Besluit van 11 november 2003, houdende wijziging van het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994, van het Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 en van het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen (PbEG L 77) en richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 4 september 2003, no. FM 2003-00996M;

Gelet op de artikelen 20, aanhef en onderdeel a, 42, eerste lid, onderdeel e, 68, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 72, vijfde lid, 100, vijfde lid, 187, eerste lid, en 195, derde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2003, no. W06.03.0384/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 5 november 2003, no. FM 2003-01574 M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «geboekte premies» vervangen door «geboekte dan wel verdiende premies, naargelang welk bedrag het hoogst is», wordt «tien miljoen euro» telkens vervangen door «€ 50 miljoen» en wordt «in het laatste boekjaar» vervangen door «in de afgelopen drie boekjaren».

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «zeven miljoen euro» telkens vervangen door «€ 35 miljoen» en wordt «in het laatste boekjaar» vervangen door «in de afgelopen drie boekjaren».

3. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid worden de geboekte dan wel verdiende premies, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, eerste volzin, en de geboekte bruto schaden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eerste volzin, met vijftig procent verhoogd. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan toestemmen in de toepassing van statistische methoden bij de toewijzing van de geboekte dan wel verdiende premies en geboekte bruto schaden aan de genoemde branches.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge zoals berekend overeenkomstig dit artikel lager is dan het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge in het afgelopen boekjaar, is het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge ten minste gelijk aan het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge van het afgelopen boekjaar vermenigvuldigd met de verhouding tussen de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het einde van het afgelopen boekjaar en de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het begin van het afgelopen boekjaar; dit verhoudingsgetal is ten hoogste honderd procent.

5. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de op herverzekering gebaseerde verlaging van het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, tweede volzin, en onderdeel b, tweede volzin, en het zesde lid, bedenkingen naar voren brengen indien:

    a. de aard of de kwaliteit van de overdracht uit hoofde van herverzekering sinds het afgelopen boekjaar sterk is gewijzigd;

    b. er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van herverzekering.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. voor verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten voor een periode van vijf jaar of minder zijn vastgelegd: vijfentwintig procent van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen boekjaar;

4. Onderdeel f komt als volgt te luiden:

f. voor de aanvullende verzekeringen: de hoogste uitkomst van de volgende twee berekeningen:

1°. Eerste berekening

Achttien procent van de in het afgelopen boekjaar geboekte dan wel verdiende premies, naargelang welk bedrag het hoogst is en van de in rekening gebrachte poliskosten, voor zover deze premies en kosten niet meer bedragen dan € 50 miljoen, vermeerderd met zestien procent van deze premies en kosten voor zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van de verzekeraar na overdracht uit hoofde van herverzekering en de bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren; dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.

2°. Tweede berekening

Zesentwintig procent van de gemiddeld geboekte bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren en van de gemiddelde toevoeging aan de schadevoorziening in deze jaren, voor zover deze schaden en toevoeging niet meer bedragen dan € 35 miljoen, vermeerderd met drieëntwintig procent van deze schaden en toevoeging, voor zover deze meer bedragen dan € 35 miljoen. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van de verzekeraar na overdracht uit hoofde van herverzekering en de bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren; dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.

5. Na het eerste lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien de hoogste uitkomst van de berekeningen in het eerste lid, onderdeel f, lager is dan in het afgelopen boekjaar, is de uitkomst ten minste gelijk aan de uitkomst van het afgelopen boekjaar vermenigvuldigd met de verhouding tussen de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het einde van het afgelopen boekjaar en de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het begin van het afgelopen boekjaar; dit verhoudingsgetal is ten hoogste honderd procent.

  • 3. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan tegen de op herverzekering gebaseerde verlaging van het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge overeenkomstig het eerste lid, onderdelen a, e, laatste volzin, en f, en het tweede lid, bedenkingen naar voren brengen indien:

    a. de aard of de kwaliteit van de overdracht uit hoofde van herverzekering sinds het afgelopen boekjaar sterk is gewijzigd;

    b. er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van herverzekering.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na «onverdeelde winst» ingevoegd: dan wel het verlies.

2. In het eerste lid, onderdeel f, wordt na «winstverwachtingen» ingevoegd: van levensverzekeraars.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na «kan alleen» de zinsnede ingevoegd «na toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer» en wordt na «worden meegeteld» de zinsnede ingevoegd «tot een maximum van vijftig procent van het totaal van de aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is,».

4. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na «kunnen» ingevoegd «na toestemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer» en wordt «vereiste solvabiliteitsmarge» vervangen door «aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is; de Pensioen- & Verzekeringskamer stelt nadere regels betreffende de voorwaarden waaronder de suppletiebijdragen kunnen worden meegeteld».

5. In het tweede lid, onderdeel e, wordt na «Pensioen- & Verzekeringskamer» ingevoegd:, met dien verstande dat maximaal vijftig procent van de meerwaarden op grond van winstverwachtingen van levensverzekeraars kan worden meegeteld tot een maximum van vijfentwintig procent van het totaal van de aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is.

6. In het tweede lid, onderdeel f, wordt «tot maximaal vijftig procent van de vereiste solvabiliteitsmarge» vervangen door: tot een maximum van vijftig procent van het totaal van de aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is.

7. In het tweede lid, onderdeel g, wordt «tot een maximum van vijftig procent van de solvabiliteitsmarge» vervangen door: tot een maximum van vijftig procent van het totaal van de aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is,.

8. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De solvabiliteitsmarge, bedoeld in het eerste lid, wordt voor schadeverzekeraars, die overeenkomstig artikel 3, derde lid, van het Besluit technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994 tot discontering van hun technische voorzieningen voor te betalen schaden overgaan om met de opbrengsten uit beleggingen rekening te houden, verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen en de gedisconteerde technische voorzieningen voor alle risico's die geen verband houden met de branches Ongevallen en Ziekte, met dien verstande dat geen correctie behoeft te worden toegepast voor discontering van in de technische voorziening opgenomen renten.

D

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

  • 1. Het minimum bedrag van het garantiefonds, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, beloopt:

    a. voor schadeverzekeraars € 2 miljoen, behoudens het gestelde in onderdeel b;

    b. voor de branches Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen, Algemene aansprakelijkheid en Krediet en Borgtocht € 3 miljoen.

