Besluit van 6 november 2003, houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de ambachtsbedrijven (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 augustus 2003, nr. AV/CAM/2003/58502, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, tweede lid, 76, eerste lid, 102, tweede lid, en 126, derde lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2003, nr. W12.03.0336/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 oktober 2003, nr. AV/CAM/2003/75438, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. het hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap Ambachten;

c. de raad: de Sociaal-Economische Raad;

d. commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet.

Artikel 2

Onder ambachtsbedrijf wordt verstaan een onderneming waarin plaatsvindt:

a. het vervaardigen of bewerken van zaken en het verkopen daarvan;

b. het herstellen en onderhouden van zaken of

c. het verlenen van diensten.

§ 2. Het hoofdbedrijfschap

Artikel 3

  • 1. Er is een Hoofdbedrijfschap Ambachten.

  • 2. Het hoofdbedrijfschap is ingesteld voor de volgende ambachtsbedrijven:

    a. voedingsambacht:

    1°. het banketbakkersbedrijf;

    2°. het consumptie-ijsbereidingsbedrijf;

    3°. het slagersbedrijf;

    b. gebouwverzorgend ambacht:

    1°. het glazenwassersbedrijf;

    2°. het schoorsteenvegersbedrijf;

    c. bouwambacht:

    1°. het bestratingsbedrijf;

    2°. het dakdekkersbedrijf;

    3°. het glasbewerkingsbedrijf;

    4°. het glazeniersbedrijf;

    5°. het parketvloerenleggersbedrijf;

    6°. het voegbedrijf;

    7°. het zonweringsbedrijf;

    d. productieambacht:

    1°. het fijnkeramischbedrijf;

    2°. het maatoverhemdenbedrijf;

    3°. het maatschoenmakersbedrijf;

    4°. het modisterijbedrijf;

    5°. het muziekinstrumentmakersbedrijf;

    6°. het natuursteenbedrijf;

    e. reparatieambacht consumptiegoederen:

    1°. het fietsherstellersbedrijf;

    2°. het goud- en zilversmidsbedrijf;

    3°. het kledingreparatiebedrijf;

    4°. het lederwarenambacht;

    5°. het naaimachinebedrijf;

    6°. het schoenherstellersbedrijf;

    7°. het textielreinigingsbedrijf;

    8°. het uurwerkmakersbedrijf;

    9°. het zadelmakersbedrijf;

    f. uiterlijke verzorgingsambacht:

    1°. het kappersbedrijf;

    2°. het grimeursbedrijf;

    3°. het toneelkappersbedrijf;

    4°. het schoonheidsverzorgingsbedrijf;

    5°. het voetverzorgingsbedrijf;

    g. medische hulmiddelentechniek:

    1°. het optiekbedrijf;

    2°. het orthopedisch schoentechnisch bedrijf;

    3°. het tandtechnisch laboratoriumbedrijf;

    h. dierverzorgende ambacht:

    1°. het dierenpensionbedrijf;

    2°. het hondentrimbedrijf.

  • 3. In bijlage A bij dit artikel wordt een nadere omschrijving gegeven van de in het eerste en tweede lid genoemde bedrijven.

  • 4. Het hoofdbedrijfschap is gevestigd te Zoetermeer.

Artikel 4

Het bestuur van het hoofdbedrijfschap heeft 24 leden: twaalf leden worden benoemd door organisaties van ondernemers en twaalf leden door organisaties van werknemers.

Artikel 5

  • 1. Het hoofdbedrijfschap heeft commissies voor aangelegenheden op het gebied van:

    a. het kappersbedrijf;

    b. het schoenherstellersbedrijf;

    c. het natuursteenbedrijf.

  • 2. De leden van commissies worden benoemd door door de raad aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar het oordeel van de raad representatieve organisaties van ondernemers en werknemers.

  • 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden van de commissies benoemen, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger aan te wijzen.

  • 4. De voorzitter van de commissie wordt door het bestuur op voordracht van de commissie al dan niet uit het midden van de commissie benoemd.

  • 5. De zittingsperiode van de leden van de commissies en de voorzitter valt samen met die van de leden van het bestuur van het hoofdbedrijfschap.

  • 6. De commissies dienen elk voor haar werkgebied het bestuur van advies en kunnen voorstellen doen voor door het bestuur vast te stellen verordeningen.

Artikel 6

De Commissie kappersbedrijf bestaat uit zes leden: drie leden worden benoemd door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers.

Artikel 7

De Commissie schoenherstellersbedrijf bestaat uit elf leden: zes leden worden benoemd door organisaties van ondernemers en vijf leden door organisaties van werknemers.

Artikel 8

De Commissie natuursteenbedrijf bestaat uit negen leden: zes leden worden benoemd door organisaties van ondernemers en drie leden door organisaties van werknemers.

§ 3. Bevoegdheden

Artikel 9

  • 1. Het bedrijfschap legt een heffing als bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de wet op, gebaseerd op de in iedere onderneming bereikte omzet of op het aantal in de ondernemingen werkzame personen, met dien verstande dat de hoogte van de heffing voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen categorieën van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen gelijk is.

  • 2. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het hoofdbedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

  • 1. Het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 17 december 1993 ingestelde Hoofdbedrijfschap Ambachten wordt opgeheven.

  • 2. Verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld door het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 17 december 1993 ingestelde Hoofdbedrijfschap Ambachten blijven van kracht tot de datum waarop de door het hoofdbedrijfschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten terzake in werking zullen treden.

  • 3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogens-bestanddelen en de archiefbescheiden van het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 17 december 1993 ingestelde Hoofdbedrijfschap Ambachten, gaan over naar het hoofdbedrijfschap.

  • 4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 17 december 1993 ingestelde Hoofdbedrijfschap Ambachten worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het hoofdbedrijfschap.

Artikel 11

De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op 1 juli 2004.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 6 november 2003

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zevenentwintigste november 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3 VAN HET BESLUIT VAN 6 NOVEMBER 2003, HOUDENDE DE INSTELLING VAN EEN HOOFDBEDRIJFSCHAP VOOR ONDERNEMINGEN OP HET GEBIED VAN DE AMBACHTSBEDRIJVEN (INSTELLINGSBESLUIT HOOFDBEDRIJFSCHAP AMBACHTEN)

Voedingsambacht

Het banketbakkersbedrijf

Onder het banketbakkersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het ambachtelijk vervaardigen van banketbakkersproducten en het verkopen daarvan, zoals omschreven in de instellingsverordening van het voormalige Bedrijfschap Brood- en Banketbakkersbedrijf (Stcrt. 1998, nr. 45, pag.18). Het bedrijfschap is opgeheven bij Besluit van 26 juli 2002 (Stb. 2002, 423).

