Besluit van 6 november 2003 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 3 oktober 2003, nr. WV 2003-310M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel 36i, tiende lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

De Raad van State gehoord (advies van 16 oktober 2003, nr. W06.03.0421/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2003, nr. WV 2003-360 U, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 8a van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, van de wet is van toepassing indien de belastingplichtige aan de inspecteur een verklaring heeft overgelegd in hoeverre de garanties van oorsprong, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, zijn gebruikt en zijn afgeboekt van de rekening, bedoeld in artikel 1, onderdeel y, van de Elektriciteitswet 1998.

2. In het tweede lid wordt «groencertificaten» vervangen door: garanties van oorsprong.

ARTIKEL II

Indien artikel II van het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit (Kamerstukken II 2002–2003, 28 782) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 november 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de dertiende november 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag houden verband met de implementatie van richtlijn nr. 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (PbEG L 283). Dit zal leiden tot een wijziging van de Elektriciteitswet 1998, waarbij onder meer de groencertificaten terzake van duurzame elektriciteit worden vervangen door een systeem van garanties van oorsprong. Daarnaast zal dit leiden tot een wijziging van artikel 36i, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm), waarbij voor de toepassing van het bijzondere tarief voor de regulerende energiebelasting voor duurzame elektriciteit een belastingplichtige niet meer over een bepaalde hoeveelheid groencertificaten dient te beschikken maar daarvoor in de plaats over een bepaalde hoeveelheid garanties van oorsprong. De betreffende wetswijzigingen zijn opgenomen in het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit (Kamerstukken II 2002–2003, 28 782). Dit besluit dient ertoe het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag hierop te laten aansluiten. De onderhavige wijzigingen zullen geen administratieve lasten tot gevolg hebben.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (artikel 8a)

De wijzigingen in artikel 8a van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag betreffen een aanpassing aan het systeem van garanties van oorsprong van de gewijzigde Elektriciteitswet 1998 in aansluiting op de overeenkomstige aanpassing van artikel 36i, zesde lid, van de Wbm.

Artikel II (inwerkingtreding)

De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van de in het algemeen deel van deze toelichting bedoelde wijzigingen in de Elektriciteitswet 1998 en de Wbm. Het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen is dan ook hetzelfde als dat van het betreffende wetsvoorstel.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Stb. 1994, 948, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 april 2003, Stb. 149.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven