Besluit van 27 oktober 2003, houdende wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering en het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de invoering van een verwijsfunctie van de bedrijfsarts

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 april 2003, Z/VU-2369820, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Financiën;

Gelet op artikel 8, derde lid, van de Ziekenfondswet en artikel5 van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998;

De Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2003, nr. W13.03.0135/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 oktober 2003, Z/VU-2417332, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel d, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

e. bedrijfsarts: een arts die als arts arbeid en gezondheid, bedrijfsarts, is ingeschreven in het register van erkende Sociaal Geneeskundigen, dat wordt bijgehouden door de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst;

f. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder j, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt na «door een huisarts» telkens ingevoegd: , bedrijfsarts.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt op voorschrift van een bedrijfsarts, bestaat slechts aanspraak op deze zorg indien het ziekenfonds met de verwijzende bedrijfsarts of de arbodienst waaraan deze bedrijfsarts is verbonden, schriftelijk afspraken heeft gemaakt over de kwaliteit en doelmatigheid van de verwijzing, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvinden met personen of instellingen die aan de verzekerde zorg verlenen of kunnen verlenen, en de controle op de naleving van de afspraken.

C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «op verwijzing van de huisarts van de verzekerde» ingevoegd: , op verwijzing van een bedrijfsarts.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt op verwijzing van een bedrijfsarts, bestaat slechts aanspraak op deze zorg indien het ziekenfonds met de verwijzende bedrijfsarts of de arbodienst waaraan deze bedrijfsarts is verbonden, schriftelijk afspraken heeft gemaakt over de kwaliteit en doelmatigheid van de verwijzing, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvinden met personen of instellingen die aan de verzekerde zorg verlenen of kunnen verlenen, en de controle op de naleving van de afspraken.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «op verwijzing van de huisarts van de verzekerde» ingevoegd: , op verwijzing van een bedrijfsarts.

2. Onder vernummering van het derde lid en het vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt op verwijzing van een bedrijfsarts, bestaat slechts aanspraak op deze zorg indien het ziekenfonds met de verwijzende bedrijfsarts of de arbodienst waaraan deze bedrijfsarts is verbonden, schriftelijk afspraken heeft gemaakt over de kwaliteit en doelmatigheid van de verwijzing, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvinden met personen of instellingen die aan de verzekerde zorg verlenen of kunnen verlenen, en de controle op de naleving van de afspraken.

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «is verwezen door zijn huisarts» ingevoegd: , een bedrijfsarts.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de zorg, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt op verwijzing van een bedrijfsarts, bestaat slechts aanspraak op deze zorg indien het ziekenfonds met de verwijzende bedrijfsarts of de arbodienst waaraan deze bedrijfsarts is verbonden, schriftelijk afspraken heeft gemaakt over de kwaliteit en doelmatigheid van de verwijzing, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvinden met personen of instellingen die aan de verzekerde zorg verlenen of kunnen verlenen, en de controle op de naleving van de afspraken.

ARTIKEL II

In artikel 12 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden2 vervalt «op voorschrift van de huisarts, een kinderarts of een keel-, neus- en oorarts».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 oktober 2003

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achttiende november 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met dit besluit is geregeld dat geregistreerde bedrijfsartsen rechtstreeks kunnen verwijzen naar de reguliere zorgverlening in het kader van de Ziekenfondswet (Zfw). Dit houdt in dat behandelingen op basis van een verwijzing door een bedrijfsarts – net als op basis van verwijzing door de huisarts of een medisch-specialist – voor vergoeding ten laste van de Ziekenfondswet in aanmerking komen. Met het onderhavige besluit is het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering hiertoe aangepast. Ook is met dit besluit een wijziging doorgevoerd in het op de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) gebaseerde Vergoedingenbesluit particulier verzekerden. Daarmee is uitvoering gegeven aan de voornemens die in de brieven van 12 juli 2001 (kenmerk GZB/CO/2.194) en 18 november 2002 (kenmerk POG/OGZ 2.323.003) aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn aangekondigd. Bij brieven van 23 januari 2003 (kenmerk Z/VU-2350096 en Z/VU-2350098) zijn de beide kamers der Staten-Generaal in het kader van de op grond van artikel 33, derde lid, van de Wtz 1998 voorgeschreven voorhangprocedure, geïnformeerd over de zakelijke inhoud van dit besluit.

In 2001 hebben gesprekken plaatsgevonden met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde (KNMG), de Vereniging VNO-NCW, de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) namens de vakbonden, de Brancheorganisatie Arbo-diensten, het College zorgverzekeringen (CVZ) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over een verwijsfunctie voor bedrijfsartsen. Daarbij bleek dat deze partijen zich in beginsel kunnen vinden in een verwijsbevoegdheid voor de bedrijfsarts. Vervolgens is nagegaan op welke wijze een verwijsfunctie voor bedrijfsartsen vorm zou moeten krijgen, zodat zieke werknemers snel en doelmatig verwezen worden voor diagnose en behandeling. Ten behoeve van de implementatie van de maatregelen is op 21 februari 2002 aan het CVZ een aantal vragen voorgelegd over mogelijkheden van invoering van een verwijsfunctie van de bedrijfsarts. Het CVZ heeft op 27 september 2002 in zijn rapport «Verwijsfunctie Bedrijfsarts» (publicatienummer 120) gerapporteerd. In de genoemde brief van 18 november 2002 aan de Tweede Kamer is op basis van dit rapport een standpunt ingenomen over de invoering van de verwijsfunctie voor de bedrijfsarts. Met het onderhavige besluit wordt de verwijsbevoegdheid van de bedrijfsarts gerealiseerd.

Achtergrond en doel verwijsfunctie bedrijfsarts

Het begrip verwijzen heeft verschillende aspecten. Bezien vanuit het gezondheidszorgaspect heeft verwijzen betrekking op het doorsturen van een patiënt, indien hulpverlener A tot het oordeel komt dat de patiënt beter kan worden behandeld door hulpverlener B. Als onderdeel van de verzekering is verwijzen geregeld als voorwaarde voor de aanspraak op sommige vormen van zorg ten laste van de Zfw of Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het onderhavige besluit heeft betrekking op dit verzekeringsaspect van de verwijzing. Alleen indien de verwijzing naar eerderbedoelde zorg plaatsvindt door een in de regelgeving genoemde verwijzer, kan de zorgverlening plaatsvinden ten laste van de verzekering. Dit impliceert dat de voorzieningen waarvoor in het kader van de verzekering het vereiste van verwijzing is gesteld, niet vrij toegankelijk zijn. Mede uit oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing wordt de eis gesteld dat een professionele verwijzer – huisarts of medisch-specialist – beoordeelt of behandeling dan wel diagnostiek waarnaar wordt verwezen, is aangewezen. Overigens is voor een aantal nader omschreven vormen van zorgverlening geregeld dat verwijzing ook kan plaatsvinden door andere zorgverleners, zoals tandartsen, verloskundigen en verpleeghuisartsen.

De wijze waarop de verwijzing tot nu toe is geregeld, belemmert de snelle toeleiding naar de reguliere zorgverlening voor mensen met arbeidsrelevante gezondheidsklachten. Dit zijn al dan niet door het werk veroorzaakte klachten die het functioneren van een werknemer nadelig beïnvloeden. Bedrijfsartsen zijn gespecialiseerd in het herkennen, diagnosticeren en behandelen van dit soort klachten, maar hebben geen directe mogelijkheid tot verwijzing naar de reguliere zorgverlening. Dit betekent dat een reguliere verwijzer, doorgaans de huisarts, moet worden ingeschakeld om de verwijzing mogelijk te maken. Deze enigszins omslachtige werkwijze bevordert de snelle behandeling van de zieke werknemer geenszins. Bovendien impliceert deze aanpak een ongelijkwaardige relatie tussen huisarts en bedrijfsarts die geen recht doet aan de specifieke kennis en ervaring van de bedrijfsarts op het terrein van arbeid en gezondheid. Ondanks de specialisatie van bedrijfsartsen op het terrein van arbeid en gezondheid regelt dit besluit een algemene verwijsbevoegdheid, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen arbeidsrelevante en andere aandoeningen. De reden daarvoor is dat het niet altijd goed mogelijk is hierin op voorhand onderscheid te maken. Dit zou kunnen leiden tot onduidelijkheid over de vraag of de verwijzing terecht door de bedrijfsarts is afgegeven. Omdat de bedrijfsarts werkzaam is op het terrein van de arbozorg, zal deze zich niettemin voornamelijk richten op arbeidsrelevante klachten.

Bedrijfsartsen verwijzen overigens in de praktijk al wel naar zorgverleners in het private circuit, waarbij doorgaans de werkgever de kosten van de zorg voor zijn rekening neemt. Hoewel dergelijke particuliere initiatieven een prima mogelijkheid kunnen zijn voor zorgverlening aan werknemers, kan het ook een remmend effect hebben op de ontwikkeling van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde in de reguliere zorgverlening. Het is belangrijk dat de behandeling van arbeidsrelevante klachten ook in de reguliere zorgverlening plaatsvindt en dat in dat kader meer aandacht ontstaat voor de invloed van het werk en de arbeidsomstandigheden op het ontstaan van klachten. Een rechtstreekse verwijsmogelijkheid van de bedrijfsarts kan aan de ontwikkeling hiervan bijdragen.

Regeling verwijsfunctie bedrijfsarts in Zfw en AWBZ

Zoals in de hiervoor aangehaalde brieven aan de Tweede Kamer is uiteengezet, is het de bedoeling een algemene verwijsfunctie voor de bedrijfsarts te realiseren voor diagnostiek en/of behandeling binnen de reguliere curatieve en geestelijke gezondheidszorg. De onderhavige wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering heeft betrekking op de verwijzing naar zorg die in het kader van de ziekenfondsverzekering als verstrekking is geregeld. Voor AWBZ-behandeling in verband met een psychiatrische aandoening zal een verwijsbevoegdheid voor de bedrijfsarts geregeld worden bij een op artikel 2, vierde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ gebaseerde ministeriële regeling.

In dit besluit is voor de verwijzing door de bedrijfsarts steeds als voorwaarde gesteld dat over het verwijzen afspraken moeten worden gemaakt met het ziekenfonds. Op deze wijze krijgen ziekenfondsen een instrument waarmee zij invloed kunnen uitoefenen op het verwijsbeleid van bedrijfsartsen. De verwijzers die tot nu toe in de (uitvoeringsregelingen van de) Zfw en AWBZ zijn geregeld, verlenen tevens zorg waarop verzekerden op grond van deze wetten aanspraak maken. Om verzekerden in staat te stellen hun aanspraken tot gelding te brengen, dienen de ziekenfondsen overeenkomsten te sluiten met personen en instellingen die de verstrekkingen kunnen leveren. Ten aanzien van deze zogenaamde medewerkersovereenkomsten zijn bepalingen vastgesteld in hoofdstuk IV van de Zfw. Via het instrument van de overeenkomst zijn ziekenfondsen in staat op het punt van bijvoorbeeld de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening, invloed uit te oefenen op de gecontracteerde instellingen en zorgverleners. Een dergelijk sturingsinstrument ontbreekt bij de bedrijfsarts, omdat deze geen zorg levert die als aanspraak is geregeld in de Zfw of AWBZ. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat ziekenfondsen niet zouden kunnen ingrijpen indien deze zich gesteld zien voor onnodig hoge uitgaven die het gevolg zijn van inadequaat verwijsbeleid van bedrijfsartsen. Om deze ongewenste gevolgen te voorkomen, is besloten de ziekenfondsen een instrument te geven waarmee zij invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit en doelmatigheid van het verwijsbeleid van de bedrijfsarts. Van het ziekenfonds wordt op dit punt een reële inspanning verwacht. In de bepalingen van het onderhavige besluit is hiertoe de voorwaarde opgenomen dat de bedrijfsarts of de arbodienst waaraan de bedrijfsarts is verbonden, schriftelijk afspraken dient te maken met het ziekenfonds van de verzekerde. Het ziekenfonds en de bedrijfsarts worden verplicht ten minste afspraken te maken over de kwaliteit en doelmatigheid van het verwijsbeleid, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvindt met andere zorgverleners, waaronder bijvoorbeeld de huisarts van de verzekerde, en de controle op de naleving van de afspraken. Deze verplichting tot het maken van schriftelijke afspraken levert enige administratieve last op voor ziekenfondsen en bedrijfsartsen of arbodiensten. Het regelen van deze verplichting wordt niettemin gerechtvaardigd geacht met het oog op het hiervoor uiteengezette belang van een doelmatige uitvoering van de Zfw en een kwalitatief verantwoord verwijsbeleid van bedrijfsartsen. De lasten zullen overigens in de praktijk meevallen indien ziekenfondsen afspraken maken met de arbodiensten en niet met de individuele bedrijfsartsen die bij deze arbodiensten werkzaam zijn. Bovendien staat tegenover de verplichting van schriftelijke afspraken een directe verwijsmogelijkheid voor de bedrijfsarts, waardoor administratieve lasten die samenhangen met het inschakelen van andere reguliere verwijzers tot het verleden behoren.

Voor alle duidelijkheid wordt op deze plaats nog opgemerkt dat deze afspraken tussen ziekenfondsen en bedrijfsartsen geen betrekking hebben op het door de bedrijfsarts verlenen van verstrekkingen waarop verzekerden aanspraak kunnen maken en derhalve niet worden beheerst door de bepalingen in hoofdstuk IV van de Zfw.

Verwijsfunctie bedrijfsarts en reïntegratie

Een directe verwijsmogelijkheid van de bedrijfsarts is belangrijk met het oog op herstel en een vlotte reïntegratie van zieke werknemers. Van de werknemer en de werkgever wordt in het kader van het herstel- en reïntegratieproces een actieve opstelling verwacht. Dit is onder meer vastgelegd in artikel 7: 660A en artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent enerzijds dat de werkgever zich dient in te spannen voor de reïntegratie van zijn werknemers. Anderzijds wordt van een zieke werknemer verwacht dat deze alles in het werk stelt om zijn herstel te bevorderen. Daarbij kan het gaan om het meewerken aan een verwijzing of een daarop volgende behandeling volgens algemeen geaccepteerde medische maatstaven. Uiteindelijk gaat het er steeds om dat een balans wordt gevonden tussen de wederzijdse verplichtingen van werkgever en werknemer. Indien tussen werkgever en werknemer een conflict ontstaat over een verwijzing in het kader van een reïntegratietraject, zijn er de nodige waarborgen om tot een oplossing te komen. Zo kan een werknemer die het niet eens is met een verwijzing van de bedrijfsarts een andere bedrijfsarts of deskundige binnen de arbodienst consulteren. Ook staat het een werknemer vrij zijn eigen huisarts te raadplegen. Indien over de te adviseren verwijzing of behandeling een verschil van mening tussen bedrijfsarts en huisarts ontstaat, schrijft de door de NVAB, de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) ontwikkelde gedragscode (zie hierna) voor dat wordt gezocht naar een oplossing in de richting die de patiënt wenst. Het behandelplan dat aldus tot stand komt, zal over het algemeen worden opgenomen in het plan van aanpak waarin werknemer en werkgever afspraken maken over het reïntegratietraject. Als een werknemer het over deze afspraken niet eens is, kan deze – net als de werkgever – een second opinion aanvragen bij de Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen.

Invoeringstraject en evaluatie

Het CVZ heeft in zijn advies inzake invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts aandacht gevraagd voor de verdere ontwikkeling van de kennis en kunde van de bedrijfsarts en een goede communicatie tussen bedrijfsarts en huisarts rond de verwijzing. Het CVZ heeft deze vereisten van verdergaande professionalisering van de beroepsgroep en goede afstemming als voorwaarden voor een succesvolle invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts benoemd. Hierbij is ook van belang dat zorgverzekeraars zich inspannen om te komen tot goede afspraken met bedrijfsartsen inzake het verwijsbeleid. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 18 november 2002 is toegelicht, worden deze voorstellen van het CVZ overgenomen. De verdergaande professionalisering van de bedrijfsartsen – via (na)scholing en richtlijnontwikkeling – ligt in eerste instantie in handen van de beroepsgroep. De NVAB heeft deze rol opgepakt en is in 2002 gekomen tot het actieplan «De bedrijfsarts: deskundig en onafhankelijk» gericht op verdere professionalisering van de bedrijfsarts. In het verlengde hiervan werkt het NVAB aan het ontwikkelen van richtlijnen voor de eigen beroepsgroep. Het richtlijnenbureau van de NVAB wordt tijdelijk door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gefinancierd. De NVAB, de LHV en het NHG hebben over de samenwerking tussen bedrijfsartsen en huisartsen en de onderlinge communicatie rond het verwijzen afspraken gemaakt en vastgelegd in een gedragscode.

De invoering van de formele verwijsbevoegdheid van de bedrijfsarts zal nauwgezet worden gevolgd. Daarbij zal in kaart worden gebracht op welke wijze bedrijfsartsen invulling geven aan de verwijsbevoegdheid, welke rol ziekenfondsen daarbij spelen, hoe de communicatie met andere zorgverleners, in het bijzonder de huisarts, verloopt en wat de merkbare effecten zijn van het verwijzen door bedrijfsartsen op bijvoorbeeld het aantal vervolgbehandelingen en op het verwijzen door andere zorgverleners. Het CVZ zal de evaluatie uitvoeren en daarbij praktijkervaringen en mogelijke klachten over knelpunten betrekken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In verband met de invoering van de verwijsbevoegdheid van de bedrijfsarts zijn aan de definitiebepaling in het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering de definities van bedrijfsarts en arbodienst toegevoegd. Bij het begrip bedrijfsarts gaat het om artsen die, als arts arbeid en gezondheid, bedrijfsarts, zijn ingeschreven in het register van sociaal geneeskundigen. Deze registratie van sociaal geneeskundigen wordt bijgehouden door de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie (SGRC). De SGRC is onderdeel van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.

Voor de definitie van arbodienst is aangesloten bij de omschrijving in de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Artikel I, onderdelen B tot en met E

Dit artikel regelt de verwijsmogelijkheid voor de bedrijfsarts voor de in het kader van de ziekenfondsverzekering geregelde verstrekkingen paramedische zorg, medisch-specialistische zorg en hulp door een audiologisch centrum. Daarbij is telkens als voorwaarde voor de aanspraak geregeld dat ingeval van verwijzing door een bedrijfsarts het ziekenfonds met de verwijzende bedrijfsarts of de arbodienst waaraan deze is verbonden, schriftelijk afspraken dient te hebben gemaakt over de kwaliteit en doelmatigheid van het voorschrijven, de wijze waarop afstemming en overleg plaatsvindt met personen of instellingen die aan de verzekerde zorg verlenen of kunnen verlenen en de controle op de naleving van de afspraken. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, krijgen de ziekenfondsen hiermee een instrument in handen waarmee zij invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit en doelmatigheid van het verwijsbeleid van de bedrijfsarts.

Artikel II

Met dit besluit wordt tevens een wijziging doorgevoerd in het kader van de standaardpakketpolis. Het gaat om artikel 12 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden, dat de vergoeding regelt van kosten van hulp door een audiologisch centrum op voorschrift van de huisarts, een kinderarts of een keel-, neusen oorarts. In verband met de invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts behoeft de bepaling aanpassing op het punt van de verwijzing. Omdat het stellen van dit soort verzekeringsvoorwaarden ingevolge de standaardpakketpolis in beginsel wordt overgelaten aan de ziektekostenverzekeraars in het kader van de overeenkomst van standaardverzekering, is er niet voor gekozen de bedrijfsarts aan het rijtje verwijzers toe te voegen, maar het onderdeel dat de voorwaarde van verwijzing regelt, geheel te laten vervallen. Het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden stelt de voorwaarde van verwijzing voor de vergoeding van de kosten van deze hulp niet langer verplicht, waardoor het ook niet meer in de weg staat aan een verwijsmogelijkheid van de bedrijfsarts. De voorwaarde van verwijzing voor hulp door een audiologisch centrum kan in de overeenkomst van standaardverzekering verder worden geregeld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1996, 63, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2003, Stb. 451.

XNoot
2

Stb. 1986, 132, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2003, Stb. 451.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 2003, nr. 238.

Naar boven