Het consumptie-ijsbereidingsbedrijf

Onder deze bedrijfsuitoefening wordt verstaan het bedrijf van het bereiden van consumptie-ijs, behoudens voorzover dit wordt uitgeoefend met gebruikmaking van een continuvriezer met een capaciteit van ten minste 125 kg mix per uur of van een portievriezer met een inhoud van ten minste 40 liter, welke tijdens het productieproces niet kan worden geopend, en van een hardingsbewaarruimte van ten minste 8 m3, welke op een temperatuur van – 20 graden Celsius kan worden gehouden.

Het slagersbedrijf

Onder het slagersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het op ambachtelijk wijze geschikt maken voor aflevering en verkopen van vers vlees aan particulieren.

Bouwambacht

Het bestratingsbedrijf

Onder het bestratingsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het leggen van een wegdek of een gedeelte van een wegdek met klinkers, keien of tegels. Ondernemingen die zich bezighouden met het leggen van wegdekken met behulp van andere materialen, zoals bij voorbeeld asfalt, vallen dan ook niet onder de werkingssfeer van het HBA.

Het dakdekkersbedrijf

Onder het dakdekkersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het aanbrengen, onderhouden of herstellen van lei-, pannen-, riet-, stro-, kunststof- en mastiek- of andere bitumineuze daken, inclusief de verwerking van dakpanelementen en dakpanplaten, ongeacht van welke materiaalsoort deze zijn vervaardigd. Aan de werkingssfeer is toegevoegd het aanbrengen van dakbedekkingen van kunststof materialen. Op grond van technische en marktontwikkelingen in de branche doet de meerderheid van de bedrijven werkzaam in de bitumineuze dakbedekkingsbranche eveneens in meer of mindere mate aan kunststof dakbedekking. De verwerking van bitumineuze en kunststof dakbedekkingsmaterialen vertoont veel overeenkomsten. De markt kent in toenemende mate dakbedekkingsmaterialen die zijn samengesteld uit bitumen èn kunststof.

Het glasbewerkingsbedrijf:

Onder het glasbewerkingsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het slijpen, etsen, verzilveren of zandstralen van vlakglas of gebogen glas.

Het glazeniersbedrijf:

Onder het glazeniersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van al dan niet gebrandschilderd glas-in-loodpanelen.

Het parketvloerenleggersbedrijf:

Onder het parketvloerenleggersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het aanbrengen, herstellen of onderhouden van parketvloeren, anders dan tezamen met het vervaardigen daarvan.

Het voegbedrijf:

Onder het voegbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het verrichten van voegwerk aan bouwwerken.

Het zonweringsbedrijf

Onder het zonweringsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het vervaardigen, aanbrengen, herstellen of onderhouden van zonwering of rolluiken aan de buitenzijde van gebouwen.

Gezien de productontwikkelingen in deze branche is wenselijk de definitie in het instellingsbesluit te actualiseren en is er voor gekozen om het begrip «zonwering» op te nemen en geen specifieke producten meer te noemen. Met deze actualisering van de definitie wordt de werkingssfeer van het HBA in beperkte mate uitgebreid. De meeste zonweringsbedrijven voeren immers ook markiezen en/of rolluiken in hun assortiment en vallen dus al onder de werkingssfeer van het HBA.

Ondernemingen die zonweringsproducten vervaardigen evenwel nu ook onder de werkingssfeer worden gebracht. Het gaat hier om circa 15 bedrijven. Deze bedrijven behoren intergraal tot de zonweringsbranche. Dergelijke bedrijven die tevens zonwering aanbrengen of onderhouden, vallen al onder de werkingssfeer van het HBA.

Productieambacht

Het fijnkeramischbedrijf

Onder het fijnkeramischbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het vervaardigen van huishoudelijk aardewerk, sieraardewerk, biscuitaardewerk, tabakspijpen, terracotta, huishoudelijk-, hotel-, laboratorium-, of technisch porselein en van soortgelijke keramische artikelen.

De beperking dat de werkingssfeer zich uitstrekt tot ondernemingen met maximaal 25 werknemers is vervallen; een dergelijk onderscheid is bij dit type bedrijf thans niet meer actueel.

Het maatoverhemdenbedrijf

Onder het maatoverhemdenbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het naar maat vervaardigen of herstellen van overhemden, blouses, onderkleding, nachtkleding, of huisjassen.

Het modisterijbedrijf

Onder het modisterijbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het anders dan met behulp van een persmachine vervaardigen of veranderen van dameshoeden.

Het muziekinstrumentmakersbedrijf

Onder het muziekintstrumentmakersbedrijf wordt verstaan:

– het bedrijf van het vervaardigen of herstellen van blaas-, snaar-, of kleine of mechanische muziekinstrumenten – met uitzondering van piano's, vleugelpiano's, clavichords, spinetten en clavescimbalen –, voorzover bij het verrichten van genoemde werkzaamheden niet meer dan 25 werknemers betrokken zijn; of

– het bedrijf van het onderhouden, repareren of stemmen van akoestische piano's of vleugels.

Onder de categorie blaasinstrumenten vallen ook orgels, harmoniums en accordeons. Mechanische muziekinstrumenten zijn bijvoorbeeld draailieren, draaiorgels en muziekdozen.

Het natuursteenbedrijf

Onder het natuursteenbedrijf wordt verstaan het bedrijf waarin het bewerken van natuursteen, al dan niet gepaard gaande met het plaatsen daarvan, of de handel in onbewerkt of bewerkt natuursteen wordt uitgeoefend.

Reparatieambacht consumptiegoederen

Het goud- en zilversmidsbedrijf:

Onder het goud- en zilversmidsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het vervaardigen, bewerken of herstellen van juwelen of van voorwerpen van edelmetaal, al dan niet tezamen met het vervaardigen of herstellen van geplatineerde, vergulde of verzilverde voorwerpen, voorzover bij het verrichten van genoemde werkzaamheden niet meer dan 7, of, indien zij uitsluitend betrekking hebben op gouden werken dan wel op juwelen, niet meer dan 5, onderscheidenlijk 3 werknemers betrokken zijn.

Onder voorwerpen van edelmetaal worden hierbij verstaan alle voorwerpen die, ongeacht het gehalte, uit platinametalen, goud of zilver dan wel uit alliages daarvan zijn vervaardigd, met uitzondering van uurwerken, voorwerpen voor medische, tandheelkundige, optische of elektrotechnische doeleinden, bedrijfsmiddelen en munten.

Het kledingreparatiebedrijf

Onder het kledingreparatiebedrijf wordt verstaan het bedrijf van het herstellen van kleding anders dan tezamen met het vervaardigen of verkopen daarvan.

Het lederwarenambacht

Onder het lederwarenambacht wordt verstaan het bedrijf van het herstellen van lederwaren, al dan niet tezamen met het vervaardigen en aan particulieren verkopen van dergelijke waren, zoals omschreven in de nadere toelichting op het begrip lederwaren in de Instellingsverordening Bedrijfschap Lederwaren- en Schoenindustrie (Stcrt. 1995, nr. 167, pag. 7). Dit bedrijfschap is opgeheven bij Koninklijk Besluit d.d. 24 april 2001 (Stb. 2001, 220).

Het naaimachinebedrijf

Onder het naaimachinebedrijf wordt verstaan het bedrijf van het ten behoeve van particulieren onderhouden, veranderen of herstellen van huishoudnaaimachines of van toebehoren of onderdelen daarvan dan wel vervangen van zodanige onderdelen, niet zijnde een onderneming waarin huishoudnaaimachines in overwegende mate aan wederverkopers plegen te worden verkocht.

Het textielreinigingsbedrijf

Onder het textielreinigingsbedrijf wordt verstaan het op professionele basis ten behoeve van derden toepassen van reinigingsactiviteiten of behandelmethoden voor kleding, textiel- en lederwaren inclusief gordijnen, meubelovertrekken, suède, bont, kleden, lopers, dekbedden en soortgelijke goederen. De activiteiten die doorgaans in het verlengde liggen van het reinigingsproces, te weten oppersen, als nieuw opmaken e.d. vallen ook onder de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap.

Ondernemingen die uitsluitend natwasserij zijn, vallen niet onder de werkingssfeer.

Ondernemingen die in hoofdzaak natwasserij zijn, maar daarnaast ook andere reinigingstechnieken toepassen (zoals bij voorbeeld reinigen in een oplosmiddel), vallen wel onder de werkingssfeer.

Ondernemingen die zich bezighouden met het reinigen van meubels, matrassen, dekbedden en tapijten op locatie, vallen niet onder de werkingssfeer. Dergelijke bedrijven zijn te beschouwen als interieurverzorgende bedrijven.

Uiterlijke verzorgingsambacht

Het schoonheidsverzorgingsbedrijf

Onder het schoonheidsverzorgingsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het verrichten van handelingen die gericht zijn op de verzorging van het uiterlijk van mensen uit schoonheidsoogpunt, daaronder begrepen de gelaatsverzorger en de visagist.

Onder visagist wordt verstaan degene die al dan niet in opdracht van bedrijven, zoals fotostudio's en modellenbureaus, in onder andere het kader van foto- en filmopnames modellen opmaakt. Zodra het uiterlijk door het aanbrengen van make-up verandert (zogenaamde karaktermake-up), valt de bedrijfsuitoefening onder het grimeursbedrijf.

Huidtherapie valt niet onder het begrip schoonheidsverzorgingsbedrijf. Als de huidtherapeut echter tevens het schoonheidsverzorgingsbedrijf uitoefent, ressorteert hij wat betreft dit laatste wel onder het HBA.

Een kapper, manicure of voetverzorger valt niet het schoonheidsverzorgingsbedrijf.

Het voetverzorgingsbedrijf

Podotherapie, als bedoeld in het Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut (Stb 1997, 523), valt niet onder het begrip voetverzorgingsbedrijf. Als de podotherapeut echter tevens het voetverzorgingsbedrijf uitoefent, ressorteert hij wat betreft dit laatste onder het HBA.

Medische hulpmiddelentechniek

Het optiekbedrijf

Onder het optiekbedrijf wordt verstaan

– het bedrijf van het aanmeten van visuele hulpmiddelen, met inbegrip van het doen van subjectieve of objectieve metingen van de ogen of het onderzoeken van de ogen op abnormaliteiten;

– het bedrijf van het aanmeten, aanpassen, assembleren of afpassen van brillen of contactlensen;

– het bedrijf van het herstellen van visuele of optische hulpmiddelen. verrekijkers, loepen en dergelijke

De opticiens en optometristen vormen samen de optiekbranche. Oogartsen die in het kader van hun oogartsenpraktijk oogmetingen verrichten of ogen onderzoeken op abnormaliteiten, oefenen uiteraard niet het optiekbedrijf uit.

Dierverzorgende ambacht

Het dierenpensionbedrijf

Onder het dierenpensionbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het tijdelijk huisvesten en verzorgen van huisdieren van particulieren, met uitzondering van de ondernemingen die, zoals blijkt uit de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, geen of één werkzame persoon hebben.

De aansluiting van deze branche is derhalve beperkt tot die bedrijven, die als hoofdactiviteit het dierenpensionbedrijf uitoefenen en waarin tenminste 2 of meer werkzame personen actief zijn.

Dierenpensions die door een stichting of een vereniging worden geëxploiteerd of asielen die het dierenpension als nevenactiviteit uitoefenen, vallen niet onder werkingssfeer.

Het hondentrimbedrijf

Onder het hondentrimbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het ten behoeve van particulieren trimmen, plukken, knippen, scheren, kammen, borstelen of wassen van honden.

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op grond van artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zoals gewijzigd bij wet van 3 april 1999 (Stb. 1999, 253) moet de instelling van een bedrijfslichaam bij algemene maatregel van bestuur plaatsvinden. Op basis van artikel XIV, tweede lid van de wet van 3 april 1999 moet vervanging van de op 1 juli 1999 bestaande instellingsverordeningen door instellings-amvb`s voor 1 juli 2003 plaatsvinden. Met het onderhavige besluit wordt het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA), ingesteld bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (de raad) van 17 december 1993 opnieuw ingesteld.

2. Hergroepering bedrijfslichamen: zelfstandig bestaansrecht voor het Hoofdbedrijfschap Ambachten

In het ter uitvoering van de motie Wiebenga d.d. 22 juni 19931aan de Tweede Kamer toegezonden Standpunt van het kabinet over de toekomst van het PBO-stelsel2en het Nader standpunt van het kabinet over de toekomst van het PBO-stelsel3werd aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur door middel van hergroepering tot een aanzienlijke reductie van het aantal bedrijfslichamen wenste te komen. Het kabinet besloot dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de hergroepering. De raad is gevraagd een en ander te coördineren.

De Bestuurskamer heeft op basis van een rapport van de door haar ingestelde adviesgroep haar standpunt bepaald en dit op 26 november 1997 uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid4.

In het standpunt heeft de Bestuurskamer met betrekking tot het onderhavige bedrijfschap de conclusie getrokken dat dit als zelfstandig bedrijfslichaam in het gemoderniseerde PBO-stelsel kan blijven functioneren. De omvang van het secretariaat en het activiteitenpakket, de aard van de problematiek waarmee de bedrijfstak geconfronteerd wordt evenals het karakter en de doelgroep van bedrijven van het HBA, rechtvaardigen een zelfstandige positie. Bij alle verscheidenheid aan producten, diensten, respectievelijk bedrijfsprocessen binnen dit cluster ligt het gemeenschappelijke element, en daarmee de aanknopingspunten voor een gemeenschappelijke aanpak, in het ambachtelijke karakter van de verschillende sectoren. Dit karakter uit zich in een hoge mate van kleinschaligheid, weinig arbeidsdeling en specialisatie en het ontbreken van staffuncties.

Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 aan de Bestuurskamer ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het HBA.

3. Representativiteit

De Bestuurskamer hanteert bij de advisering over de instelling van bedrijfslichamen het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen5(hierna: het BK-besluit).

Artikel 2 van het besluit bepaalt dat de Bestuurskamer niet tot instelling van een bedrijfslichaam adviseert dan nadat haar is gebleken dat een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers daarmee instemt.

Bij het HBA is een groot aantal branches aangesloten. Uit de uitgevoerde bestandsvergelijkingen is gebleken dat, uitgaande van het criterium «het totale aantal werkzame personen in ledenondernemingen», de representativiteit aan ondernemerszijde voor het HBA in totaliteit circa 69% bedraagt.

In bijlage B zijn de representativiteitsgegevens per branche, gegroepeerd naar de categorieën genoemd in artikel 3, in tabelvorm weergegeven. Voor de beoordeling van de representativiteit zijn in de tabel de cijfers met betrekking tot één of twee toepasselijke maatstaven conform het BK-besluit weergegeven.

Uit de bevindingen, welke door het onderzoeksinstituut EIM zijn geverifieerd, volgt dat alle branches voldoen aan de representativiteitseis die het besluit in artikel 3, onder a, aan ondernemerszijde stelt met uitzondering van het maatoverhemdenbedrijf, het modisterijbedrijf en het kledingreparatiebedrijf.

Ten aanzien van deze branches wordt het volgende opgemerkt.

Om deze branches toch onder de werkingssfeer te houden heeft het HBA de Bestuurskamer verzocht om bij haar advisering over deze branches gebruik te maken van de haar in artikel 2, tweede lid, van het besluit geboden mogelijkheid om op grond van bijzondere omstandigheden of het algemeen belang af te wijken van de algemene regel omtrent een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging.

Het HBA wijst erop dat zeker voor de onderhavige branches de functie van het HBA van groot belang kan zijn. Het modisterijbedrijf is een zeer kleine branche waarin de ontwikkelingskansen groot zijn. Zonder het HBA als kenniscentrum en als bemiddelaar voor deze branche, zijn die kansen minder groot. De kledingbranche is bovendien een ambacht in opbouw waar relatief veel (allochtone) zelfstandigen zonder personeel werkzaam zijn. Zonder het HBA en zijn facilitaire rol, zowel voor de branche als voor de relatief «jonge» brancheorganisaties, kunnen collectieve doelen, zowel ten dienste van de branche als in het algemeen belang, niet of onvoldoende worden bereikt.

Vooral op terreinen als onderzoek, scholing en professioneel ondernemerschap kan het HBA een belangrijke rol vervullen. Het HBA biedt via zijn platformfunctie en de mogelijkheid om onder voorwaarden projecten financieel te ondersteunen, juist voor deze branches een meerwaarde.

De schaalbeperkingen die met name in deze branches bij ondernemers aan de orde zijn, kunnen door het HBA worden opgeheven. Zonder het HBA kunnen collectieve doelen niet of minder snel worden bereikt. Tot die collectieve doelen kunnen in ieder geval worden gerekend:

– het op een structurele manier verzamelen van basisinformatie teneinde ontwikkelingen, incl. arbeidsmarkt in de branches te traceren (niet beschikbaar via het CBS);

– ondersteuning bij concrete toepasbare voorschriften en richtlijnen op het terrein van arbeidsomstandigheden, milieu en bedrijfsvoering vanuit bestaande wet- en regelgeving in branchecodeprojecten;

– onderzoek op leemtes in kennisinfrastructuur en versterking van onderwijs- en opleidingsvoorzieningen, waaronder het opstellen van zgn. beroepscompetentieprofielen (HBA-Deltaplan)

– imagocampagne als onderdeel van de promotie van ambachtelijke beroepen en opleidingen.

Het HBA is namens deze drie branches deelnemer aan het Convenant Verpakkingen II, waarin bedrijfsleven en overheid gezamenlijk afspraken gemaakt over het terugdringen van de hoeveelheid verpakkingen. Deelname aan het convenant door bedrijven uit deze branches op indi-

viduele basis vormt, gelet op het ontbreken van een staffunctie in deze bedrijven als gevolg van de kleinschalige bedrijvigheid, geen reëel alternatief.

Wat betreft de genoemde branches die niet aan de minimale representativiteitseisen voldoen, bestaat naar het oordeel van de Bestuurskamer op basis van de door het HBA verstrekte informatie voldoende grond om de aansluiting van deze branches bij het hoofdbedrijfschap te handhaven.

Het hoofdbedrijfschap kent een drietal commissies op grond van artikel 88a van de Wbo. Het betreft de Commissie kappersbedrijf, de Commissie schoenmakerij en een nieuw in te stellen Commissie natuursteenbedrijf. De werkingssfeer van deze organen correspondeert met die van de overeenkomstige branches binnen de werkingssfeer van het HBA en de representativiteit met die zoals die voor die branches is vastgesteld.

Volgens artikel 4 van het besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer werknemersorganisaties die op grond van de Verordening representativiteit organisaties1als representatief zijn te beschouwen.

De Federatie Nederlandse Vakbeweging en het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland, de in het bestuur van het hoofdbedrijfschap benoemingsgerechtigde werknemersorganisaties, evenals de daarbij aangesloten bonden die representatief zijn voor de bij het HBA aangesloten branches, steunen het opnieuw instellen van het hoofdbedrijfschap en zijn voor de werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap representatieve werknemers-organisaties.

4. SER-advies

De Bestuurskamer heeft geconstateerd dat met uitzondering van het maatoverhemdenbedrijf, het modisterijbedrijf en het kledingreparatiebedrijf, door alle branches inclusief de drie 88a commissies is voldaan aan de representativiteitseisen die het genoemde Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen stelt.

Wat betreft de drie genoemde branches die niet aan de minimale representativiteitseisen voldoen acht de Bestuurskamer het van belang dat het HBA zijn activiteiten mede ten behoeve van bedoelde branches kan continueren. In dat verband wijst de Bestuurskamer er tevens op dat het hier formeel gezien weliswaar gaat om de instelling van een nieuw bedrijfslichaam, maar materieel om de continuering van een bestaand bedrijfslichaam.

Met inachtneming van het vorenstaande adviseert de Bestuurskamer tot het opnieuw instellen van het HBA.

Alvorens dit advies vast te stellen zijn de in bijlage C opgenomen representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers, conform het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Wbo hierover gehoord. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

5. Werkingssfeer

1. Algemeen

De werkingssfeer van het hoofdbedrijfschap ondergaat een aantal wijzigingen ten opzichte van de werkingssfeer van de instellingsverordening.

a. Een aantal branches valt niet meer onder de werkingssfeer omdat een voldoende representatieve brancheorganisatie ontbreekt en evenmin een beroep op bijzondere omstandigheden mogelijk is. Het gaat hierbij om de volgende branches: het borduurbedrijf; het breibedrijf; het korsettenvervaardigingsbedrijf; het paramentenvervaardigingsbedrijf; het tapijtherstellingsbedrijf; de weverij en tapijtknoperij; het textielveredelingsbedrijf en het zakkenstopbedrijf.

b. De werkingssfeer wordt uitgebreid met een aantal branches dat om aansluiting bij het HBA heeft verzocht. Dit betreft de volgende branches: het voegbedrijf, het natuursteenbedrijf, het hondentrimbedrijf en het dierenpensionbedrijf.

c. De omschrijving (zie bijlage A bij artikel 3) van het dakbedekkingsbedrijf en het zonweringsbedrijf zijn geactualiseerd.

Zoals uit artikel 2 onder a blijkt is het verkopen van zaken een activiteit van het ambachtsbedrijf. Hier raken de werkingssferen van het HBA en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel elkaar. Ondernemingen kunnen derhalve onder de werkingssfeer van beide hoofdbedrijfschappen vallen en van beide heffingen opgelegd krijgen. Ter voorkoming van dubbele heffing voor eenzelfde activiteit hebben de hoofdbedrijfschappen de nodige voorzieningen getroffen. De registratie van ondernemingen wordt in een gemeenschappelijke voorziening: het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht (CRK) uitgevoerd. Bovendien zijn tussen de hoofdbedrijfschappen anticulumatie-afspraken gemaakt ten aanzien van onder beider werkingssfeer vallende ondernemingen. Zo ontvangen deze ondernemingen een korting op de algemene heffing, opdat zij voor beide hoofdbedrijfschappen tezamen niet meer betalen dan de hoogste bruto heffing van een van deze hoofdbedrijfschappen.

2. Nieuwe aangesloten branches

Het natuursteenbedrijf

In het kader van de hergroeperingsoperatie van bedrijfslichamen heeft het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf afgezien van deelname aan het nieuwe Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud waartoe eerder was besloten. De bij het bedrijfschap betrokken organisaties hebben besloten tot opheffing van het bedrijfschap en hebben de SER verzocht de branche te doen aansluiten bij het HBA. De opheffing zal met het oog op de nog te treffen voorzieningen die in verband met de opheffing nodig zijn bij separaat besluit plaatsvinden. Het bedrijfschap verricht geen activiteiten meer die in verband met de aansluiting bij het HBA door het HBA worden c.q. zijn overgenomen.

Het voegbedrijf

In september 1999 heeft de Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV) de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om de branche te doen aansluiten bij het HBA. De VNV verwacht dat de aansluiting bij het HBA een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de sociaal-economische structuur in de branche. Als onderwerpen die in dat kader van bijzonder belang zijn werden genoemd: de professionalisering van de bedrijfsvoering, onderzoek op sociaal-economische en technische terrein, arbeidsomstandigheden en de vakopleiding en scholing van werknemers.

De VNV vertegenwoordigt ruim 56% van de werkzame personen (inclusief ondernemers en zelfstandigen zonder personeel) in de branche en 73,6% van de werknemers in loondienst in de branche.

Het hondentrimbedrijf

De Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO en de Algemene Belangenvereniging Hondentoiletteerbedrijf (ABHB) hebben eind 2001 gezamenlijk een verzoek ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de hondentrimbedrijven onder de werkingssfeer van het HBA te brengen. De beide verenigingen vertegenwoordigen ruim 58% van het totale aantal bedrijven.

Het dierenpensionbedrijf

De Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO heeft begin 2002 een verzoek ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de middelgrote en grote dierenpensionbedrijven onder de werkingssfeer van het HBA te brengen.

In Nederland zijn naar gegevens van DIBEVO per 2001 305 dierenpensionbedrijven werkzaam. 40% daarvan is echter klein tot zeer klein van opzet. In deze categorie vindt men veel bedrijven met een capaciteit van slechts 5 tot 10 plaatsen, in de regel uitsluitend ten behoeve van de opvang van honden en katten. Deze bedrijven zijn qua bedrijfsvoering in geen opzicht te vergelijken met de resterende 180 middelgrote en grote bedrijven. Het verzoek van DIBEVO heeft uitdrukkelijk niet de bedoeling om ook de kleine bedrijven onder het HBA te doen brengen. De werkingssfeer zal daartoe worden beperkt tot de ondernemingen waar ten minste twee of meer personen werkzaam zijn (inclusief de ondernemer). DIBEVO vertegenwoordigt daarmee ruim 60% van het aantal relevante bedrijven.

Zowel bij het verzoek voor het hondentrimbedrijf als die voor het dierenpensionbedrijf wordt erop gewezen dat een scala van HBA-activiteiten van belang kunnen zijn voor de huisdierenbranche. In dit verband worden genoemd:

– professionalisering van ondernemerschap in brede zin;

– ondersteuning op het gebied van opleidings- en arbeidsmarktvraagstukken;

– brancheonderzoek op sociaal-economisch en technisch-inhoudelijk terrein;

– opstelling en onderhoud van een branchecode op het gebied van hygiëne;

– arbeidsomstandigheden en milieu.

Naast het sectorbelang wordt als onderwerp van algemeen belang ook nog genoemd het dierenwelzijn.

6. Bevoegdheden

In artikel 93, tweede lid, van de Wbo is aangegeven dat het bedrijfschap bevoegd is tot regeling of nadere regeling van een aantal onderwerpen of onderdelen daarvan. Het bedrijfschap is gerechtigd om een regeling te treffen met betrekking tot al de genoemde onderwerpen. De onderwerpen waartoe de bevoegdheden zich uitstrekken zijn:

a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

e. onderzoek op sociaal, economische en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen;

g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.

Bevoegdheid als vermeld onder a

De bevoegdheden genoemd onder a zijn onmisbaar voor het functioneren van een bedrijfslichaam. Op grond hiervan is onder meer de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten tot stand gekomen. De registratie van ondernemingen levert bovendien kerncijfers op van de aangesloten branches die een noodzakelijke basis vormen voor het ontwikkelen en uitvoeren van branchebeleid.

Bevoegdheid als vermeld onder b

Deze bevoegdheid is gewenst om zo nodig regels te stellen ter bevordering van het werken volgens de stand der techniek en wetenschap. Kleine bedrijven hebben door hun gebrek aan een staffunctie niet de mogelijkheid om van de stand der techniek en wetenschap op de hoogte te blijven. Het branchecodepad (het opstellen van branchecodes tot en met bedrijfscertificering) voorziet in een gerichte bundeling van de voorschriften uit wet- en regelgeving, van de bepaling en de bekrachtiging van de stand der techniek bij doelvoorschriften en ten slotte de doorvoering en borging ervan via bedrijfscertificatie.

Bevoegdheid als vermeld onder c

Deze bevoegdheid is gewenst om zo nodig regels te stellen in het kader van van activiteiten ter bevordering van de professionalisering van bedrijfsvoering en ondernemerschap, zoals scholingsprogramma's, de ontwikkeling en uitvoering van een management programma voor het ambacht op de terreinen financieel, commercieel en personeelsmanagement, programma's en cursussen op het gebied van informatie communicatietechnologie (ICT) en het gebruik van internet, benchmarkingprogramma's via internet en de ontwikkeling van applicaties om de bedrijfsvoering te verbeteren.

Daarnaast is deze bevoegdheid van belang voor het stellen van regels op grond waarvan afspraken in het kader van arbo-convenanten ten aanzien van ondernemingen die niet in dat convenant participeren, van overeenkomstige toepassing zijn.

Bevoegdheid als vermeld onder d

Als complement van een verordenende bevoegdheid ten opzichte van ondernemers ter bevordering van een professionele bedrijfsvoering, zal het ook nodig kunnen zijn een dergelijke bevoegdheid te bezitten ten aanzien van werknemers in het kader van arbeidsvoorwaarden.

Bevoegdheid als vermeld onder e

Adequate bedrijfsuitoefening vereist juiste sturing van het bedrijf. Hiertoe is de onderhavige bevoegdheid gewenst ter ondersteuning van het verkrijgen van medewerking aan onderzoek om tot actuele sturingsinformatie en adequate sturingsmethoden aangepast aan aard en kenmerken van bedrijven en ondernemers te komen. Indien hieruit blijkt dat de huidige techniek of technisch inzicht of andere problemen ontstaan bijvoorbeeld door tegenstrijdige voorschriften of gezondheidsrisico's, dan is onderzoek en ontwikkeling en het eventueel uitvaardigen van bindende voorschriften geboden. Voorts kan hierbij worden gedacht aan onderzoek naar verschillende omgevingsfactoren van de branches en ondernemingen en actuele beleidsthema's in de ambachtelijke branches.

Bevoegdheid als vermeld onder f

Deze bevoegdheid is nodig in het kader van de bevordering van een soepele arbeidsmarkt ten behoeve van zowel werkgevers als werknemers in de verschillende branches. Het gaat hierbij in het bijzonder om de ontwikkeling en instandhouding van de vakopleidingen en scholingsprogramma's voor werknemers, arbeidsparticipatie van achterstandsgroepen, zoals laaggeschoolden en allochtonen en ontwikkeling van voorzieningen om de reïntegratie van werknemers te bevorderen.

Bevoegdheid als vermeld onder g

Fondsen zijn nodig waar functiescheiding tussen bij voorbeeld beleid en uitvoering uit een oogpunt van beschikbare deskundigheid of een goede verantwoordelijkheidsverdeling nodig is. Dit geldt voor bedrijfscertificatie waar verschillende instellingen gescheiden van elkaar opereren. Ook voor ideële doeleinden op het gebied van onderzoek e.d. kan het nodig zijn om een onafhankelijk fonds in het leven te roepen.

Subsidiebeleid

De verordeningen vormen tevens een wettelijke basis voor subsidieverlening. De in de afgelopen jaren verleende subsidies hebben onder andere betrekking gehad op het project Over de digitale drempel (O3D). Dit betreft een stimuleringsprogramma voor ICT gebruik in de detailhandel en het ambacht, dat in samenwerking met het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Ministerie van Economische Zaken wordt uitgevoerd. Voorts zijn diverse subsidies verleend voor scholing, opleiding, brancheonderzoek, promotionele activiteiten, arbeidsomstandigheden en werkgelegenheidsprojecten.

7. Rechtspositie medewerkers hoofdbedrijfschap

De herinstelling van het hoofdbedrijfschap heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 10 van het ontwerpinstellingsbesluit, geen gevolgen voor de betrokken medewerkers in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin. Het hoofdbedrijfschap heeft ruim 30 werknemers in dienst.

8. Kabinetsstandpunt

Het kabinet heeft met zijn eerdergenoemde brief van 24 februari 1998 ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Aan het bestaan van een bedrijfslichaam dient de behoefte daartoe van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssector ten grondslag te liggen. Aan het onderhavige besluit ligt naar het oordeel van het kabinet een zodanig draagvlak van representatieve vertegenwoordiging van de ondernemers en werknemers in de desbetreffende bedrijfssectoren ten grondslag. Daarbij sluit het kabinet aan bij de criteria als neergelegd in de Verordening representativiteit organisaties als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, alsmede het in vervolg daarop vastgesteld Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen.

Voor wat betreft het advies van de Bestuurskamer ten aanzien van het maatoverhemden-bedrijf, het modisterijbedrijf en het kledingreparatiebedrijf acht het kabinet tegen de achtergrond van de gegeven argumentatie voldoende aanleiding deze branches onder de werkingssfeer te houden. Bovendien zijn daartegen vanuit de branches geen bedenkingen ingebracht.