  • 2. Het minimum bedrag van het garantiefonds, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, beloopt voor levensverzekeraars € 3 miljoen.

  • 3. De in het eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid genoemde bedragen, alsmede de bedragen genoemd in artikel 1, onderdelen a en b, worden jaarlijks automatisch aangepast aan de procentuele wijziging van het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumptieprijzen, en afgerond op een veelvoud van € 100 000. Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan vijf procent bedraagt, blijft aanpassing achterwege.

  • 4. Van de door de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie jaarlijks kennisgegeven aanpassing en de aangepaste bedragen doet de Pensioen- & Verzekeringskamer onverwijld mededeling in de Staatscourant. De aangepaste bedragen worden voor het eerst toegepast in het boekjaar dat begint op 1 januari van het volgende kalenderjaar of gedurende het volgende kalenderjaar.

E

Artikel 5 komt als volgt te luiden:

Het op grond van artikel 68, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vastgestelde minimum bedrag van het garantiefonds wordt, met inachtneming van de voorwaarden genoemd in artikel 3, tweede en derde lid, gevormd door de vermogensbestanddelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, c tot en met e, f, voor zover het betreft de meerwaarden in verband met de onderwaardering van activa, en g tot en met i.

F

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

Met ingang van 1 januari 2010 vervallen de zinsnede «dan wel op grond van winstverwachtingen van levensverzekeraars» in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, en de zinsnede «, met dien verstande dat maximaal vijftig procent van de meerwaarden op grond van winstverwachtingen van levensverzekeraars kan worden meegeteld tot een maximum van vijfentwintig procent van het totaal van de aanwezige solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is» in artikel 3, tweede lid, onderdeel e.

ARTIKEL II

Het Besluit staten verzekeringsbedrijf 19942 wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage A wordt «Verzekeringskamer» telkens vervangen door: Pensioen- & Verzekeringskamer.

B

Staten 300 en 301 die zijn opgenomen in bijlage A bij het Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 worden vervangen door de staten die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL III

Het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 19943 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:

c. het jaarlijkse bruto premie-inkomen niet meer dan € 5 miljoen beloopt; en.

2. In het tweede lid wordt «artikel 68, eerste, vierde en vijfde lid» vervangen door: artikel 68, eerste lid en vierde tot en met zesde lid.

B

In artikel 7, eerste lid, wordt na «127,» ingevoegd «137a,» en wordt na «140,» ingevoegd «140a,».

ARTIKEL IV

  • 1. Op onderlinge waarborgmaatschappijen die op 20 maart 2002 in het bezit waren van een verklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994, blijven tot 20 maart 2007 de ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 van toepassing verklaarde eisen van toepassing zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Indien een onderlinge waarborgmaatschappij als bedoeld in het eerste lid op 20 maart 2007 nog niet volledig voldoet aan de ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 van toepassing verklaarde eisen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer een aanvullende termijn van ten hoogste twee jaar toestaan, mits de onderlinge waarborgmaatschappij voor genoemde datum de maatregelen die zij voornemens is te nemen om de vereiste solvabiliteitsmarge te bereiken overeenkomstig artikel 138, eerste, vierde en vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 ter toestemming bij de Pensioen- & Verzekeringskamer heeft ingediend en de Pensioen- & Verzekeringskamer die toestemming heeft verleend.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 november 2003

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eerste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE

In deze bijlage zijn de navolgende modellen voor het verzekeringsbedrijf opgenomen.

Staat 300 Vereiste solvabiliteitsmarge

Staat 301 Aanwezige solvabiliteitsmarge

300 (blz. 1)

VEREISTE SOLVABILITEITSMARGE

A. SCHADEVERZEKERING

(in eenheden van duizend euro)

31 december 20..

1. Berekening van de solvabiliteitsmarge, uitgaande van de premies (eerste berekening).  transport  
Geboekte of verdiende premies, naargelang welk bedrag het hoogst is, inclusief een verhoging van 50% van de premies die verband houden met de branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid (a) Bij: Voorziening schaden/ fondsen ultimo boekjaar, inclusief een verhoging van 50% van de voorzieningen schaden/fondsen die verband houden met de branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid  
      
Het gedeelte van dit bedrag boven € 50 miljoen bedraagt  (b)Af: Voorziening schaden/ fondsen aan het begin van de hierboven in aanmerking genomen reeks boekjaren, inclusief een verhoging van 50% van de voorzieningen schaden/fondsen die verband houden met de branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid 
      
Som van de brutoschaden ten laste van de afgelopen drie boekjaren (c)Totaal van de schadelast in deze boekjaren  
      
Som van de schaden eigen rekening ten laste van de afgelopen drie boekjaren (d)Dat is gemiddeld per boekjaar 1/3, respectievelijk 1/7 (g)
      
De reductiefactor bedraagt (d):(c), maar niet minder dan 0,50 (e)Het gedeelte van dit bedrag boven € 35 miljoen bedraagt (h)
      
De solvabiliteitsmarge, gerelateerd aan de premies, bedraagt (e) x {0,18 x (a) – 0,02 x (b)}  (f)De solvabiliteitsmarge, gerelateerd aan de schaden, bedraagt (e) x {0,26 x (g) – 0,03 x (h)}= (i)
      
2. Berekening van de solvabiliteitsmarge, uitgaande van de schaden (tweede berekening).  3. De hoogste uitkomst van (f) en (i) bedraagt (j)
      
Brutoschaden inclusief een verhoging van 50% van de brutoschaden die verband houden met de branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid (20..)  Technische voorziening voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het einde van het afgelopen boekjaar (invullen indien uitkomst (j) lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het afgelopen boekjaar) (k)
      
Idem van het daaraan voorafgaande boekjaar (20..)  Technische voorziening voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het begin van het afgelopen boekjaar (invullen indien uitkomst (j) lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het afgelopen boekjaar) (l)
      
Idem van het daaraan weer voorafgaande boekjaar (20..)  De reductiefactor bedraagt (k):(l), maar niet meer dan 1,0 (m)
      
Idem, hieraan toe te voegen voor verzekeraars, die in hoofdzaak een of meer van de risico's van krediet-, storm-, hagel- en vorstschade dekken, voor nog 4 voorafgaande boekjaren(20..) (20..) (20..) (20..)  Toevoeging benodigd om uitkomst (j) te verhogen tot hetzij het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge van het afgelopen boekjaar vermenigvuldigd met reductiefactor (m), hetzij het voor de verzekeraar geldende minimum bedrag van het garantiefonds, naargelang welk bedrag het hoogst is 
      
