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie een subsidie voor de reclasseringswerkzaamheden die door haar of onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.
2. In het vierde lid wordt «1 juli» vervangen door: 1 september.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «1 februari» vervangen door: 1 januari.
2. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstelling.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «1 mei» vervangen door: 1 juni.
2. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstellingen.
3. In het derde lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstellingen.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstelling.
2. In het tweede lid wordt «De stichting» vervangen door: De reclasseringsinstelling.
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstelling.
2. In het tweede lid wordt «De stichting» vervangen door: De reclasseringsinstelling.
In artikel 24, eerste lid, wordt «de stichting» telkens vervangen door: de reclasseringsinstelling.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» vervalt.
2. In de aanhef wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstelling.
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «1 mei» vervangen door: 1 juni.
2. In het eerste lid wordt «de stichting» vervangen door: de reclasseringsinstelling.
In artikel 28, eerste en derde lid, wordt «de stichting» telkens vervangen door: de reclasseringsinstelling.
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «de stichting» vervangen door: Onze Minister.
2. Het tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Bestuursleden en werknemers van de reclasseringsinstellingen kunnen geen lid van de klachtencommissie zijn.
3. In het vierde lid wordt «De stichting» vervangen door: Onze Minister.
In artikel 35 wordt «De stichting, de reclasseringsinstellingen» vervangen door: De reclasseringsinstellingen.
Artikel 38 komt te luiden:
1. Indien een instelling erkend is op grond van artikel 4, eerste lid, van dit besluit, zoals dit luidde voordat het ingevolge het besluit van 4 december 2003 tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering (Stb. 511) werd gewijzigd, geldt deze erkenning als erkenning op grond van artikel 4, eerste lid.
2. In afwijking van de artikelen 26 tot en met 28 geschiedt de vaststelling van de subsidie voor het subsidiejaar 2003 op de voet van dit besluit, zoals dit luidde voordat het ingevolge het besluit van 4 december 2003 tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering (Stb. 511) werd gewijzigd.
3. In afwijking van artikel 19, eerste lid, en artikel 20, eerste lid, dient de reclasseringsinstelling de subsidieaanvraag voor het subsidiejaar 2004 uiterlijk op 1 januari 2004 in en neemt Onze Minister voor 1 februari 2004 het besluit waarbij de subsidie voor het subsidiejaar 2004 wordt verleend.
4. De benoeming tot lid van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, zoals dit luidde voordat het ingevolge het besluit van 4 december 2003 tot wijziging van de Reclasseringsregeling 1995 in verband met de reorganisatie van de reclassering (Stb. 511) werd gewijzigd, geldt als benoeming door Onze Minister als bedoeld in artikel 29, tweede lid.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere overgangsregels worden gesteld.
In artikel 1, onderdeel b, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden2 vervallen «de stichting of» en «onderscheidenlijk onder c,».
In artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire maatregel3 vervallen «de stichting alsmede» en «onderscheidenlijk onder c,».
In artikel 1, onderdeel c, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen4 vervallen «de stichting alsmede» en «onderscheidenlijk onder c,».
In artikel 1, onderdeel b, van het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen5 vervallen «de stichting of» en «onderscheidenlijk c,».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de zestiende december 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Bij brief van 5 september 2003 heb ik de Tweede Kamer der Staten-Generaal bericht dat enkele taken van de Stichting Reclassering Nederland door het ministerie van Justitie zullen worden overgenomen1. In verband met deze beslissing wordt in dit besluit de Reclasseringsregeling 1995 aangepast.
Mijn besluit om enkele taken van de Stichting Reclassering Nederland (SRN) door het ministerie over te laten nemen, heeft een drieledige achtergrond.
In de eerste plaats hebben verschillende fracties van de Tweede Kamer terzake van mijn voornemen van 12 mei 2003 tot het oprichten van het Beleids- en verdeelorgaan (BVO)2kritische vragen gesteld3. Er werden vraagtekens geplaatst bij het oprichten van deze stichting en de taken die deze stichting zou gaan uitvoeren. Verschillende fracties vroegen waarom deze taken niet door het ministerie worden uitgevoerd.