Ten aanzien van de werkingssfeer van dit bedrijfslichaam volgt het kabinet de Bestuurskamer in haar advies.

Deze algemene maatregel van bestuur strekt overeenkomstig het advies tot herinstelling van het Hoofdbedrijfschap Ambachten.

Artikelen

Artikel 3

In artikel 3 zijn de ambachtsbedrijven opgesomd waarvoor het Hoofdbedrijfschap is ingesteld. Ook als in die bedrijven naast een in artikel 3 genoemd ambacht, andere werkzaamheden worden uitgeoefend, ressorteren ze onder het Hoofdbedrijfschap.

Artikel 5 tot en met artikel 8

De artikelen 5 tot en met 8 regelen de instelling en samenstelling van de commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 88a van de wet, voor bedrijfstakken waarvoor instelling van een afzonderlijk bedrijfschap niet mogelijk of niet gewenst is maar waarvoor de betrokken ondernemers- en werknemersorganisaties toch specifiek op deze branches gerichte activiteiten in publiekrechtelijk verband wensen. De Commissie kappersbedrijf en de Commissie schoenherstellersbedrijf waren reeds ingesteld, de Commissie natuursteenbedrijf is een nieuwe commissie welke in de plaats treedt van het huidige Bedrijfschap Natuursteenbedrijf dat wordt opgeheven.

Het bepaalde in artikel 5, zesde lid, waarborgt dat verordeningen die zijn gebaseerd op artikel 93 en die uitsluitend een bedrijf betreffen waarvoor een branchecommissie als bedoeld in artikel 5 is ingesteld, niet worden vastgesteld dan nadat de betrokken commissie in de gelegenheid is gesteld het bestuur van advies te dienen.

Artikel 9

Het hoofdbedrijfschap kan aan ondernemingen die onder de werkingssfeer vallen een heffing opleggen. Anders dan in de instellingsverordening kan het bestuur besluiten de heffing te baseren op een van de genoemde grondslagen. De uitbreiding van het aantal grondslagen stelt het bestuur beter in staat om desgewenst de heffing te differentiëren naar gelang de omvang van de onderneming.

Artikel 10

Op grond van artikel 10 gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen, de archiefbescheiden en de afhandeling van procedures over naar het opnieuw ingestelde Hoofdbedrijfschap Ambachten. Ook de door het «oude» Hoofdbedrijfschap Ambachten vastgestelde verordeningen en andere besluiten blijven van kracht. Bij de inwerkingtreding van dit besluit verliest de verordening van de raad waarbij het oude hoofdbedrijfschap werd ingesteld haar rechtskracht (Artikel XIV, tweede lid, van de wet van 3 april 1999, Stb. 253)

Artikel 11

De zittingsperiode van het eerste bestuur eindigt op 1 juli 2004. Ook met betrekking tot de bestuursleden van diverse andere opnieuw in te stellen bedrijfslichamen van wie de zittingsperiode aanvangt op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende instellingsbesluit, is of zal worden bepaald dat deze zittingsperiode eindigt op 1 juli 2004. Artikel 76, eerste lid van de wet biedt de mogelijkheid om van de hoofdregel dat bestuursleden om de twee jaar aftreden, af te wijken. Door middel van deze afwijking wordt een zekere mate van synchronisatie van de zittingsduur van de bestuursleden van alle schappen bereikt. Voor leden van de daaropvolgende besturen geldt weer de regel dat zij om de twee jaar aftreden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ DE NOTA VAN TOELICHTING OP HET BESLUIT VAN 6 NOVEMBER 2003, HOUDENDE DE INSTELLING VAN EEN HOOFDBEDRIJFSCHAP VOOR ONDERNEMINGEN OP HET GEBIED VAN DE AMBACHTSBEDRIJVEN (INSTELLINGSBESLUIT HOOFDBEDRIJFSCHAP AMBACHTEN)

In onderstaande tabel zijn de representativiteitscores op één of twee van de drie toetselementen uit het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen van de betrokken representatieve organisaties van ondernemers per ambacht in kaart gebracht.

Sector/AmbachtOndernemers %Omzet %Werknemers %
Voedingsambacht   
1°. Banketbakkersbedrijf:    
– Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging en – MKB-Nederland60 87
2°. Consumptieijsbereidingsbedrijf:    
– Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en – Aanverwante bedrijf (KHN) en Vereniging VNO-NCW84 90
3°. Slagersbedrijf:   
– Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie (KNS),   
– MKB-Nederland,    
– FNV Zelfstandige Bondgenoten en   
– Raad Nederlandse Detailhandel (RND65 88
Gebouwverzorgend ambacht   
1°. Glazenwassersbedrijf:    
– Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB),    
– Vereniging VNO-NCW,   
– MKB-Nederland en FNV Zelfstandige Bondgenoten58 50
2°. Schoorsteenvegersbedrijf:    
– Algemene Schoorsteenvegers Patroons Bond (ASPB),    
– MKB-Nederland,    
– Klein Bedrijf Nederland (KBN) en FNV Zelfstandige Bondgenoten28 57
Bouwambacht   
1°. Bestratingsbedrijf:   
Ondernemersbond Bestratingsbedrijven Nederland (OBN) 59 
2°. Dakdekkersbedrijf:    
– Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland «Vebidak»,    
– Nederlandse Vereniging voor Dakdekkersbedrijven Nederland «Het Hellende Dak»,   
– Vakfederatie Rietdekkers,    
– FNV Zelfstandigen Bouw en FNV Zelfstandigen,    
– Bondgenoten MKB-Nederland en    
– Klein Bedrijf Nederland (KBN)38 72
3°. Glasbewerkingsbedrijf en    
4°. Glazeniersbedrijf:    
– Ondernemers Vereniging van Glazeniers (OVG),    
– Glas Branche Organisatie (GBO),   
– Vereniging VNO-NCW,    
– Koninklijke Vereniging FOSAG,   
– MKB-Nederland,    
– FNV Zelfstandige Bondgenoten en FNV Zelfstandigen Bouw36 87
5°. Parketvloerenleggersbedrijf:    
– Vereniging van Parketvloerleveranciers (VPL),    
– Centrale Branchevereniging Wonen (CbW),    
– Vereniging van Parketvloerenleggersbedrijven (VPVB),   
– FNV Zelfstandigen Bouw en FNV Zelfstandige Bondgenoten,   
– Vereniging VNO-NCW,    
– MKB-Nederland en Klein Bedrijf Nederland (KBN)41 63
6°. Voegbedrijf:    
– Vereniging Nederlandse Voegbedrijven (VNV)  74
7°. Zonweringsbedrijf:    
– Federatie van rolluiken-, markiezen- en zonweringsbedrijven ROMAZO,   
– MKB-Nederland,    
– Vereniging VNO-NCW,    
– Klein Bedrijf Nederland (KBN),    
– Modint, FNV Zelfstandige Bondgenoten en FNV Zelfstandigen Bouw58 35
Productieambacht   
1°. Fijnkeramischbedrijf:    
– Nederlandse Vakgroep Keramisten (NVK),   
– Algemene Vereniging voor de Nederlandse Aardewerkindustrie (AVA),    
– MKB-Nederland en Vereniging VNO-NCW15 63
2°. Maatoverhemdenbedrijf:    
– MKB-Nederland en Modint5 14
3°. Maatschoenmakersbedrijf:   
– Nederlandse Vereniging van Orthopedisch Schoentechnici (NVOS) en MKB-Nederland73 92
4°. Modisterijbedrijf:   
– MKB-Nederland4 13
5°. Muziekinstrumentmakersbedrijf:    
– Nederlandse Piano- en Muziekinstrumentenbond (NPMB),    
– Vereniging van Pianotechnici Nederland (VvPN),    
– Nederlandse Groep van Viool- en strijkstokkenmakers (NVG),    
– Vereniging van Orgelbouwers in Nederland (VON),    
– Nederlandse Vereniging Muziekinstrument Makers (NVMM),    
– Vereniging van Muziekhandelaren en uitgevers in Nederland (VMN),    
– MKB-Nederland,    
– Vereniging VNO-NCW en FNV Zelfstandige Bondgenoten2456 
6°. Natuursteenbedrijf:    
– Algemene Nederlandse Bond van Natuursteenbedrijven (ABN) en Vereniging Nederlandse Natuursteen Importeurs (VNNI) 7370
Reparatieambacht consumptiegoederen   
1°. Fietsherstellersbedrijf:   
– Nederlandse Christelijke Bond van Rijwiel/Motorhandelaren (NCBRM),    
– BOVAG, MKB-Nederland,    
– Vereniging VNO-NCW en FNV Zelfstandige Bondgenoten53 67
2°. goud- en zilversmidsbedrijf:    
– Vereniging Goud- en Zilversmeden (VGZ),   
– MKB-Nederland,    
– Vereniging VNO-NCW en FNV Zelfstandigen Bouw 6355
3°. Kledingreparatiebedrijf:   
– Kleding- & Veranderbedrijven (BKV) en MKB-Nederland15 25
4°. Lederwarenambacht,    
6°. Schoenherstellersbedrijf en    
9°. Zadelmakersbedrijf:   
– Nederlandse Schoenmakers Vereniging (NSV) en MKB-Nederland50 60
5°. Naaimachinebedrijf:   
– Algemene Nederlandse Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN)16 65
7°. Textielreinigingsbedrijf:   
– Nederlandse Vereniging van Textielreinigers (NETEX),   
– Modint en MKB-Nederland 55 
8°. Uurwerkmakersbedrijf:    
– Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU) en MKB-Nederland  58
Uiterlijke verzorgingsbranche   
1°. Kappersbedrijf,    
2°. Grimeursbedrijf en    
3°. Toneelkappersbedrijf:    
– Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO),    
– MKB-Nederland en FNV Zelfstandigen Bondgenoten46 71
4°. Schoonheidsverzorgingsbedrijf:   
– Algemene Nederlandse Branche Organisatie Schoonheidsverzorging (ANBOS),    
– FNV Zelfstandige Bondgenoten en MKB-Nederland 7054
5°. Voetverzorgingsbedrijf:   
– ProVoet, Landelijke Organisatie voor de Voetverzorger/Pedicure en MKB-Nederland62  
Gezondheidstechniek   
1°. Optiekbedrijf:    
– Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO) en MKB-Nederland56 74
2°. orthopedisch schoentechnisch bedrijf:    
– Nederlandse Vereniging van Orthopedische Schoentechnici (NVOS) en MKB-Nederland70 84
3°. tandtechnisch laboratoriumbedrijf:    
– Nederlands Tandtechnisch Genootschap (NTG),    
– Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT),    
– Vereniging van Laboratoriumhoudende tandtechnici in Nederland (VLHT),    
– FNV Zelfstandige Bondgenoten en MKB-Nederland68 86
Dierverzorgend ambacht   
1°. Dierenpensionbedrijf:   
– Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO60 56
2°. Hondentrimbedrijf:    
– Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO en Algemene Belangenvereniging Hondentoiletteerbedrijf (ABHB)58 58

BIJLAGE C BEHORENDE BIJ DE NOTA VAN TOELICHTING OP HET BESLUIT VAN 6 NOVEMBER 2003, HOUDENDE DE INSTELLING VAN EEN HOOFDBEDRIJFSCHAP VOOR ONDERNEMINGEN OP HET GEBIED VAN DE AMBACHTSBEDRIJVEN (INSTELLINGSBESLUIT HOOFDBEDRIJFSCHAP AMBACHTEN)

Organisaties van ondernemers

– Koninklijke Vereniging MKB-Nederland

– Vereniging VNO-NCW

– Raad Nederlandse Detailhandel

– Vereniging Klein Bedrijf Nederland

– ProVoet, Landelijke Organisatie voor de Voetverzorger/Pedicure

– Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie

– Nederlandse Schoenmakers Vereniging

– Algemene Nederlandse Bond van Natuursteen Bedrijven

– Vereniging Nederlandse Natuursteen Importeurs

Organisaties van werknemers

– Federatie Nederlandse Vakbeweging

– Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland

– Kappersbond FNV

– CNV BedrijvenBond

– FNV Bondgenoten

– FNV Bouw

– Hout- en Bouwbond CNV


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

TK 1992–1993, 21 427, nr. 45.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr. 1.

XNoot
3

TK 1996–1997, 25 091, nr. 2.

XNoot
4

SER-rapport «Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen» (Publicatie 97/11).

XNoot
5

Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad van 19 december 2000 houdende richtsnoeren voor de advisering inzake de representativiteit van het organisatorisch draagvlak van bedrijfslichamen (Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001 nr. 4).

XNoot
1

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 15 september 2000 houdende criteria ter bepaling van de representativiteit van organisaties van ondernemers en werknemers ten behoeve van de samenstelling van publiekrechtelijke colleges op centraal, bedrijfstak- en regionaal niveau, alsmede criteria voor de toewijzing van zetels in deze colleges aan representatieve organisaties van ondernemers en werknemers (Verordening representativiteit organisaties), (Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie 2001 nr. 4).

Naar boven