Transporteren  De vereiste solvabiliteitsmarge bedraagt  
300 (blz. 1, vervolg)De uitkomsten van de berekening onder (h) respectievelijk (k) mogen worden vermenigvuldigd met 1/3 voor het gedeelte dat betrekking heeft op ziekteverzekering welke op analoge wijze als de levensverzekering wordt beheerd, indien – de geheven premies volgens de verzekeringswiskundige methoden worden berekend aan de hand van ziektetafels – een actuarieel berekende ouderdomsvoorziening wordt gevormd – een aanvullende premie wordt geheven om een reële veiligheidsmarge te vormen – de verzekeraar het contract alleen vóór het einde van het derde verzekeringsjaar nog kan opzeggen – in het contract de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende contracten de premies te verhogen of de verstrekkingen te verminderen. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt, dient de afwijkende berekening van de solvabiliteitsmarge op een bijlage te worden opgenomen. De in de onderdelen 1 en 2 genoemde bedragen worden jaarlijks en voor het eerst op 20 september 2003 automatisch aangepast aan de procentuele wijziging van het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumptieprijzen, en afgerond op een veelvoud van € 100 000. Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan vijf procent bedraagt, blijft aanpassing achterwege. De aangepaste bedragen worden voor het eerst toegepast in het boekjaar dat begint op 1 januari van het volgende kalenderjaar of gedurende het volgende kalenderjaar.

300 (blz. 2)

VEREISTE SOLVABILITEITSMARGE

B. LEVENSVERZEKERING

(in eenheden van duizend euro)

31 december 20..

Het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge is gelijk aan de som van de resultaten van de berekeningen onder 1 tot en met 6transport   
1. De technische voorziening levensverzekering met betrekking tot verzekeringen waarbij door de verzekeraar beleggingsrisico wordt gelopen, bedraagt aan het einde van het boekjaar   4. Risicokapitaal van tijdelijke verzekering bij overlijden met een contractsduur van ten hoogste 3 jaar (g)  
      
zonder aftrek van herverzekering(a) tijdelijke verzekering bij overlijden met een contractsduur van meer dan 3 jaar doch ten hoogste 5 jaar (h)  
na aftrek van herverzekering (b)  alle verzekeringen behalve tijdelijke verzekeringen bij overlijden met een contractsduur van 5 jaar of minder (i)  
      
De reductiefactor bedraagt (b):(a), maar niet minder dan 0,85(c)  het risicokapitaal bedraagt zonder aftrek herverzekering (j)  
      
   na aftrek herverzekering (k)  
   De reductiefactor bedraagt (k):(j), maar niet minder dan 0,50 (l)  
      
De technische voorziening levensverzekering met betrekking tot verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten voor een periode van meer dan vijf jaar zijn vastgelegd, bedraagt aan het einde van het boekjaar zonder aftrek van herverzekering (d) Het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan het risicokapitaal bedraagt (l) x {0,001 x (g) + 0,0015 x (h) + 0,003 x (i)}=  
      
Het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan de technische voorziening levensverzekering bedraagt 0,04 x (a) x (c) + 0,01 x (d) =  5. Het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan de aanvullende verzekeringen bedraagt de uitkomst van de overeenkomstig van toepassing zijnde berekening voor schadeverzekeringen, zoals weergegeven in Staat 300, onderdeel A (Staat 300, onderdeel A, invullen voor aanvullende verzekeringen, uitkomst overnemen en Staat 300, onderdeel A, overeenkomstig artikel 2 van dit besluit bij de Pensioen- & Verzekeringskamer indienen)  
      
2. Netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening met betrekking tot verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten voor een periode van vijf jaar of minder zijn vastgelegd, bedragen in het afgelopen boekjaar (e)    
      
Het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan de beheerslasten bedraagt 0,25 x (e) =   Subtotaal   
      
3. Het tegoed spaarkassen bedraagt aan het einde van het boekjaar (f)  6. Toevoeging benodigd om het subtotaal te verhogen tot het voor de verzekeraar geldende minimum bedrag van het garantiefonds indien het subtotaal lager is dan dit bedrag  
      
Het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan het tegoed spaarkassen bedraagt 0,01 x (f) =  De vereiste solvabiliteitsmarge bedraagt  
      
Transporteren      

301 (blz. 1)

AANWEZIGE SOLVABILITEITSMARGE

A. SCHADEVERZEKERING

(in eenheden van duizend euro)

31 december 20..

Gestort aandelenkapitaal of waarborgkapitaal   transport 
   Af: Immateriële activa  
      
Ledenrekeningen, voor zover deze statutair een achtergesteld karakter hebben  Af: Het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen en de gedisconteerde technische voorzieningen voor alle risico's die geen verband houden met de branches Ongevallen en Ziekte  
Reserves     
   Totaal  
Agio     
Herwaarderingsreserve     
Wettelijke en statutaire reserves     
Overige reserves Andere bestanddelen voor zover voor het in aanmerking nemen van deze bestanddelen de instemming van de Pensioen- & Verzekeringskamer is verkregen (specificeren en op de bijlage toelichten)  
      
Onverdeelde winst dan wel verlies  – De helft van het obligo op door een verzekeraar met zetel in Nederland geplaatste aandelen indien tenminste 25% van het geplaatste kapitaal is gestort; van dit bedrag kan evenwel niet meer dan 50% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen  
      
Vermogenstekort/ overschot van de Nederlandse vestiging     
      
Andere bestanddelen voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer tegen het in aanmerking nemen hiervan geen bezwaar heeft; van deze bedragen kan evenwel niet meer dan 50% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen (specificeren)  – De suppletiebijdragen die een onderlinge waarborgmaatschappij krachtens de statuten kan eisen uit hoofde van het boekjaar tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil tussen de maximumbijdragen en de werkelijk gevorderde bijdragen; van dit bedrag kan evenwel niet meer dan 50% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen  
      
– Achtergestelde leningen – Cumulatief preferent aandelenkapitaal  – Marges op grond van de waardering van balansposten (specificeren en op de bijlage toelichten) 
      
– Effecten met onbepaalde looptijd en andere vermogensinstrumenten     
 De aanwezige solvabiliteitsmarge bedraagt  
 Vereiste solvabiliteitsmarge van de daarvoor in aanmerking komende groepsmaatschappijen en de deelnemingen, die levens- of schadeverzekeraar zijn  
     
 transporteren    
      

301 (blz. 2)

AANWEZIGE SOLVABILITEITSMARGE

B. LEVENSVERZEKERING

(in eenheden van duizend euro)

31 december 20..

Gestort aandelenkapitaal of waarborgkapitaal   transport 
      
   Af: Immateriële activa  
      
Ledenrekeningen, voor zover deze statutair een achtergesteld karakter hebben     
      
   Totaal  
      
Reserves      
Agio Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Overige reserves Andere bestanddelen voor zover voor het in aanmerking nemen van deze bestanddelen de instemming van de Pensioen- & Verzekerings-kamer is verkregen (specificeren en op de bijlage toelichten)  
      
Onverdeelde winst dan wel verlies     
      
Vermogenstekort/ overschot van de Nederlandse vestiging  – De helft van het obligo op door een verzekeraar met zetel in Nederland geplaatste aandelen indien tenminste 25% van het geplaatste kapitaal is gestort; van dit bedrag kan evenwel niet meer dan 50% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen  
      
Andere bestanddelen voor zover de Pensioen- & Verzekeringskamer tegen het in aanmerking nemen hiervan geen bezwaar heeft; van deze bedragen kan evenwel niet meer dan 50% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen (specificeren)  – Marges op grond van de waardering van balansposten dan wel op grond van winstverwachtingen voor zover deze marges niet dienen tot dekking van het minimum bedrag van het garantiefonds of van zoveel meer als de helft van het garantiefonds beloopt; van de marges op grond van winstverwachtingen kan evenwel niet meer dan de helft tot een maximum van 25% van de aanwezige of vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, in aanmerking worden genomen (specificeren en op de bijlage toelichten) 
      
– Achtergestelde leningen  De aanwezige solvabiliteitsmarge bedraagt  
      
– Cumulatief preferent aandelenkapitaal  Vereiste solvabiliteitsmarge van de daarvoor in aanmerking komende groepsmaatschap- 
– Effecten met onbepaalde looptijd en andere vermogensinstrumenten  pijen en de deelnemingen, die levens- of schadeverzekeraar zijn  
     
    
     
      
 transporteren    
      

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen deel

1. Inleiding

Dit wijzigingsbesluit wijzigt het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (hierna: Besluit solvabiliteitsmarge), het Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 (hierna: Besluit staten) en het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 (hierna: Besluit VOW) in verband met de actualisatie van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars als gevolg van twee Europese richtlijnen (hierna: de richtlijnen). Het betreft Richtlijn nr. 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn nr. 79/267/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen (PbEG L 77) en Richtlijn nr. 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen (PbEG L 77) (hierna: schadeverzekeringsrichtlijn).

Richtlijn nr. 2002/12/EG is inmiddels ingetrokken en opgegaan in Richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345) (hierna: levensverzekeringsrichtlijn). Richtlijn nr. 2002/83/EG betreft een codificatie van de eerste4, tweede5en derde6richtlijnen levensverzekering. Deze richtlijnen zijn herhaaldelijk op belangrijke punten gewijzigd, onder meer door Richtlijn nr. 2002/12/EG. Voor de duidelijkheid zijn zij omgewerkt en samengevoegd in Richtlijn nr. 2002/83/EG. Hieronder wordt voor de overzichtelijkheid bij verwijzingen naar de levensverzekeringsrichtlijn tussen haken tevens de verwijzing naar Richtlijn nr. 2002/12/EG opgenomen.

2. De richtlijnen

De richtlijnen hebben een betere bescherming van verzekeringnemers tot doel. Daartoe bevatten zij een pakket maatregelen (het Solvabiliteit I – pakket) dat een lichte aanscherping van de solvabiliteitsmargevereisten bewerkstelligt. De belangrijkste aanpassingen die het pakket met zich brengt zijn de inflatiecorrectie die moet worden toegepast op het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge, de verhoging van deze minimum bedragen en de wijze waarop en de mate waarin herverzekeringen in de solvabiliteitsmarge worden betrokken.

3. Gevolgen van de richtlijnen voor de Nederlandse regelgeving

De actualisatie van de solvabiliteitsmargevereisten is gedeeltelijk verwerkt in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (hierna: Wtv 1993).7Dit wijzigingsbesluit voert de noodzakelijke wijzigingen in de lagere regelgeving door.

De belangrijkste aanpassing van de Wtv 1993 is de mogelijkheid om voor bepaalde categorieën verzekeraars zwaardere eisen te stellen aan de solvabiliteitsmarge. Verder is in de Wtv 1993 de bevoegdheid van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) opgenomen om in individuele gevallen preventief in te grijpen door middel van het eisen van een herstelplan, om vermogensbestanddelen van de aanwezige solvabiliteitsmarge lager te waarderen en om vorderingen op herverzekeraars al dan niet voor een lager bedrag in aanmerking te nemen.

Het wijzigingsbesluit voert de aanpassingen door die benodigd zijn in de lagere regelgeving behorende bij de Wtv 1993. De aanpassingen hebben voornamelijk betrekking op het Besluit solvabiliteitsmarge. Dit besluit geeft een nadere invulling van de op basis van artikel 68 van de Wtv 1993 vereiste solvabiliteitsmarge. De aanpassingen betreffen de berekeningswijze van het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in het eerste lid van artikel 68 Wtv 1993, de samenstelling van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in het vierde lid van artikel 68 Wtv 1993 en het in aanmerking nemen van de vorderingen op herverzekeraars, bedoeld in het zesde lid van artikel 68 Wtv 1993. De berekening van het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge is aangepast zonder dat de methodiek van de berekening verandert. De aanpassingen in de samenstelling van de solvabiliteitsmarge dienen ter verbetering van de kwaliteit van de solvabiliteitsmarge, hetgeen leidt tot een betere bescherming van verzekeringnemers. Zo moet voor het meetellen van een aantal vermogensbestanddelen in de solvabiliteitsmarge de instemming van de PVK worden verkregen. Daarnaast is het meerekenen van enkele vermogensbestanddelen aan beperkingen onderworpen.

Deze aanpassingen hebben tevens gevolgen voor de Staten 300 en 301 van het Besluit staten. In dit besluit worden de berekeningen van de vereiste solvabiliteitsmarge respectievelijk de samenstelling van de aanwezige solvabiliteitsmarge in de vorm van een staat gepresenteerd. Ten slotte wordt een kleine wijziging in het Besluit VOW aangebracht.

4. Administratieve lasten

De aanpassingen in het Besluit solvabiliteitsmarge, het Besluit staten en het Besluit VOW behelzen de implementatie van bepalingen die uitvoering geven aan Europese richtlijnen. Hoewel zij voor verzekeraars zwaardere solvabiliteitsvereisten meebrengen, veroorzaken zij nauwelijks additionele administratieve lasten voor verzekeraars. De aanpassingen betreffen louter technische aanpassingen in de berekening en de samenstelling van de solvabiliteitsmarge zonder dat extra administratieve handelingen verricht hoeven worden.

De aanpassingen brengen initiële administratieve lasten mee. Deze eenmalige administratieve lasten hangen samen met het feit dat bij de berekening van de vereiste en de aanwezige solvabiliteitsmarge deels andere en deels additionele gegevens moeten worden verzameld in vergelijking met de oude situatie. Hoewel deze gegevens reeds beschikbaar zijn in de administratie van de verzekeraar, vergt dit een eenmalige aanpassing in de systemen die ter ondersteuning van de berekening worden gebruikt. Daarnaast vergen de systemen mogelijk een aanpassing naar aanleiding van de introductie van statistische methoden voor de toewijzing van premies en schaden aan de verschillende branches.

De hoogte van de initiële kosten zal afhankelijk zijn van de grootte en de aard van de verzekeraar. De eenmalige aanpassing in de systemen zal naar verwachting tussen de zes en tien uren liggen. Bij loonkosten van € 50,- per uur zullen de administratieve lasten derhalve ongeveer € 300,- tot € 500,- per verzekeraar bedragen. Bij een totaal van 380 verzekeraars leidt dit tot eenmalige initiële administratieve lasten van ongeveer € 114 000,- tot € 190 000,-.

B. Artikelsgewijs

Artikel I

A

De berekening van het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge voor schadeverzekeraars heeft een aantal wijzigingen ondergaan ter uitvoering van artikel 16bis van de schadeverzekeringsrichtlijn. De richtlijn stelt buiten twijfel dat het hier gaat om een minimum bedrag. Opgemerkt wordt dat hieraan te allen tijde voldaan moet zijn, niet slechts op een bepaalde peildatum.

De berekening van de solvabiliteitsmarge ten aanzien van de bruto premies (de eerste berekening in het eerste lid, onderdeel a) biedt de verplichting om in plaats van de bruto geboekte premies, de bruto verdiende premies als grondslag te nemen indien deze hoger zijn. Daarnaast wordt het grensbedrag, waarboven een lager percentage van de premies tot de vereiste solvabiliteitsmarge wordt gerekend, van € 10 miljoen verhoogd tot € 50 miljoen. Beide aanpassingen leiden in voor-

komende gevallen tot een hogere vereiste solvabiliteitsmarge ter verbetering van de bescherming van de verzekeringnemers. Tevens wordt de op herverzekering gebaseerde verlaging van de vereiste solvabiliteitsmarge berekend door het verhoudingsgetal te bepalen op basis van de afgelopen drie boekjaren in plaats van alleen het laatste boekjaar. Door van deze langere periode uit te gaan wordt getracht om het effect van fluctuaties in de herverzekeringen op de vereiste solvabiliteitsmarge af te zwakken.

Ook de berekening ten aanzien van de gemiddeld geboekte bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren (de tweede berekening in het eerste lid, onderdeel b) ondergaat een verhoging van het grensbedrag: van € 7 miljoen naar € 35 miljoen. Voor de op herverzekering gebaseerde verlaging van de vereiste solvabiliteitsmarge geldt hetzelfde als hierboven voor de eerste berekening is opgemerkt.

Door het opnieuw vaststellen van de grensbedragen in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, komt het oude vijfde lid te vervallen. Het vijfde lid fixeerde de waarde van de euro voor toepassing van artikel 1 van het Besluit solvabiliteitsmarge op een afwijkende koers.

Teneinde de solvabiliteitsmarge te versterken voor gevoelige risicoprofielen wordt een nieuw tweede lid ingevoegd. Voor de risicogevoelige branches Aansprakelijkheid luchtvaartuigen, Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen en Algemene aansprakelijkheid moet een verhoging van vijftig procent van de bruto premies en de gemiddeld geboekte bruto schaden in de afgelopen drie jaren worden berekend, omdat de risico's in deze branches moeilijk zijn in te schatten. De opslag van vijftig procent biedt een hogere buffer tegen de risico's en daarmee een betere bescherming voor de verzekeringnemer. Omdat het vanwege het bestaan van samengestelde verzekeringen niet altijd zonder meer duidelijk is aan welke branche premies en schaden toevallen, kan de PVK instemmen met het gebruik van statistische methoden bij de toerekening van premies en schaden naar de verschillende branches. Bij de beoordeling van de statistische methoden houdt de PVK rekening met het schadeverloop van de verzekeraar, aangezien het schadeverloop de basis van de premievaststelling is.

Indien de vereiste solvabiliteitsmarge lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge in het voorgaande jaar, wordt de vereiste solvabiliteitsmarge berekend door de vereiste solvabiliteitsmarge van vorig jaar te vermenigvuldigen met het quotiënt van de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit herverzekering aan het einde en aan het begin van het afgelopen boekjaar. Op deze manier wordt toch een toereikende solvabiliteitsmarge gevormd op basis van de uit hoofde van de bestaande overeenkomsten resterende verplichtingen zoals deze tot uiting komen in het niveau van de technische voorzieningen. Slechts indien de overdrachten uit herverzekering daadwerkelijk fors zijn gedaald, zal een veel lager bedrag aan vereiste solvabiliteitsmarge dan in het voorgaande jaar zijn geoorloofd.

Ter uitvoering van artikel 20bis, vierde lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn is aan artikel 68 van de Wtv 1993 een zesde lid toegevoegd8dat de mogelijkheid biedt tot een meer gedifferentieerde benadering van herverzekering. Het zevende lid van artikel 1 van het Besluit solvabiliteitsmarge vormt een nadere uitwerking van deze bepaling. De PVK kan de op herverzekering gebaseerde verlaging van de solvabiliteitsmarge in de eerste en tweede berekening van artikel 1, eerste lid, en in de berekening van artikel 1, zesde lid, beperken indien de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomst het laatste jaar sterk is veranderd of indien er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt. Deze mogelijkheid is ingegeven door het feit dat er van jaar tot jaar een grote variatie kan optreden in de herverzekeringsovereenkomsten. Bovendien is het mogelijk dat de herverzekeringsovereenkomsten geen dekking blijken te bieden aan verzekeraars die er een beroep op doen. In dit geval is er geen sprake van risico-overdracht. In deze situaties kan de PVK optreden. De verzekeraar moet gehoor geven aan bedenkingen van de PVK.

B

De berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge voor levensverzekeraars in artikel 2 van het Besluit solvabiliteitsmarge heeft een aantal aanpassingen ondergaan ter uitvoering van artikel 28 van de levensverzekeringsrichtlijn (artikel 19 van Richtlijn 2002/12/EG). Evenals voor schadeverzekeraars gaat het voor levensverzekeraars om een minimum bedrag waaraan te allen tijde voldaan moet zijn.

Voor verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten voor een periode van vijf jaren of minder zijn vastgelegd, wordt een bestanddeel aan de solvabiliteitsmarge toegevoegd. Voor verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten langer dan vijf jaar zijn vastgelegd, bestond al een bestanddeel in de solvabiliteitsmarge. De ratio voor deze aanpassing is dat beheerslasten kunnen stijgen, terwijl daar tegenover voor de verzekeraar niet meer ontvangsten van de verzekeringnemers staan. Om te voorkomen dat verzekeraars hun beheerslasten wel vastleggen, maar voor minder dan vijf jaren om aan de verplichting te ontkomen om hiervoor een solvabiliteitsmarge aan te houden, wordt ook hiervoor een bestanddeel aan de vereiste solvabiliteitsmarge toegevoegd. Dit bestanddeel bedraagt vijfentwintig procent van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen jaar.

Voor aanvullende verzekeringen wordt het bedrag van de solvabiliteitsmarge berekend op overeenkomstige wijze als voor schadeverzekeraars. De berekening van artikel 1 van het Besluit solvabiliteitsmarge is gedeeltelijk van toepassing op de aanvullende verzekeringen. Dit komt tot uiting in het eerste en het tweede lid van artikel 2. Voor aanvullende verzekeringen moet de hoogste uitkomst van de berekening op basis van de geboekte dan wel de verdiende premies en de berekening op basis van de gemiddeld geboekte schaden worden genomen. Daarbij wordt net als bij schadeverzekeraars de op herverzekering gebaseerde verlaging van de vereiste solvabiliteitsmarge voortaan berekend door het verhoudingsgetal te bepalen op basis van de afgelopen drie boekjaren. Het tweede lid zorgt ervoor dat alleen forse dalingen van de overdrachten uit herverzekering kunnen leiden tot forse dalingen van de vereiste solvabiliteitsmarge. De bepalingen in het nieuwe vijfde lid van artikel 1 omtrent ziektekostenverzekeringen wordt op aanvullende verzekeringen niet van toepassing verklaard. De aard van het verzekerde risico tegen ziektekosten en de beheersmaatregelen ten aanzien van dit risico leiden ertoe dat deze niet als aanvullend risico bij levensverzekeringen kunnen worden aangemerkt. De ziekteverzekeringen waar in de richtlijn op wordt gedoeld betreffen met name de «health care» verzekeringen die bekend zijn in Engeland. Deze verzekeringen vergoeden op vergelijkbare wijze als levensverzekeringen een verzekerd kapitaal, dat een verzekerde krijgt uitgekeerd op het moment dat er zich bij hem of haar een met name genoemde ziekte openbaart. Deze verzekering verschilt wezenlijk met de in Nederland bekende ziektekostenverzekeringen. Bovendien wordt door middel van het derde lid een gedifferentieerde benadering van herverzekeringsovereenkomsten mogelijk gemaakt ter uitvoering van artikel 38, vierde lid, van de levensverzekeringsrichtlijn (artikel 24bis van Richtlijn 2002/12/EG).

C

De samenstelling van de aanwezige solvabiliteitsmarge, ondergaat een aantal aanpassingen ter verbetering van de kwaliteit van de solvabiliteitsmarge. Het eerste lid, onderdeel d, van artikel 3 van het Besluit solvabiliteitsmarge bepaalt nu dat een verlies van de aanwezige solvabiliteitsmarge moet worden afgetrokken. Bovendien zijn enkele voorwaarden in het tweede lid aangescherpt. Voor de bestanddelen «obligo van het geplaatste kapitaal» en «suppletiebijdragen» geldt dat zij slechts na toestemming van de PVK kunnen worden meegerekend. Hiertoe moet de verzekeraar een verzoek bij de PVK indienen. Voor het meetellen van de bestanddelen «obligo» en «meerwaarden in verband met de onderwaardering van activa dan wel op grond van winstverwachtingen van levensverzekeraars» verleent de PVK slechts toestemming indien kan worden aangetoond dat zij gerechtvaardigd zijn. Voor de winstverwachtingen van levensverzekeraars dient daartoe een actuarieel verslag aan de PVK te worden overgelegd waaruit blijkt dat de winstverwachtingen naar alle waarschijnlijkheid daadwerkelijk worden gerealiseerd. De aanvullende voorwaarden zijn wenselijk omdat de genoemde bestanddelen onzekerheid meebrengen. Zo is het onzeker of het aandelenkapitaal zal worden volgestort en of winstverwachtingen daadwerkelijk uitkomen. Om dezelfde reden wordt het meetellen van de bestanddelen «obligo», «suppletiebijdragen», «winstverwachtingen van levensverzekeraars», «cumulatief preferent aandelenkapitaal», «achtergestelde leningen» en «effecten met onbepaalde looptijd en andere vermogensinstrumenten» verder beperkt. Zij kunnen slechts worden meegeteld tot een percentage van het laagste bedrag van de vereiste en de aanwezige solvabiliteitsmarge. Dit zorgt in voorkomende gevallen voor een lagere aanwezige solvabiliteitsmarge dan voorheen, maar met een hogere kwaliteit.

Teneinde met de invloed van de verschillen in boekhoudkundige en actuariële methoden tussen de Europese lidstaten rekening te houden, bepaalt het derde lid dat indien een schadeverzekeraar zijn technische voorzieningen voor te betalen schaden disconteert om met de opbrengst van beleggingen rekening te houden, hij bij de berekening van de aanwezige solvabiliteitsmarge moet uitgaan van de hogere, niet-gedisconteerde bedragen die in de toelichting bij de balans staan. De reden hiervoor is dat discontering niet in alle Europese lidstaten in dezelfde mate wordt toegestaan. Deze correctie voorkomt onnodige verschillen tussen lidstaten in de hoogte van de aanwezige solvabiliteitsmarge. De correctie geldt niet voor risico's die verband houden met de branches Ongevallen en Ziekte, omdat door het karakter van deze risico's er geen of nauwelijks verschillen bestaan in de benaderingen die de lidstaten hanteren.

D

Het minimum bedrag van het garantiefonds, genoemd in artikel 68, tweede lid, van de Wtv 1993, en de grensbedragen in de berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge, genoemd in de artikelen 1, eerste lid, en 2, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit solvabiliteitsmarge worden ter uitvoering van de artikelen 29, tweede lid, en 30 van de levensverzekeringsrichtlijn (de artikelen 20, tweede lid, en 20bis van Richtlijn 2002/12/EG) en van de artikelen 17, tweede lid, en 17bis van de schadeverzekeringsrichtlijn verhoogd en vereenvoudigd, vanwege de invloed van de inflatie op de hoogte van de schadeclaims en de bedrijfslasten sinds de oorspronkelijke vaststelling. Schadeverzekeraars moeten een minimum garantiefonds van € 2 miljoen aanhouden. Voor een aantal risicovolle schadebranches moet een minimum garantiefonds van € 3 miljoen aanwezig zijn ter afdekking van de hogere risico's. Levensverzekeraars moeten € 3 miljoen aan minimum garantiefonds aanhouden. Om in de toekomst incidentele forse verhogingen van deze bedragen te voorkomen, vindt nu jaarlijks automatisch een aanpassing voor het Europese indexcijfer van consumptieprijzen plaats. Deze aanpassing zal voor de eerste maal plaats op 20 september 2003 geschieden. Van deze aanpassing doet de PVK mededeling in de Staatscourant, onverwijld nadat de Europese Commissie de Raad van de Europese Unie in kennis heeft gesteld van de aanpassing en de aangepaste bedragen. Eerst in het boekjaar dat begint op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar na de aanpassing, of dat begint gedurende dat kalenderjaar, dient de verzekeraar de aangepaste bedragen te hanteren.

E

Ter uitvoering van artikel 29, eerste lid, van de levensverzekeringsrichtlijn (artikel 20, eerste lid, van Richtlijn 2002/12/EG) en 17, eerste lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn bepaalt artikel 5 van het Besluit solvabiliteitsmarge uit welke bestanddelen het minimum bedrag van het garantiefonds mag bestaan. Dit zijn dezelfde bestanddelen als die waaruit de aanwezige solvabiliteitsmarge mag bestaan, met dien verstande dat het niet gestorte deel van het geplaatste kapitaal, de suppletiebijdragen en de winstverwachtingen niet mogen worden meegeteld. De reden hiervoor is dat deze bestanddelen relatief «onzeker» zijn. Anders bestaat het risico dat bijvoorbeeld het kapitaal niet volgestort zal worden of dat winstverwachtingen niet uitkomen. Uitsluiting van dit risico zorgt voor een betere kwaliteit van het garantiefonds.

F

Artikel 12a bewerkstelligt dat met ingang van 1 januari 2010 ook levensverzekeraars hun winstverwachtingen niet meer mogen meerekenen en dat de voorwaarden waaronder winstverwachtingen kunnen worden meegerekend in de aanwezige solvabiliteitsmarge tegelijkertijd met de mogelijkheid deze verwachtingen mee te tellen, worden ingetrokken.

Artikel II

B

De aanpassingen die in artikel 1 van het Besluit solvabiliteitsmarge zijn doorgevoerd in de berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge van schadeverzekeraars, hebben gevolgen voor de opstelling van Staat 300, onderdeel A, van het Besluit staten.

De aanpassingen in artikel 2 van het Besluit solvabiliteitsmarge hebben gevolgen voor de opstelling van Staat 300, onderdeel B, van het Besluit staten. Voor de berekening van het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan de aanvullende verzekeringen moet een levensverzekeraar Staat 300, onderdeel A, invullen. De uitkomst van deze berekening vult de verzekeraar in op Staat 300, onderdeel B. Staat 300, onderdeel B, bepaalt dat levensverzekeraars in dat geval naast Staat 300, onderdeel B, ook Staat 300, onderdeel A, bij de Pensioen- & Verzekeringskamer overeenkomstig artikel 2 van het Besluit staten moeten indienen. Op deze manier krijgt de Pensioen- & Verzekeringskamer inzicht in de wijze waarop het bestanddeel van de solvabiliteitsmarge gerelateerd aan de aanvullende verzekeringen is verkregen.

De verschillende bestanddelen van de aanwezige solvabiliteitsmarge zijn voor schadeverzekeraars in Staat 301, onderdeel A, van het Besluit staten opgenomen. Hierbij is aangesloten bij de volgorde zoals die in artikel 16 van de schadeverzekeringsrichtlijn is weergegeven, waardoor een aantal bestanddelen van plaats is veranderd.

In Staat 301, onderdeel B, voor levensverzekeraars is naar analogie met Staat 301, onderdeel A, voor schadeverzekeraars aangesloten bij de volgorde die in artikel 27 van de levensverzekeringsrichtlijn (artikel 18 van Richtlijn 2002/12/EG) is weergegeven.

Artikel III

A

Ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn wordt het bedrag, genoemd in artikel 3 Besluit VOW, verhoogd van € 1 miljoen naar € 5 miljoen.

Artikel IV

Deze overgangsbepaling bewerkstelligt dat de overgangsperiode van vijf jaar en eventueel aangevuld met twee jaar, zoals die op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 geldt voor vergunninghoudende verzekeraars9, eveneens geldt voor vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen, die ingevolgde het Besluit VOW een solvabiliteitsmarge moeten aanhouden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Transponeringstabel Richtlijn 2002/83/EG (Richtlijn 2002/12/EG)=> Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 en Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994

Bepalingen in Richtlijn 2002/83/EG (Richtlijn 2002/12/EG) Bepalingen in de besluiten
Artikel 1 
  
Lid 1 betreffende artikel 3, punt 6, Richtlijn 2002/83/EG (hierna RL) (artikel 3, punt 2, Richtlijn nr. 79/267/EEG, hierna: ERL)Behoeft op grond van eerder gemaakte beleidskeuze geen implementatie
  
Lid 2 betreffende artikel 27, eerste lid, RL (artikel 18, eerste lid ERL)Geïmplementeerd in artikel 68, eerste lid, Wtv 1993.
  
Lid 2 betreffende artikel 27, tweede tot en met vijfde lid, RL (artikel 18, tweede tot en met vijfde lid, ERL)Artikel 3, eerste lid, onderdelen d en f, tweede lid, onderdelen c, e, f en g, Besluit solvabiliteitsmarge en Bijlage A, Staat 301, onderdeel B, Besluit staten.
  
Lid 2 betreffende artikel 28 RL (artikel 19 ERL)Artikel 2, (nieuw) eerste lid, nieuw onderdeel c en onderdeel f, Besluit solvabiliteitsmarge en Bijlage A, Staat 300, onderdeel B, Besluit staten.
  
Lid 2 betreffende artikel 29, eerste lid, RL (artikel 20, eerste lid, ERL)Nieuw artikel 5 Besluit solvabiliteitsmarge
  
Lid 2 betreffende artikel 29, tweede lid, RL (artikel 20, tweede lid, ERL)Nieuw artikel 4, tweede lid, Besluit solvabiliteitsmarge en artikel 195, eerste lid, Wtv 1993
  
Lid 3 betreffende artikel 30 RL (artikel 20bis ERL)Nieuw artikel 4, derde lid, Besluit solvabiliteitsmarge.
  
Lid 4 betreffende artikel 38, eerste, tweede, derde en vijfde lid, RL (artikel 24bis, eerste, tweede, derde en vijfde lid, ERL)Geïmplementeerd in de artikelen 68, vierde lid, onderdeel e, 122, tweede, vierde en vijfde lid, 130, tweede lid, 137a, 138, eerste en derde lid, 140a, 143a, 144, eerste en derde lid, 146a, 188, derde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, Wtv 1993
  
Lid 4 betreffende artikel 38, vierde lid, artikel 24bis, vierde lid, ERL)Nieuw artikel 2, tweede lid, Besluit solvabiliteitsmarge en artikel 68, zesde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid en 188d, vijfde lid Wtv 1993.
  
Artikel 2Opgenomen in artikel IV wijzigingsbesluit.
  
Artikelen 3 tot en met 5Behoeven naar hun aard geen implementatie.

Transponeringstabel Richtlijn 2002/13/EG => Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 en Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994

Bepalingen in Richtlijn 2002/13/EG Bepalingen in de besluiten
  
Artikel 1 
  
Lid 1 betreffende artikel 3, eerste lid, Richtlijn nr. 73/239/EEG (hierna: ERS) Artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Besluit VOW
  
Lid 2 betreffende artikel 16, eerste lid, ERSGeïmplementeerd in artikel 68, eerste lid, Wtv 1993
  
Lid 2 betreffende artikel 16, tweede tot en met vijfde lid, ERS Artikel 3, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdelen c, d, f en g, en nieuw derde lid, Besluit solvabiliteitsmarge en Bijlage A, Staat 301, onderdeel A, Besluit staten.
  
Lid 3 betreffende artikel 16bis ERS Artikel 1, eerste lid, nieuw tweede en zesde lid, Besluit solvabiliteitsmarge en Bijlage A, Staat 300, onderdeel A, Besluit staten.
  
Lid 4 betreffende artikel 17, eerste lid, ERS Nieuw artikel 5 Besluit solvabiliteitsmarge en artikel 68, vierde lid, Wtv 1993.
  
Lid 4 betreffende artikel 17, tweede lid, ERS Nieuw artikel 4, eerste lid, Besluit solvabiliteitsmarge en artikel 195, eerste lid Wtv 1993.
  
Lid 5 betreffende artikel 17bis ERSNieuw artikel 4, derde lid, Besluit solvabiliteitsmarge.
  
Lid 6 betreffende artikel 20, tweede lid, ERS Behoeft naar zijn aard geen implementatie.
  
Lid 7 betreffende artikel 20bis, eerste, tweede, derde en vijfde lid, ERS Geïmplementeerd in de artikelen 68, vierde lid, 77, vierde lid, 80, vierde lid, 83a, vierde lid, onderdeel e, 122, tweede, vierde en vijfde lid, 130, tweede lid, 137a, 138, eerste en derde lid, 140a, 143a, 144, eerste en derde lid, 146a, 188, derde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, Wtv 1993.
  
Lid 7 betreffende artikel 20bis, vierde lid, ERS Nieuw artikel 1, zevende lid, Besluit solvabili- teitsmarge en artikel 68, zesde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid en 188d, vijfde lid Wtv 1993.
  
Artikel 2 Opgenomen in artikel IV wijzigingsbesluit.
  
Artikelen 3 tot en met 5 Behoeven naar hun aard geen implementatie.

XNoot
1

Stb. 1994, 449, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XNoot
2

Stb. 1994, 478, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XNoot
3

Stb. 1994, 314, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 oktober 2003, Stb. 396.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
4

Richtlijn nr. 79/267/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan (PbEG L 63).

XNoot
5

Richtlijn nr. 90/619/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 79/267/EEG (PbEG L 330).

XNoot
6

Richtlijn nr. 92/96/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (PbEG L 360).

XNoot
7

Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf, Kamerstukken II 2002/2003, 28 838, nr. 2.

XNoot
8

Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf, Kamerstukken II 2002/2003, 28 838, nr. 2.

XNoot
9

Zie artikel II van de Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf, Kamerstukken II 2002/2003, 28 838, nr. 2.

Naar boven