Besluit van 2 oktober 2003, houdende uitvoering van
artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Tabakswet (Besluit tabaksverkoop
in justitiële inrichtingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 19 maart 2003, kenmerk POG/GB 2.363.822;
Gelet op artikel 7, eerste lid, tweede volzin, van de Tabakswet;
De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 2003, nummer W13.03.0103/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 25 september 2003, kenmerk POG/GB 2.409.237;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Het verbod op bedrijfsmatige verstrekking van tabaksproducten aan particulieren
voor de instellingen, diensten en bedrijven, die door de Staat of andere openbare
lichamen worden beheerd, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Tabakswet
geldt niet in justitiële inrichtingen als bedoeld in:
a. artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet;
b. artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
c. artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking
gestelden;
d. artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
e. artikel 4, eerste lid, van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
januari 2003.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 2 oktober 2003
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de zesde november 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen
Artikel 7, eerste lid, van de Tabakswet bepaalt dat het verboden is in
de instellingen, diensten en bedrijven, die door de Staat of andere openbare
lichamen worden beheerd, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten
aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben. De tweede
volzin van het artikel voorziet in de mogelijkheid om bij algemene maatregel
van bestuur gevallen aan te wijzen, waarvoor het verbod niet geldt.
Artikel 7, eerste lid, is onderdeel van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging
van de Tabakswet (Stb. 2002, 201) en is op 1 januari 2003 in werking getreden.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is uiteengezet dat de mogelijkheid
om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen op het verbod te treffen,
is opgenomen met het oog op situaties waar sprake is van een onvrijwillige
(semi-)permanente woonsituatie. Hierbij kan worden gedacht aan het verblijf
in justitiële inrichtingen. Deze algemene maatregel van bestuur strekt
ertoe justitiële inrichtingen uit te zonderen van het verkoopverbod.
De belangrijste reden hiervoor ligt besloten in artikel 2, vierde lid, van
de Penitentiaire beginselenwet. Hierin wordt bepaald dat personen ten aanzien
van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor
het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de
orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn.
Notificatie
Het oorspronkelijke ontwerpbesluit is op 19 februari 2003 gemeld aan de
Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2003/0063/NL)
ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 98/34/EG van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende
een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204,
zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).
In het kader van de notificatieprocedure zijn geen opmerkingen ontvangen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel specificeert het begrip justitiële inrichtingen aan de
hand van de van toepassing zijnde wetsartikelen. De opgesomde inrichtingen
hebben gemeen dat er steeds sprake is of kan zijn van een onvrijwillige (semi-)permanente
woonsituatie van onbepaalde duur. Daarmee is de woonsituatie in die inrichtingen
wezenlijk verschillend van die waarin personen in voorlopige hechtenis zich
bevinden. Hun woonsituatie is wettelijk beperkt tot maximaal 10 dagen. Om
deze reden zal de uitzondering op het verkoopverbod van tabaksproducten niet
voor de laatstgenoemde categorie gelden.
Artikel 2
Het besluit werkt terug tot en met 1 januari 2003. Toen is het verkoopverbod
in overheidsgebouwen in werking getreden. Dit betekent dat er sindsdien
in justitiële inrichtingen geen verkoop van tabaksproducten meer zou
mogen plaatshebben. Deze verkoop is echter niet gestaakt op 1 januari 2003,
omdat toen al duidelijk was dat gebruik zou worden gemaakt van de in artikel
7, eerste lid, bepaalde grondslag voor het maken van uitzonderingen. Via het
ministerie van Justitie waren de justitiële inrichtingen hiervan op de
hoogte.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst
XHistnoot
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging
bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden
opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 2003, nr.
238.