Besluit van 29 oktober 2003 tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in het kader van de nadere vaststelling van overgangsbeleid in verband met de afschaffing van de blokbevordering van de korporaals van de Koninklijke Marine, van het Inkomstenbesluit militairen in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Rijk over de periode van 1 december 2002 tot en met 31 december 2003 en van enige besluiten in verband met technische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 13 augustus 2003, nr. P/2003004550;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2003, nr. W07.03.0342/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 24 oktober 2003, nr. P/2003006977;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen militair ambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

B. Na artikel 29 wordt een artikel 29a ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 29a Overgangsbeleid bevordering tot sergeant bij de Koninklijke Marine

  • 1. Aan de militair bij de zeemacht, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit artikel de rang van korporaal bekleedt, zal, indien hij 12 jaar die rang heeft bekleed, bij voorrang een functie worden toegewezen waaraan de rang van sergeant is verbonden, voor zover een dergelijke functie beschikbaar is, met dien verstande dat een dergelijke functietoewijzing niet kan geschieden binnen een termijn van twee jaar voor de dag waarop hem ontslag als bedoeld in artikel 39a, onder a, zal worden verleend.

  • 2. Indien het niet mogelijk is om de militair, bedoeld in het eerste lid, een functie toe te wijzen waaraan de rang van sergeant is verbonden, wordt hij, op het moment dat hij de rang van korporaal 15 jaar heeft bekleed, bevorderd tot sergeant.

  • 3. De militair bij de zeemacht, die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit artikel de rang van korporaal bekleedt en aan wie twee jaar voor de dag waarop hem ontslag als bedoeld in artikel 39a, onder a, zal worden verleend, nog geen functie is of kan worden toegewezen waaraan de rang van sergeant is verbonden, wordt niettemin bevorderd tot sergeant.

  • 4. Om voor toewijzing van een functie waaraan de rang van sergeant is verbonden, als bedoeld in het eerste lid, dan wel voor een bevordering tot sergeant, als bedoeld in het tweede en derde lid, in aanmerking te komen dient de militair te voldoen aan de gestelde eisen, bedoeld in artikel 22.

ARTIKEL II

Het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie2 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

  • 1. Het salaris van de ambtenaar bedoeld in artikel 1, derde lid, wordt vastgesteld aan de hand van de soort en het aantal tandheelkundige verrichtingen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de vaststelling van het salaris.

B. In artikel 22, tweede lid, wordt de zinsnede «bedraagt de vakantie-uitkering per maand» vervangen door: bedraagt de vakantie-uitkering.

C. In artikel 26, derde lid, wordt «bedoeld in artikel 24, en een vergoeding voor extra diensten als bedoeld in artikel 25» vervangen door: bedoeld in artikel 24, een vergoeding voor extra diensten als bedoeld in artikel 25 en een vervangingstoelage als bedoeld in artikel 29a.

D. In artikel 27, derde lid, wordt «artikelen 12a, 19 en 20» vervangen door: artikelen 12a, 19, 20 en 29a.

E. In artikel 29 vervalt onderdeel c en worden de onderdelen d en e geletterd c en d.

F. Artikel 29a komt te luiden:

Artikel 29a Vervangingstoelage

  • 1. Voor de ambtenaar die op 30 juni 2003 aanspraak heeft op een toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie, wordt die aanspraak met ingang van 1 juli 2003 omgezet in een vervangingstoelage.

  • 2. Het bedrag van de vervangingstoelage is op 1 juli 2003 gelijk aan het bedrag van de toelage waarop de ambtenaar op 30 juni 2003 aanspraak heeft op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie.

  • 3. Voor zover de toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie op 30 juni 2003 deel uitmaakt van de bezoldiging onderscheidenlijk de grondslag voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het pensioengevend inkomen, maakt de vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op overeenkomstige wijze deel uit van de bezoldiging onderscheidenlijk de grondslag voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het pensioengevend inkomen.

  • 4. Voor zover de toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie vóór 30 juni 2003 wordt aangepast met het percentage van een algemene salarismaatregel, wordt de vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op overeenkomstige wijze aangepast met het percentage van een algemene salarismaatregel.

ARTIKEL III

Het Inkomstenbesluit militairen3 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Eindejaarsuitkering topfunctionarissen

2. Het derde lid vervalt.

B. In artikel 17b, vierde lid, wordt de zinsnede «wordt het tweede lid op overeenkomstige wijze toegepast» vervangen door: wordt het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast.

C. In artikel 23, eerste lid, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 54, onder e» vervangen door: bedoeld in artikel 54a, onder d.

D. In de bijlagen A en B wordt het salarisbedrag «€ 8270,59» in de kolommen vice-admiraal en luitenant-generaal gewijzigd in: € 8291,27 en wordt het salarisbedrag «€ 8816,11» in de kolommen luitenant-admiraal en generaal gewijzigd in: € 8838,15.

ARTIKEL IV

Het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie4 wordt als volgt gewijzigd:

A. Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel c, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, die komen te luiden:

d. uitvoeringsorgaan: het orgaan belast met de uitbetaling van de bezoldiging van de ambtenaar;

e. bevoegd gezag:

1°. de secretaris-generaal, voor zover het betreft de centrale organisatie;

2°. de bevelhebber, voor zover het betreft het desbetreffende krijgsmachtdeel;

3°. de commandant Defensie Interservice Commando, zover het betreft het Defensie Interservice Commando.

B. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Uitbetaling van de tegemoetkomingen vindt plaats» vervangen door: Het uitvoeringsorgaan betaalt de tegemoetkomingen uit.

2. In de tweede volzin van het tweede lid wordt de zinsnede «deze wijzigingen te melden» vervangen door: deze wijzigingen aan het uitvoeringsorgaan te melden.

C. Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. De toekenning van de tegemoetkomingen geschiedt door het bevoegd gezag.

  • 2. De uitbetaling van de tegemoetkomingen geschiedt door het uitvoeringsorgaan over de maand of maanden waarvoor de ambtenaar een tegemoetkoming heeft aangevraagd dan wel, in geval van ontslag of overlijden, over de maand van ontslag of overlijden.

D. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Het orgaan, bedoeld in artikel 9» vervangen door: Het uitvoeringsorgaan.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «kan de uitbetaling van de tegemoetkoming worden opgeschort» vervangen door: kan de uitbetaling van de tegemoetkoming door het uitvoeringsorgaan worden opgeschort.

ARTIKEL V

Artikel 15, vijfde lid, van het Verplaatsingskostenbesluit militairen5 vervalt.

ARTIKEL VI

De Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

Artikel 21, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie6 komt te luiden:

  • 2. Onder schadeloosstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van genoemde wet, worden voor de toepassing van dit artikel verstaan alle inkomsten, aan de in het vorige lid bedoelde functie verbonden.

ARTIKEL VIII OVERGANGSBEPALINGEN

A. In afwijking van artikel 15a, eerste lid, van het Inkomstenbesluit militairen bedraagt het percentage van de eindejaarsuitkering:

a. voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002: 1%.

b. voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003: 0,8%.

B. In afwijking van artikel III, onderdeel D, worden in de bijlagen A en B van het Inkomstenbesluit militairen voor de periode van 1 december 2002 tot en met 30 april 2003 het salarisbedrag van de vice-admiraal en luitenant-generaal bepaald op: € 8270,59 en het salarisbedrag van de luitenant-admiraal en generaal bepaald op: € 8816,11.

ARTIKEL IX SLOTBEPALINGEN

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel II, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 2003;

b. artikel II, onderdeel F, terugwerkt tot en met 1 juli 2003;

c. artikel III, onderdeel D, terugwerkt tot en met 1 mei 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 oktober 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Uitgegeven de negende december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Afschaffing blokbevordering korporaals zeemacht

Bij de wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) is in 1990 ten aanzien van de systematiek van bevordering afgestapt van een stelsel, waarbij militairen met gelijke anciënniteit en rang gelijktijdig voor bevordering in beschouwing werden genomen («blokbevordering»). In de sedertdien geldende systematiek staat de geschiktheid van de militair voorop en bepalen individuele capaciteiten of de militair geschikt is voor een bepaalde functie.

