Besluit van 4 november 2003 tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA met betrekking tot de nadere regeling van kostenvergoeding van scholing en opleiding en de nadere afbakening van REA-voorzieningen aan onderwijsvolgenden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2003, Directie Sociale Verzekeringen, SV/R&S/03/69684;

Gelet op artikel 22, zevende lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 6 oktober 2003, nr. W12.03.0379);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 oktober 2003, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/R&S/03/77735;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 7a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7b

  • 1. Onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet, worden niet verstaan opleiding of scholing of de vergoeding van kosten daarvan ten behoeve van de arbeidsgehandicapte aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden ter bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet, aanbiedt of heeft aangeboden, terwijl die werkzaamheden worden verricht door een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet verstaan opleiding of scholing of de vergoeding van kosten daarvan ten behoeve van de arbeidsgehandicapte aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden ter bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet, aanbiedt of heeft aangeboden, terwijl die werkzaamheden, uit hoofde van een overeenkomst waarvan de looptijd is aangevangen voor 1 juli 2003, worden verricht door een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert.

  • 3. Tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip is het eerste lid niet van toepassing ten aanzien van arbeidsgehandicapten die een opleiding of scholing volgen, verzorgd door een scholingsinstituut als bedoeld in artikel 44 van de Wet.

Artikel 7c

Onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet worden niet verstaan opleiding of scholing aan een scholings-instituut als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet REA, of de vergoeding van kosten daarvan, voorzover voor die scholings- of opleidingsplaatsen niet tevens subsidie op grond van artikel 44, eerste lid, van de Wet REA is verstrekt.

B

Aan artikel 9 wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. voorzieningen verband houdende met dyslexie.

ARTIKEL II OVERGANGSRECHT

Artikel 9, onderdeel d, van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA, is niet van toepassing op aanvragen om voorzieningen verband houdende met dyslexie, die zijn ingediend voor 23 augustus 2003.

ARTIKEL III INWERKINGTREDINGSBEPALING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en:

a. artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 juli 2003; en

b. artikel I, onderdeel B, werkt terug tot en met 23 augustus 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 november 2003

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de achttiende november 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit wordt het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (hierna: het Besluit) op een tweetal punten aangepast.

In de eerste plaats worden er na artikel 7a twee artikelen aan het besluit toegevoegd die nadere bepalingen bevatten met betrekking tot de vergoeding van de kosten van scholing tijdens een reïntegratietraject. Ten tweede wordt artikel 9 van het besluit zo gewijzigd dat duidelijk wordt gemaakt dat op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (hierna: Wet REA) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) geen taak heeft met betrekking tot de verstrekking van voorzieningen aan leerlingen met dyslexie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Artikel 7b, eerste lid

Op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de (discretionaire) bevoegdheid bij wijze van voorziening een vergoeding voor scholing of opleiding (scholingsvoorziening) te verstrekken aan arbeidsgehandicapten, bedoeld in artikel 10 van de Wet REA. Verder is het UWV, op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet REA, verplicht om reïntegratie-werkzaamheden ter uitoefening van zijn reïntegratietaak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet REA, uit te besteden aan reïntegratiebedrijven (door middel van zogenaamde reïntegratietrajecten).

Met ingang van 1 juli 2003 worden, met het oog op de gewenste resultaatsfinanciering van reïntegratieactiviteiten, reïntegratietrajecten door het UWV zo gefinancierd dat alle producten in het traject uit de door de reïntegratiebedrijven geoffreerde vaste prijs moeten worden voldaan. In het reïntegratietraject worden de mogelijkheden van de cliënt tot het verkrijgen van arbeid behouden, hersteld of bevorderd door diverse activiteiten, zoals beroepskeuze, scholing of opleiding en ondersteuning bij bemiddeling en plaatsing en nazorg. Omdat het reïntegratiebedrijf de nodig geachte scholing van een cliënt kan aanbieden en deze via de door het bedrijf zelf geoffreerde trajectprijs vergoed krijgt, is artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA voor cliënten die deelnemen aan een reïntegratietraject overbodig geworden. Daarom is in het nieuwe artikel 7b van het Besluit bepaald dat onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA niet worden verstaan opleiding of scholing of de vergoeding van kosten daarvan ten behoeve van arbeidsgehandicapten aan wie het UWV een reïntegratietraject aanbiedt of heeft aangeboden.

Artikel 7b is uitdrukkelijk niet bedoeld om arbeidsgehandicapten uit te sluiten van scholingsmogelijkheden. Slechts de manier van financiering tijdens een reïntegratietraject wijzigt.

Uiteraard wordt daarmee niet een situatie beoogd waarin de cliënt eerst een opleiding of scholing wordt toegekend en vervolgens een reïntegratietraject wordt aangeboden waarin alleen het element opleiding of scholing ontbreekt. Primair zal moeten worden bezien of ter vergroting van de kans op arbeid niet een regulier reïntegratietraject, dat wil zeggen een traject waarin niet alleen scholing maar ook andere reïntegratieactiviteiten worden verricht, moet worden aangeboden.

Artikel 7b van het Besluit brengt de wijze van vergoeding van scholingsactiviteiten ten behoeve van arbeidsgehandicapten overigens meer in overeenstemming met de vergoeding van dergelijke activiteiten ten behoeve van WW-uitkeringsgerechtigden. De Werkloosheidswet (WW) kent immers, naast de verplichte aanbesteding van reïntegratiewerkzaamheden (zie artikel 72, derde lid, van de WW) geen aparte mogelijkheid voor het verstrekken van scholingsvoorzieningen waarbij niet het reïntegratiebedrijf maar de cliënt de vergoeding van de kosten ontvangt.

Artikel 7b, tweede lid

Bedoeld is artikel 7b, eerste lid, slechts van toepassing te laten zijn op personen die een reïntegratietraject volgen dat is gebaseerd op een tussen het UWV en een reïntegratiebedrijf totstandgekomen overeenkomst waarvan de looptijd is aangevangen vóór 1 juli 2003. Werkzaamheden die door een reïntegratiebedrijf worden verricht uit hoofde van overeenkomsten die na die datum zijn aangevangen financiert het UWV immers, zoals hiervoor reeds uiteengezet, zo dat alle producten in het reïntegratietraject uit de geoffreerde vaste prijs moeten worden voldaan.

De zinsnede «overeenkomst waarvan de looptijd is aangevangen voor 1 juli 2003» impliceert dat het tweede lid tevens omvat de overeenkomst die voor 1 juli 2003 is totstandgekomen en die nadien is verlengd.

Dit houdt in dat de financiering van de scholing als voorziening ex artikel 22, tweede lid, onderdeel a, Wet REA onveranderd kan gelden voor:

• De arbeidsgehandicapte, wiens reïntegratietraject is gebaseerd op een voor 1 juli 2003 totstandgekomen overeenkomst tussen het UWV en het reïntegratiebedrijf en ten aanzien van wie de scholing een aanvang heeft genomen voor 1 juli 2003;

• De arbeidsgehandicapte, wiens reïntegratietraject is gebaseerd op een voor 1 juli 2003 totstandgekomen overeenkomst tussen het UWV en een reïntegratiebedrijf en ten aanzien van wie de scholing een onderdeel vormt van dit traject dat voor 1 juli 2003 is gestart, maar welke scholing pas een aanvang neemt na 1 juli 2003;

• De arbeidsgehandicapte, wiens reïntegratietraject is gebaseerd op een voor 1 juli 2003 totstandgekomen en nadien verlengde overeenkomst tussen het UWV en het reïntegratiebedrijf en ten behoeve van wie na 1 juli 2003 scholing alsnog noodzakelijk wordt bevonden.

Artikel 7b, derde lid

In het derde lid wordt een uitzondering gemaakt op de regel neergelegd in het eerste lid voor personen die een opleiding of scholing volgen aan een scholingsinstituut als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet REA (zoals bijvoorbeeld Stichting Arbeidsbemiddeling en Vakopleiding Sonneheerdt te Ermelo of Stichting Beroepsopleidingen Werkenrode te Groesbeek). Dit betekent dat aan personen die een opleiding aan zo'n instituut volgen èn aan wie het UWV een reïntegratietraject aanbiedt of heeft aangeboden, wel voorzieningen ex artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA kunnen worden verstrekt.

Scholingen aan een scholingsinstituut als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet REA zijn bestemd voor arbeidsgehandicapten voor wie scholing noodzakelijk is voor het verkrijgen van toegang tot de arbeidsmarkt en voor wie toegang tot een andere scholingsinstelling niet mogelijk wordt geacht als gevolg van de ernstige handicap. De kosten van deze scholingen en opleidingen zijn aanmerkelijk hoger dan die aan andere instellingen. De reïntegratiebedrijven kunnen thans in de door hen voor een reïntegratietraject te offreren prijs geen rekening houden met deze uitzonderlijke kosten. Indien niet een aparte vergoeding zou worden gegeven voor deze opleiding of scholing zou de arbeidsgehandicapte hiervoor niet in aanmerking worden gebracht en komt reïntegratie niet tot stand.

Deze uitzondering op de regel in het eerste lid geldt tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip. Reden hiervoor is de volgende.