In de tweede plaats heeft de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (RSJ) op 21 augustus jl. een advies uitgebracht terzake van de bezuinigingen op de reclassering zoals die in het Hoofdlijnenakkoord zijn opgenomen. In dit advies noemt de RSJ het afzien van de instelling van de BVO een alternatief om het feitelijke reclasseringswerk zo min mogelijk aan te tasten.
In de derde plaats maakt de omvangrijke ombuiging die voortvloeit uit genoemd Hoofdlijnenakkoord, een integrale doorlichting van taken en organisatie van de reclasseringsorganisaties noodzakelijk.
In overleg met de betrokken reclasseringsinstellingen wordt afgezien van het oprichten van het BVO. In het licht van de reorganisatie van de reclassering moet de oprichting van het BVO thans worden beschouwd als een overbodige tussenstap. Het afzien van de oprichting van de BVO heeft echter tot gevolg dat een oplossing gezocht moet worden voor de knelpunten die in de organisatie van de reclassering bestaan. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan de bezwaren die er zijn tegen het gegeven dat de SRN verantwoordelijk is voor de verdeling van reclasseringsgelden over de reclasseringsinstellingen en tevens reclasseringsinstelling is en aan de bezwaren betreffende de verdeling van cliënten. Het is onwenselijk dat het afzien van het oprichten van het BVO tot gevolg zou hebben dat deze situatie zou voortduren. Er is daarom voor gekozen om de beoogde taken van het BVO – taken die tot aan 1 januari 2004 door de SRN worden vervuld – te beleggen bij het ministerie. Deze situatie is tijdelijk. Met de hiervoor genoemde integrale doorlichting zal tevens een visie worden ontwikkeld over de definitieve plaats en organisatie van de reclassering. Dit zal op termijn leiden tot nieuwe wetgeving over de reclassering die bij gelegenheid van de tijdelijke regeling van de subsidiëring van de reclassering in de Wet Justitie subsidies al werd aangekondigd. Ik acht het niet in het belang van de reclassering om met de gewenste functiescheiding te wachten totdat de genoemde wetgeving tot stand is gebracht.
Zoals aangegeven, worden in afwachting van deze definitieve regeling taken van de SRN overgebracht naar het ministerie. Enkele taken zullen worden toebedeeld aan de reclasseringsinstellingen. Op dit moment bestaan drie reclasseringsinstellingen: SRN, het Leger des Heils en de verslavingsreclassering (onderdeel van de GGz Nederland). Deze instellingen zullen hun reclasseringswerkzaamheden op reguliere wijze voortzetten.
In de oude situatie ontving de SRN een subsidie en was de SRN verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen over de reclasseringsinstellingen. In de nieuwe situatie ontvangen de reclasseringsinstellingen de subsidie rechtstreeks van het ministerie.
Naar de precieze aard, omvang, kosten en gewenste toedeling van de relevante taken wordt een onafhankelijk onderzoek verricht. Op basis daarvan zal ik na overleg met de reclasseringsinstellingen besluiten over de concrete taakinvulling. In afwachting daarvan heb ik een reservering binnen het reclasseringsbudget gemaakt. De feitelijke overheveling van taken zal in de loop van 2004 zijn beslag krijgen.
In de artikelsgewijze toelichting is aangegeven welke taken in de tijdelijke situatie door het ministerie zullen worden verricht. Deze taken worden fasegewijs bij een projectorganisatie binnen het ministerie ondergebracht.
Artikel I regelt de wijzigingen in de Reclasseringsregeling 1995 (Rr).
In artikel 1 van de Rr vervalt de definitie van «stichting». De in de Rr aan de SRN toebedeelde taken worden door het ministerie of door de reclasseringsinstellingen zelf overgenomen. De Uitvoeringsregeling reclassering (Stcrt. 1998, nr. 109) zal aan deze wijziging worden aangepast.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de terminologie in de onderdelen d en e (c en d nieuw) aan te passen aan de Penitentiaire beginselenwet en de Wet Taakstraffen1.
In artikel 2 Rr wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden bij reclasseringsinstellingen die door de minister van Justitie erkend zijn, gelegd.
Artikel 3 Rr vervalt aangezien er niet langer sprake is van algemene verantwoordelijkheid van SRN voor de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden.
De erkenning van reclasseringsinstelling, zoals geregeld in artikel 4, wordt overgenomen door het ministerie. De drie bestaande en erkende reclasseringsinstellingen behouden hun erkenning (zie onderdeel DD).