Op de in 1990 ingevoerde systematiek werd destijds voor de zeemacht een uitzondering gemaakt voor de bevordering van korporaal tot sergeant. De uitzondering is gemaakt voor de min of meer homogene groep korporaals met functie-eisen die vrij algemeen van aard waren en daardoor niet binnen het systeem van functietoewijzing op grond van de meest geschikte kon worden ingepast. Die uitzondering heeft een basis gekregen in artikel 29, tweede lid, AMAR en is door de bevelhebber der zeestrijdkrachten nader uitgewerkt in beleidsregels. Op grond van deze regelgeving worden korporaals bij de zeemacht nog steeds naar behoefte bevorderd in volgorde van anciënniteit.

De systematiek van blokbevordering levert in de dagelijkse praktijk van het personeelsbeheer steeds vaker problemen op bij de functietoewijzing. Sedert 1990 is binnen de groep korporaals steeds verdergaande specialisatie ontstaan en zijn tegelijkertijd de functie-eisen voor diverse (groepen van) functies aanzienlijk specifieker geworden. Daardoor is ook voor korporaals in toenemende mate de behoefte ontstaan, indien een sergeantsfunctie niet kan worden toegewezen aan de militair die reeds de rang van sergeant heeft, de functie niet per definitie toe te wijzen aan de korporaal met de langste diensttijd als korporaal, maar aan de korporaal die gelet op de functie-eisen het meest geschikt is.

Ook het personeel zelf is in toenemende mate ontevreden over de systematiek van de blokbevordering, met name is dat het geval bij jeugdige, goed functionerende korporaals.

Ten slotte past de archaïsche systematiek van de blokbevordering niet in de modernisering van het personeelsbeleid van Defensie, zoals dat gestalte heeft gekregen in de vorm van het bieden van de mogelijkheid van individuele keuzen op het gebied van arbeidsvoorwaarden (flexibele beloning, flexibele arbeidsduur, etc.).

Omdat korporaals bij de zeemacht die op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit verwachtingen konden ontlenen aan artikel 29, tweede lid, AMAR ten aanzien van het moment waarop zij zouden worden bevorderd tot sergeant, is voor hen een overgangsbeleid vastgesteld. In het overleg met de Sectorcommissie Defensie is op 28 april 2003 over dit onderwerp overeenstemming bereikt.

Vereenvoudiging tariefbeloning

In verband met het afschaffen van de prestatiebeloning per 1 januari 1983 is op die datum de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie in werking getreden. De Toelageregeling voorzag in een garantietoelage respectievelijk overgangstoelage voor burgerpersoneel, dat was geplaatst bij een toenmalig tariefbedrijf en beoogde een inkomensverslechtering te voorkomen of te verzachten.

Sinds 1 januari 1993 is op de garantie- en overgangstoelage een anticumulatie-systematiek van toepassing. Als gevolg van deze anticumulatie is er weinig bereidheid van het betrokken personeel om additionele werkzaamheden te verrichten zoals het waarnemen van een hogere functie, het geconsigneerd zijn buiten werktijd of het verrichten van werk op ongebruikelijke tijden. Een dergelijke activiteit levert namelijk geen enkele inkomensverbetering op, maar heeft – integendeel – een definitieve verlaging van de garantie- of overgangstoelage tot gevolg. Dit wordt als zeer onbillijk ervaren, werkt belemmerend voor de mobiliteit en leidt in de praktijk tot ontwijkingsgedrag. Geconstateerd is verder, dat het belang van de anticumulatieregels met het voortschrijden van de tijd aanmerkelijk is afgenomen. De financiële opbrengsten ervan zijn gering, maar leveren nog steeds een hoge werklast op. De Toelageregeling afschaffing tariefbeloning defensie is vervallen en de aanspraken op grond van deze regeling zijn omgezet in een persoonlijke toelage zonder anticumulatieregels. Deze vervangingstoelage is eenvoudig en heeft geen van de genoemde nadelen. De toelage wordt evenmin verminderd in het geval de ambtenaar in deeltijd gaat werken.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de algemene salarismaatregelen voor de militaire topfunctionarissen ingevolge het arbeidsvoorwaardenakkoord van de sector Rijk voor de periode 1 december 2002 tot en met 31 december 2003 in het Inkomstenbesluit militairen op te nemen. Daarnaast zijn enkele wijzigingen van technische of redactionele aard in enkele besluiten aangebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 29, tweede lid, regelde de blokbevordering. Door het vervallen van dit artikellid is de blokbevordering afgeschaft.

Artikel I, onderdeel B

Het eerste lid van artikel 29a bevat een voorziening voor militairen der zeemacht die op de dag vóór de datum van inwerkingtreding reeds korporaal waren. Bij wijze van overgangsbeleid wordt bepaald dat aan de militair der zeemacht, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van genoemd artikel de rang van korporaal bekleedt, bij voorrang op andere korporaals een functie op het niveau van sergeant wordt toegewezen nadat hij de rang van korporaal gedurende twaalf jaar heeft bekleed, mits een dergelijke functie beschikbaar is. Dit is de hoofdregel, waarbij enerzijds de plaatsingsautoriteiten van de Koninklijke Marine (in casu de commandant der zeemacht in Nederland en de commandant van het Korps Mariniers) de inspanningsverplichting op zich nemen de militair, wanneer hij in deze omstandigheid verkeert, een functie op sergeantsniveau aan te bieden. Anderzijds maakt het gegeven dat hij een voorrangspositie geniet ten opzichte van korporaals op wie dit overgangsbeleid niet van toepassing is, dat ook de militair zelf in voorkomend geval de nodige activiteiten aan de dag dient te leggen om zich te oriënteren en te kwalificeren voor functies op het niveau van sergeant. Daarnaast blijft de militair, op grond van artikel 19, tweede lid, van het AMAR gehouden een hem toegewezen functie te (gaan) vervullen. De hier aangegeven functietoewijzing kan evenwel niet geschieden binnen een termijn van twee jaar voor de datum van het leeftijdsontslag. Overigens moet worden vermeld dat uiteraard ook op deze categorie korporaals het reguliere functietoewijzingsproces, zoals vermeld in hoofdstuk 4 van het AMAR, van toepassing is, zodat toewijzing van een functie op het niveau van sergeant binnen de genoemde termijn van 12 jaar ook voor hen tot de mogelijkheden behoort.

Ingevolge het nieuwe tweede lid wordt een korporaal, bij wie het, ondanks de inspanningen van de zijde van de plaatsingsautoriteiten en van hemzelf, niet is gelukt hem voordat hij die rang vijftien jaar heeft bekleed een functie toe te wijzen waaraan de rang van sergeant is verbonden, bij het bereiken van die looptijd niettemin bevorderd tot sergeant. Deze mogelijkheid staat evenwel uitdrukkelijk niet open voor de korporaal die deze rang vijftien jaar heeft bekleed en indien er sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 19, 4e lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Het nieuwe derde lid van artikel 29a strekt ertoe dat twee jaren voor de datum van het leeftijdsontslag een korporaal, desnoods zonder dat hem een functie wordt toegewezen waaraan de rang van sergeant is verbonden, wordt bevorderd tot sergeant, ook als hij de in het tweede lid genoemde maximale looptijd nog niet heeft bereikt. Bij functietoewijzing waaraan een bevordering is verbonden geldt ingevolge beleidsafspraken dat de militair een substantiële periode van tenminste twee jaren de betreffende functie vervult.

Voorwaarde voor de toewijzing van een functie waaraan de rang van sergeant is verbonden, dan wel voor bevordering tot sergeant op grond van het derde lid, is ingevolge het nieuwe vierde lid, dat de betrokken militairen voldoen aan de op grond van artikel 22 AMAR gestelde eisen omtrent opbouw van kennis en ervaring.

Artikel II

Onderdeel A

Met ingang van 1 januari 1995 is het Arbeidsovereenkomstenbesluit ingetrokken en zijn de burgertandartsen onder de werking gebracht van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en aldus aangesteld als ambtenaar. De hoogte van het inkomen van de tandarts was afhankelijk van het aantal uitgevoerde tandheelkundige handelingen, die werden gehonoreerd met een aantal punten zoals vastgesteld in de Salarisregeling burgertandartsen defensie. De registratie vond plaats met behulp van het systeem Informatievoorziening Tandheelkunde Krijgsmacht (ITAK). In 1999 werd het ITAK-systeem beëindigd en werd het declaratiesysteem Exquise ingevoerd met als basis het tarievenbesluit van het College tarieven gezondheidszorg (CTG). Doordat er geen direct verband bestaat tussen de ITAK-punten van de handeling en de CTG-punten van een verrichting, bleek het niet mogelijk op basis van ITAK-punten te blijven honoreren. Dit heeft tot gevolg dat een nieuwe Salarisregeling burgertandartsen defensie is ontworpen en dat de tekst van het onderhavige artikel in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD) redactioneel is aangepast.

Onderdeel B

Dit betreft een technische correctie. Door een dubbele wijziging van dit artikellid is een tekstuele doublure ontstaan. Deze doublure is met deze wijziging ongedaan gemaakt.

Onderdelen C tot en met E

Deze onderdelen zijn technische aanpassingen die samenhangen met het intrekken van de oude regeling en de introductie van de nieuwe toelage.

Onderdeel F

In dit onderdeel is de aanspraak op grond van de Toelageregeling vervangen door een aanspraak op een vervangingstoelage. Het bedrag van de nieuwe toelage is gelijk aan het bedrag van de ingetrokken aanspraak. Om overige nadelige effecten te vermijden, is de vervangingstoelage meegerekend voor de bezoldiging, dan wel de grondslag voor de vakantie-uitkering dan wel het pensioengevend inkomen, zoals dit ook het geval was bij de ingetrokken toelage. Hetzelfde geldt voor een mogelijke indexering in geval van een algemene salarisverhoging.

Artikel III

Onderdelen A en D

Militairen met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de primaire inkomensontwikkeling van de sector Rijk. Bij de sector Rijk is in november 2002 een arbeidsvoorwaardenakkoord afgesloten voor de periode 1 december 2002 tot 1 januari 2004, waarin een algemene salarisverhoging is overeengekomen van 2,5% per 1 december 2002 en van 0,25% per 1 mei 2003. Het derde lid van artikel 15a heeft geen werking meer en kan derhalve vervallen.

Onderdelen B en C

Dit betreft de aanpassing van een verwijzing.

Artikel IV

In het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie (IZBAD) ontbrak een bepaling inzake het bevoegd gezag. In de praktijk leidde dat tot onduidelijkheid inzake de afdoening van bezwaar en beroep tegen beslissingen ingevolge het IZBAD.

Ter verduidelijking is bij deze wijziging tevens het begrip uitvoeringsorgaan opgenomen. Daardoor wordt zichtbaar dat het bevoegd gezag de tegemoetkoming formeel toekent en het uitvoeringsorgaan uitsluitend belast is met de uitbetaling daarvan.

Artikel V

Dit artikel bevat een uitwerking van artikel 4 van het Verplaatstingskostenbesluit militairen, dat reeds is vervallen (Stb. 2000, 79), waardoor dit artikel geen werking meer heeft en eveneens kan vervallen.

Artikel VI

Zie de toelichting bij artikel II, onderdelen B tot en met E.

Artikel VII

Dit betreft alleen het herstellen van een redactionele oneffenheid, ontstaan bij het totstandkomen van de wijziging van dit artikel bij Stb. 2003, 208. Om verdere misverstanden te voorkomen is de gehele tekst van dit artikellid opnieuw opgenomen.

Artikel VIII

Onderdeel A

Bij de sector Rijk is het procentuele deel van de eindejaarsuitkering met terugwerkende kracht voor het jaar 2002 incidenteel verhoogd tot 1,0% en voor het jaar 2003 incidenteel tot 0,8%.

Onderdeel B

Zie de toelichting bij artikel III, onderdelen A en D.

Artikel IX

Het arbeidsvoorwaardenakkoord van de sector Rijk ziet op een periode van 1 december 2002 tot 1 januari 2004 en is eerst op 26 november 2002 tot stand gekomen. Met de centrales van overheidspersoneel is overeengekomen de vervangingstoelage voor de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning met ingang van 1 juli 2003 te introduceren. Hierdoor is het noodzakelijk om aan een aantal onderdelen, die overigens alle een begunstigend karakter hebben, terugwerkende kracht te verlenen.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap


XNoot
1

Stb. 1982, 279, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 mei 2003, Stb. 210.

XNoot
2

Stb. 1993, 345, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 april 2003, Stb. 208.

XNoot
3

Stb. 1996, 27, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 april 2003, Stb. 209.

XNoot
4

Stb. 1993, 341, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 juli 2002, Stb. 453.

XNoot
5

Stb. 1991, 412, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 april 2003, Stb. 209.

XNoot
6

Stb. 1993, 350, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 mei 2003, Stb. 210.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven