Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2003, 432 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2003, 432 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 juli 2003,nr. BW2003/609106, DGOB/BFO;
Gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 43 en 65 van de Provinciewet;
De Raad van State gehoord (advies van 15 augustus 2003 nr. W04.03.0283/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 12 september 2003, nr. BW2003/77310, directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 7 komt te luiden:
1. De provincie stelt aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt benodigde computer- en communicatieapparatuur ter beschikking. Het ter beschikking stellen van computerapparatuur kan geschieden door het bieden van een mogelijkheid tot deelname aan een voor het provinciepersoneel geldende pc-privéregeling.
2. Voorzover de commissaris voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon heeft hij aanspraak op een vergoeding van kosten.
3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over:
a. het ter beschikking stellen van de in het eerste lid bedoelde computer- en communicatieapparatuur.
b. de hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 8 komt te luiden:
1. De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing in verband met de benoeming.
2. Indien de commissaris na benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, heeft hij ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten.
3. De commissaris heeft tevens aanspraak op een vergoeding voor verhuiskosten ten laste van de provincie ingeval van het na benoeming betrekken van tijdelijke huisvesting.
4. De provincie kan een vergoeding toekennen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet-herbenoeming.
5. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.
Onder vernummering van artikel 8a tot artikel 8b, wordt na artikel 8 een nieuw artikel 8a ingevoegd, dat luidt:
1. De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.
2. Aan een kandidaat voor het ambt van commissaris worden reiskosten vergoed die zijn gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister of aan de vertrouwenscommissie.
3. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.
Het Rechtspositiebesluit gedeputeerden2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 18 komt te luiden:
1. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat indien de gedeputeerde bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, hij ten laste van de provincie aanspraak heeft op:
a. een vergoeding van reis- en pensionkosten;
b. een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming in de provincie.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.
Artikel 19 komt te luiden:
1. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat de gedeputeerde aanspraak heeft op:
a. een vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer;
b. een jaarkaart voor het openbaar vervoer of een daartoe strekkende vergoeding;
c. een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.
Het Rechtspositiebesluit burgemeesters 19943 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «33, eerste lid» vervangen door: 32.
2. De tweede volzin van het tweede lid komt te luiden:
Daarnaast heeft hij aanspraak op de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 15, de helft van de ambtstoelage, bedoeld in artikel 16, de voorzieningen voor computer- en communicatieapparatuur, bedoeld in artikel 30, en vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer en voor reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 32.
Artikel 30 komt te luiden:
1. De gemeente stelt aan de burgemeester voor de uitoefening van het ambt benodigde computer- en communicatieapparatuur ter beschikking. Het ter beschikking stellen van computerapparatuur kan geschieden door het bieden van een mogelijkheid tot deelname aan een voor het gemeentepersoneel geldende pc-privéregeling.
2. Voorzover de burgemeester voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon heeft hij aanspraak op een vergoeding van kosten.
3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over:
a. het ter beschikking stellen van de in het eerste lid bedoelde computer- en communicatieapparatuur.
b. de hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 31 komt te luiden:
1. De burgemeester heeft ten laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing ingeval van:
a. benoeming in de gemeente,
b. vertrek uit de ambtswoning of vertrek uit de gemeente, binnen uiterlijk één jaar na eervol ontslag of niet-herbenoeming, indien de vertrekkende burgemeester geen aanspraak kan maken op enig andere verhuiskostenvergoeding.
2. Indien de burgemeester na benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt, heeft hij ten laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten.
3. De burgemeester heeft tevens aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten ten laste van de gemeente ingeval van het na benoeming betrekken van tijdelijke huisvesting.
4. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.
Artikel 32 komt te luiden:
1. De burgemeester heeft ten laste van de gemeente aanspraak op:
a. een vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer;
b. een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.
Artikel 34 komt te luiden:
1. Aan een kandidaat voor het ambt van burgemeester worden reis- en verblijfskosten vergoed die zijn gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister, aan de commissaris of aan de vertrouwenscommissie.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.
In artikel 34a, eerste lid, wordt «kan de raad bepalen dat de burgemeester een vergoeding ontvangt» vervangen door: ontvangt de burgemeester een vergoeding.
De artikelen 66 tot en met 72 worden vervangen door een artikel dat luidt:
Het Rechtspositiebesluit wethouders4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt «in de tabel» vervangen door: in tabel I.
Artikel 22 komt te luiden:
1. De raad kan bij verordening bepalen dat indien de wethouder bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt, hij ten laste van de gemeente aanspraak heeft op:
a. een vergoeding van reis- en pensionkosten;
b. een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming in de gemeente.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.
Artikel 23 komt te luiden:
1. De raad kan bij verordening bepalen dat de wethouder aanspraak heeft op een vergoeding van:
a. kosten voor woon-werkverkeer;
b. reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.
2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over de hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:
a. artikel 7 van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning terugwerkt tot en met 1 juli 2002, en
b. gedeputeerde staten kunnen bepalen dat in afwijking van het bepaalde onder a, tot de inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan de regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan het gebruik van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden, bedoeld in artikel 7, eerste lid van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning,
c. artikel 18 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden terugwerkt tot en met 12 maart 2003,
d. artikel 22 van het Rechtspositiebesluit wethouders terugwerkt tot en met 7 maart 2002,
e. artikel 30 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters terugwerkt tot en met 1 juli 2002, en
f. het college kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde onder e, tot de inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan de regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan het gebruik van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden, bedoeld in artikel 30, eerste lid van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
Uitgegeven de vierde november 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Dit besluit bevat de aanpassing van een aantal kostenregelingen van gemeente- en provinciebestuurders. Gewijzigd worden de rechtspositiebesluiten van respectievelijk de commissarissen van de Koningin, de gedeputeerden, de burgemeesters en de wethouders. De bestuurders maken in het kader van de uitoefening van hun functie kosten. Voor deze bestuurlijke kosten ontvangen zij onkostenvergoedingen. Onderhavige aanpassing betreft de voorzieningen voor met name reis- en verhuiskosten en voor telefoon- en communicatieapparatuur. Strekking van de wijziging is dat krachtens de rechtspositiebesluiten ministeriële regelingen zullen worden getroffen waarin de vergoedingsregelingen worden uitgewerkt. De rechtspositiebesluiten bevatten de hoofdelementen. Door het treffen van op de politieke ambtsdragers toegesneden regelingen, kunnen verwijzingen naar voor ambtenaren geldende regelingen zoals het Verplaatsingskostenbesluit 1989 of het Reisbesluit binnenland achterwege blijven. Daarmee zal ook inzichtelijker zijn wat voor genoemde politieke ambtsdragers de geldende voorschriften zijn. In inhoudelijk opzicht zullen de wijzigingen overigens beperkt zijn. Over deze regeling heeft afstemming plaatsgevonden onder meer met VNG, IPO en het Georganiseerd overleg burgemeesters.
Als nieuw element wordt toegevoegd een verhuiskostenregeling voor gedeputeerden en wethouders. Dit in verband met de invoering van de mogelijkheid een gedeputeerde van buiten de gedeputeerde staten en dus van buiten de provincie aan te trekken, en een wethouder van buiten de raad en dus van buiten de gemeente aan te trekken. Gelet op het vereiste van ingezetenschap dienen de gedeputeerde en de wethouder in dat geval naar de provincie respectievelijk de gemeente te verhuizen. Ingevolge het tweede lid van artikel 35b van de Provinciewet kunnen provinciale staten voor ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. Voor de situatie dat een gedeputeerde naar de provincie dient te verhuizen wordt in artikel 18 van het rechtspositiebesluit gedeputeerden bepaald dat provinciale staten bij verordening kunnen bepalen dat een gedeputeerde aanspraak heeft op een verhuiskostenvergoeding bij benoeming in de provincie. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de hoogte van en de voorwaarden voor de vergoeding. De regeling zal een verhuiskostenregeling betreffen alsmede een regeling voor vergoeding van reis- en pensionkosten. Eenzelfde artikel is voor wethouders opgenomen, in het rechtspositiebesluit wethouders. Daarvoor geldt dat ingevolge artikel 36a van de Gemeentewet door de raad ontheffing verleend kan worden van het vereiste van ingezetenschap, tevens voor ten hoogste een jaar. Ook de wethouder dient daarna naar de gemeente te verhuizen. Op grond van de respectievelijke rechtspositiebesluiten zullen overeenkomstige ministeriële regelingen worden getroffen ten aanzien van de commissarissen en de burgemeesters. In deze ministeriële regelingen zullen de normeringen worden samengebracht die nu deels zijn vervat in de rechtspositiebesluiten en deels in het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en de Verplaatsingskostenregeling 1989.
Waar het de reiskosten betreft, kan men onderscheiden tussen het woon-werkverkeer en de «dienstreizen». Dienstreizen, dat wil zeggen reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, komen voor vergoeding in aanmerking.1De middelen van vervoer zijn uiteraard divers. Naast de mogelijkheden van het openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van eigen personenauto's en van dienstauto's. Onder verblijfkosten worden verstaan de kosten in verband met overnachting in een hotel. Voor de vergoedingen zullen eigenstandige ministeriële regelingen worden getroffen.
Gehandhaafd blijft de mogelijkheid voor kandidaten voor het ambt van burgemeester of commissaris van de Koningin om reiskosten te declareren.
De verschillende rechtspositiebesluiten bevatten bepalingen inzake computer- en communicatieapparatuur. Uitgangspunt is dat gemeenten en provincies zorgdragen voor het aan de politieke ambtsdragers ter beschikking stellen van de benodigde voorzieningen. Bij gedeputeerden, wethouders en leden van de gemeenteraad en provinciale staten maken telefoonkosten deel uit van de vaste onkostenvergoeding. Indien de gemeente of provincie ertoe besluit om voor de uitoefening van het ambt benodigde (mobiele) telefoonvoorzieningen (GSM, ISDN etc.) ter beschikking te stellen, dient de vaste onkostenvergoeding hieraan te worden aangepast.
Ten aanzien van commissarissen van de Koningin en burgemeesters is de aanspraak op de benodigde computer- en communicatieapparatuur imperatief geformuleerd (PC, ISDN-aansluiting, fax, telefoon e.d.). Voorzover er voor de functie-uitoefening nog gebruik wordt gemaakt van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden geschiedde vergoeding met overeenkomstige toepassing van de rijksregeling terzake.1Dit zogenoemde «Telefoonkostenbesluit» is echter per 1 juli 2002 ingetrokken.2Overweging was onder meer de sterke uitbreiding van de beschikbaarheid van communicatieapparatuur. Indien het noodzakelijk is dat een ambtenaar voor de dienst de beschikking heeft over communicatieapparatuur, dan wordt deze verstrekt. Voor burgemeesters en commissarissen wordt nu op grond van de rechtspositiebesluiten een specifieke regeling getroffen ter vergoeding van kosten voor het gebruik van de eigen telefoon. Gelet overigens op het feit dat ook aan de bestuurders de benodigde apparatuur ter beschikking wordt gesteld, mag verwacht worden dat gebruik van privé-telefoon tot de uitzonderingen behoort.
Artikel I (commissarissen van de Koningin)
Op grond van artikel 7 kan een ministeriële regeling worden getroffen inzake computer- en communicatieapparatuur. Deze regeling zal in ieder geval betreffen een vergoedingsmogelijkheid voor het gebruik van de privé-telefoon.
Voorheen geschiedde vergoeding voor verhuis- en pensionkosten alsmede voor reis- en verblijfkosten met overeenkomstige toepassing van rijksregelingen voor ambtenaren. Daarvoor zullen nu specifieke ministeriële regelingen worden getroffen.
De bedoelde vergoedingsregelingen voor gedeputeerden worden bij provinciale verordening vastgesteld overeenkomstig de te stellen ministeriële regeling. Voor gedeputeerden is er een nieuw element opgenomen in het Rechtspositiebesluit: een verhuiskostenvergoeding (artikel 18). Nadere uitwerking van dit nieuwe element geschiedt bij ministeriële regeling. Tevens bestaat de mogelijkheid van een openbaar vervoer jaarkaart. De provincie kan daarbij keuzemogelijkheden bieden.
De vergoedingsregelingen gelden voor burgemeesters alsmede voor de waarnemend burgemeesters (artikel 17).
In artikel 31 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters worden de gevallen aangegeven waarbij de burgemeester aanspraak heeft op een verhuiskostenvergoeding. Indien na benoeming nog geen woonruimte is gevonden, worden reis- en pensionkosten vergoed. Tevens is er een verhuiskostenvergoeding indien tijdelijke huisvesting noodzakelijk blijkt. De burgemeester heeft eveneens aanspraak op een vergoeding van kosten in verband met verhuizing wegens ontslag of niet-herbenoeming. De regeling is niet meer beperkt tot een vergoeding ingeval van vertrek uit een ambtswoning. Meer algemeen is voorzien in een verhuiskostenvergoeding voor vertrek uit de gemeente, mits het vertrek geschiedt binnen uiterlijk één jaar na beëindiging van de ambtsuitoefening in de gemeente. Het wordt redelijk geacht dat indien de burgemeester na beëindiging van het ambt de gemeente wenst te verlaten, de daarmee samenhangende verhuiskosten vergoed worden.
Krachtens artikel 32 worden regels gesteld inzake diverse reis- en verblijfkosten.
Artikel 34a is zo aangepast, dat burgemeesters een directe aanspraak op compensatie van de fiscale heffing bij gebruik van een dienstauto hebben, wanneer door de gemeente een dienstauto ter beschikking is gesteld. Voorheen had de raad de bevoegdheid om deze compensatie toe te wijzen aan de burgemeester.
Bij de ministeriële regeling zal tevens de huidige Regeling vaste autokostenvergoeding burgemeester 1996 worden betrokken.
Artikel 6 eerste lid is zo aangepast, dat duidelijker is geworden dat de opclassificatie van artikel 3a eerste lid onder a niet tegelijkertijd van toepassing kan zijn met de opclassificatie van artikel 6. Immers, wanneer op grond van artikel 6 eerste lid de tijdsbestedingsnorm genoemd in tabel I van toepassing is, kan de raad niet tevens bepalen dat tabel II van toepassing is.
Ten opzichte van het huidige rechtspositiebesluit is de verhuiskostenvergoeding voor wethouders een nieuw element (artikel 22). Nadere uitwerking van de diverse vergoedingsmogelijkheden geschiedt bij ministeriële regeling.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om diverse uitgewerkte bepalingen en voorschriften in de rechtspositiebesluiten te schrappen.
Het besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Het besluit heeft voor artikel 22 van het Rechtspositiebesluit wethouders terugwerkende kracht tot aan de inwerkintreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, d.d. 7 maart 2002. Dit in verband met de invoering van de mogelijkheid van wethouders van buiten de raad en het daarbij geldende woonplaatsvereiste. Ook artikel 18 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden werkt om vergelijkbare reden terug, tot en met 12 maart 2003, omdat toen de Wet dualisering provinciebestuur inwerking is getreden.
Wat betreft artikel 7 van het rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning en artikel 30 van het rechtspositiebesluit burgemeesters, geldt als overgangsregeling dat gedeputeerde staten respectievelijk het college kunnen bepalen dat tot de inwerkintreding van de nieuwe regeling voor de verstreken periode nog overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het zogenoemde «Telefoonkostenbesluit» dat per 1 juli 2002 is ingetrokken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 2003, nr. 238.
De Handreiking integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies bevat richtlijnen en modelcodes inzake onder meer reizen naar het buitenland.
Besluit van 22 september 1977, houdende regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan het gebruik van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden, Stb. 1977, 527.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2003-432.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.