Artikel 5 Rr regelt dat bepaalde reclasseringswerkzaamheden door andere maatschappelijke instellingen (d.w.z. instellingen die geen reclasseringsinstelling zijn) en door vrijwilligers kunnen worden verricht. Een en ander geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de reclasseringsinstellingen. Het gaat hierbij niet om structurele reclasseringswerkzaamheden, maar om incidentele bijdragen daaraan.
In het geval van de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden door een instelling van maatschappelijke dienstverlening, is de instemming van de minister van Justitie vereist.
In artikel 6 Rr vervalt de aanwijzing van de reclasseringswerkers door de stichting. Reclasseringswerkers zijn de als zodanig aangewezen personeelsleden van de erkende reclasseringsinstellingen. De eed- of belofteaflegging zal, zoals thans ook gebruikelijk, voor de rechtbank geschieden.
Artikel 7 van de Rr is aangepast aan de terminologie van de Penitentiaire beginselenwet.
In artikel 8 Rr wordt de algemene zorgtaak om te voorzien in de reclasseringsfunctie bij de minister van Justitie gelegd.
Verder is in het eerste lid, onderdeel c, de terminologie aangepast aan de Wet Taakstraffen.
De in de artikelen 9 tot en met 13 van de Rr in de oude situatie aan de SRN toebedeelde taken, worden in de nieuwe situatie aan de reclasseringsinstellingen zelf toebedeeld.
Zo zullen de voorlichtingsrapporten zoals genoemd in artikel 9 in de nieuwe situatie worden aangevraagd bij en uitgebracht door de reclasseringsinstellingen. Hetzelfde geldt voor de taken zoals geregeld in artikel 12.
Om te voorkomen dat het in de nieuwe situatie voor de partners van de reclassering in de strafrechtsketen onduidelijk wordt tot welke reclasseringsinstelling zij zich moeten wenden, draagt de minister van Justitie, in samenwerking met de reclasseringsinstellingen, er zorg voor dat er één loket komt voor de inschakeling van de reclassering. Een en ander zal aan de partners in de strafrechtsketen kenbaar worden gemaakt.
De artikelen 15 tot en met 28 Rr regelen de subsidiëring van de reclassering. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven zullen de drie reclasseringsinstellingen rechtstreeks vanuit het ministerie worden gesubsidieerd. In deze bepalingen wordt derhalve «stichting» steeds vervangen door «reclasseringsinstelling(en)».
In de artikelen 15, 17, 18, 26 en 27 Rr zijn verder enkele termijnen gewijzigd. De reden hiervoor is dat de regeling hierdoor beter aansluit op de in de praktijk gebruikelijke termijnen.
De klachtenregeling zoals omschreven in hoofdstuk 5 van de Rr, de artikelen 29 tot en met 32, blijft inhoudelijk in stand. In plaats van het bestuur van de SRN zal de minister de leden van de klachtencommissie benoemen. De leden van de commissies van toezicht bij de justitiële inrichtingen worden eveneens door de minister benoemd. Het ministerie zal voorts voorzien in het secretariaat van de klachtencommissie.
De in de artikelen 34 en 35 Rr genoemde verplichtingen van de SRN op het gebied van toezicht kunnen vervallen. De genoemde verplichtingen blijven uiteraard gelden voor de reclasseringsinstellingen.
Deze bepaling regelt de overgang naar de nieuwe situatie en wijzigt daartoe artikel 38 Rr. De onder de Reclasseringsregeling 1995 (oud) erkende reclasseringsinstellingen worden verondersteld te zijn erkend onder de regeling zoals die bij inwerkingtreding van dit besluit komt te luiden.
Voorts is een regeling getroffen voor de afhandeling van de subsidie voor het jaar 2003 door de SRN en ten aanzien van de subsidieaanvraag van de reclasseringsinstellingen voor het jaar 2004.
Met betrekking tot de leden van de klachtencommissie geldt dat hun benoeming op grond van de oude regeling wordt beschouwd als benoeming door de minister van Justitie op grond van artikel 29, tweede lid.
De artikelen II tot en met V bevatten wijzigingen in enkele algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het penitentiaire recht. Waar sprake is van de stichting en daarmee verwezen wordt naar de SRN, kan deze verwijzing vervallen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2003-511.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.