Wet van 20 november 2003 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met een verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de strafwaardigheid van structurele vormen van discriminatie duidelijker in het Wetboek van Strafrecht tot uitdrukking te brengen en in verband daarmee ook in het Wetboek van Strafvordering voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 137c en 137d worden telkens als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

B

In artikel 137e wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

C

Artikel 137g wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt na «132,» ingevoegd: 137c, tweede lid, 137d, tweede lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid,.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 november 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zevenentwintigste november 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juni 2003, Stb. 270.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 202.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 792.

Handelingen II 2002/2003, blz. 3905–3906.

Kamerstukken I 2002/2003, 27 792 (264, 264a); 2003/2004, 27 792 (A).

Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 18 november 2003.

Naar boven