De instituten ontvangen thans een bijzondere financiering bestaande uit een basisfinanciering op grond van artikel 44, eerste lid, van de Wet REA en een aanvullend dagtarief per cursist, gebaseerd op artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA. De huidige wijze van financiering geldt nog tot ten minste het einde van het kalenderjaar 2003. De werkwijze en de financieringsstructuur en de resultaten van de instituten worden geëvalueerd en de conclusies uit dit onderzoek zullen leiden tot beslissingen over verdere financiering. Tot dat moment is behoefte aan continuering van de bestaande financiering. Het is gewenst de in artikel 7b, derde lid, opgenomen uitzondering te laten vervallen, zodra over de nieuwe financiering duidelijkheid bestaat. Omdat nog niet bekend is op welk concreet tijdstip hierover duidelijkheid zal bestaan, wordt het tijdstip van het vervallen van het derde lid bij ministeriële regeling vastgesteld. Zodra er binnen de systematiek van de marktwerking en resultaatsfinanciering voldoende waarborgen zijn dat de doelgroep van de scholingsinstituten toereikende mogelijkheden voor reïntegratie kunnen worden geboden zal de ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 7c

Op grond van dit artikel worden onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Wet REA niet verstaan opleiding of scholing aan een scholingsinstituut als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet REA, of de vergoeding van kosten daarvan, voorzover voor die scholings- of opleidingsplaatsen niet tevens subsidie op grond van artikel 44, eerste lid, van de Wet REA is verstrekt.

Het maximale subsidiebedrag, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet REA wordt jaarlijks vastgesteld en is voor 2003 vastgesteld in de regeling van 19 december 2002, Stcrt. 246. Blijkens de toelichting op de regeling van 28 juni 1999, Stcrt. 122, waarbij het subsidiebedrag ex artikel 44, eerste lid, van de Wet REA, voor 1999 werd vastgesteld, wordt deze subsidie, ook in 2003, verstrekt voor 380 scholings- of opleidingsplaatsen. Dit houdt in dat maximaal 380 scholings- of opleidingsplaatsen gefinancierd kunnen worden met een subsidie op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van de Wet REA. Hiermee wordt beoogd de bestaande capaciteit te handhaven en daaraan geen uitbreiding te geven.

Artikel I, onderdeel B

De aanpassing van artikel 9 van het Besluit betreft een aanvulling op de afbakening van de voorzieningen die op grond van de Wet REA verstrekt kunnen worden aan jongeren die onderwijs volgen. Het betreft de doelgroep van personen zoals omschreven in artikel 11 van de Wet REA.

Naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) (d.d. 10 april 2003 USZ 2003, nr.183) wordt het wenselijk geoordeeld de afbakening van de Wet REA ten opzichte van het beleidsterrein van OCenW te verduidelijken.

In deze uitspraak oordeelde de Raad het beroep tegen de weigering van (de voorganger) van het UWV om in het kader van de Wet REA een laptop met spraaksynthesizer te verstrekken aan een dyslectische leerlinge, gegrond. De Raad overweegt in zijn uitspraak dat:

«bij de vaststelling van het beleid, zoals neergelegd in de bijlage bij de Regeling, niet is onderkend dat een computer in de onderwijssituatie naast de functie van schrijfhulp ook andere toepassingen kan hebben. Dit heeft ertoe geleid dat bij de totstandkoming van de Regeling (dit is de Regeling computervoorzieningen in het onderwijs 1999 en tevens de regeling waarop het UWV haar weigering heeft gebaseerd) de doelgroep dyslectici niet «in beeld» was en dat de Regeling blijkens de bijlage slechts betrekking heeft op het gebruik van de computer als voorziening voor het schrijven c.q. om pen en papier te vervangen. Nu de aanvraag van de laptop met spraaksynthesizer geen betrekking heeft op een schrijfvoorziening ter vervanging van pen en papier en de Regeling niet geacht kan worden betrekking te hebben op andere computertoepassingen dan de hiervoor genoemde, had gedaagde de Regeling niet ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.»

Omdat het echter nimmer de bedoeling van de wetgever is geweest om op grond van artikel 22 Wet REA computers als onderwijsleermiddel te verstrekken aan dyslectische leerlingen en dit, blijkens de bedoelde uitspraak van de Raad, onvoldoende kenbaar is, wordt met de onderhavige aanpassing van artikel 9 van het Besluit expliciet tot uitdrukking gebracht dat het UWV in het kader van de Wet REA geen taak heeft met betrekking tot de structurele verstrekking van voorzieningen aan leerlingen met dyslexie.

De opvang van dyslectische leerlingen behoort tot de reguliere zorgbreedte van basisscholen, en indien nodig met inzet van Weer Samen Naar School gelden en ondersteuning (WSNS). Een kind met een speciale begeleidingsbehoefte kan (voor tijdelijk) verwezen worden naar de speciale school voor basisonderwijs (indicatie door indicatiecommissie) of hulp en ondersteuning krijgen binnen de eigen school (op basis van een gezamenlijk door het WSNS-samenwerkingsverband in te zetten budget). Daarnaast heeft OCenW een aantal ondersteuningsproducten laten ontwikkelen en verspreid, zoals het «Protocol Leesproblemen en Dyslexie». Er is een website, www.dyslexpert.nl., een speciaal scholingsprogramma voor leraren en een draaiboek voor schoolbegeleiders van de onderwijsbegeleidingsdiensten.

Ook in het voortgezet onderwijs is een aantal maatregelen getroffen:

– iedere VO school krijgt, sinds schooljaar 2002–2003, in de lump-sum een aparte vergoeding van € 2 500,– ten behoeve van de kosten die gemaakt worden voor de opvang van leerlingen met dyslexie;

– ook voor het voortgezet onderwijs (VO) wordt ondersteuningsmateriaal ontwikkeld. Verder zijn er wat betreft de moderne vreemde talen voor de verschillende VO onderwijssoorten diverse vrijstellingsmogelijkheden, variërend van het laten vallen van een dergelijke taal of het laten vallen van het onderdeel leesvaardigheid;

– tot slot zijn er mogelijkheden om de examinering aan te passen: bijvoorbeeld meer tijd voor een dyslectische leerling.

Indien er sprake is van zeer ernstige multiple problematiek, waaronder ook lees- en spellingsproblemen, is het in sommige gevallen mogelijk gebruik te maken van kinderpsychiatrische hulp in de vorm van twee pedologische instituten (PI). Kosten die samenhangen met de begeleiding binnen een PI komen (deels) voor rekening van de AWBZ.

Uit een rapport van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) van 30 januari 2003 (03/144) blijkt dat voor het vaststellen van de aard en de ernst van de aandoening dyslexie nog nader onderzoek nodig is.

In het verlengde daarvan bestaat thans ook nog onvoldoende duidelijkheid over de vraag of voor dyslectische leerlingen voorzieningen, zoals die welke op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten verstrekt plegen te worden, een adequate en noodzakelijke oplossing zijn ter (verdere) beperking van de gevolgen van dyslexie.

Hoewel de opvang in het onderwijs van leerlingen met dyslexie niet zover reikt dat deze ook voorziet in het verstrekken van laptops met spraaksynthesizers, wordt met de reeds bestaande mogelijkheden een forse inspanning geleverd om de leerling met dyslexie mogelijkheden te bieden om het passend onderwijs te volgen. Bij de totstandkoming van de Wet REA is nooit bedoeld om daarbovenop extra materiële voorzieningen te verstrekken. Gezien het grote aantal leerlingen met een vorm van dyslexie en de verwachtingen omtrent het aantal aanvragen voor voorzieningen als in de Wet REA zou ook een onevenredig beroep worden gedaan op de middelen van de overheid.

Artikel II

Omdat het, zoals reeds aangegeven, bij de totstandkoming van de Wet REA nooit is bedoeld het UWV in het kader van de Wet REA een taak te geven met betrekking tot de structurele verstrekking van voorzieningen aan leerlingen met dyslexie, heeft de wijziging van artikel 9 van het Besluit onmiddellijke werking. Het is echter wel gewenst om deze onmiddellijke werking dusdanig te beperken dat dit nieuwe artikel 9 niet van toepassing is op een aanvraag om een voorziening, die verband houdt met dyslexie en die is ingediend op een moment dat de aanvrager in redelijkheid geen rekening kon houden met de wijziging van artikel 9 van het Besluit. Op 22 augustus 2003 is het kabinetsbesluit tot wijziging van het Besluit bekend gemaakt via persberichten. Het UWV zal de aanvragen die vóór 23 augustus 2003 zijn ingediend moeten beoordelen binnen het kader dat voor die datum gold. Ook het UWV heeft in zijn uitvoeringstechnisch advies aangegeven het wenselijk te vinden dat er een overgangsbepaling wordt getroffen.

Artikel III, onder a

Gelet op het feit dat bedoeld is artikel 7b, eerste lid, van toepassing te laten zijn op personen die een reïntegratietraject volgen dat is gebaseerd op een tussen het UWV en een reïntegratiebedrijf totstandgekomen overeenkomst, waarvan de looptijd is aangevangen op of na 1 juli 2003, is aan artikel I, onderdeel A, terugwerkende kracht verleend tot die datum.

Artikel III, onder b

Zie de toelichting op artikel II.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Stb. 1998, 293, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 februari 2003, Stb. 48.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven