Besluit van 10 oktober 2003, houdende regels ter zake van een integere bedrijfsvoering door kredietinstellingen en verzekeraars alsmede tot wijziging van enkele koninklijke besluiten in verband met de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten (Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 16 juni 2003, FM 2003-0843 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Integriteit;

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, onderdelen c, d en e, 12, eerste lid, onderdelen c, d en e, tweede lid en zevende lid, en 30 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de artikelen 7, vierde lid, onderdelen c en d, 11, 11a, vijfde lid, en 40, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de artikelen 22a, 30ca, 57 en 90d, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, de artikelen 30, 31a en 93d, vijfde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de artikelen 55a, 70a, 98a, 165, zevende lid, 169, vijfde lid, onderdeel f, 188d, vijfde lid, en 188n tot en met 188v van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 18 september 2003, no. W06.03.0225/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 oktober 2003, FM 2003-1376 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 – INTEGERE BEDRIJFSVOERING WTK 1992, WTN EN WTV 1993

Artikel 1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. financiële onderneming: een kredietinstelling of een verzekeraar;

b. toezichthoudende autoriteit:

1°. De Nederlandsche Bank N.V. voorzover het kredietinstellingen betreft;

2°. De Pensioen- & Verzekeringskamer voorzover het verzekeraars betreft.

Artikel 2

  • 1. Een financiële onderneming voert een adequaat beleid ter zake van het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat dit beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 2. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen.

Artikel 3

  • 1. Een financiële onderneming voert een adequaat beleid dat ertoe strekt dat:

    a. betrokkenheid van de financiële onderneming bij strafbare feiten die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    b. betrokkenheid van de financiële onderneming bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn dat deze het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    c. niet wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen, wordt geschaad.

  • 2. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat het in het eerste lid bedoelde beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 3. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ten minste moeten voldoen.

Artikel 4

De in artikel 3, tweede en derde lid, bedoelde procedures en maatregelen betreffen in ieder geval:

a. de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten die een ernstig gevaar vormen voor een integere bedrijfsvoering van de financiële onderneming, voorzover het betreft een gedraging van een personeelslid of van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt dan wel mede bepaalt van de financiële onderneming, dan wel van een gekwalificeerde aandeelhouder of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die werkzaamheden verricht ten behoeve van de financiële onderneming.

b. de beoordeling, met het oog op de belangen van crediteuren of toekomstige crediteuren van de kredietinstelling dan wel van degenen die als verzekeringsnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen betrokken zijn of zullen worden bij overeenkomsten van verzekering gesloten of te sluiten met de verzekeraar, of de betrouwbaarheid van een personeelslid dat de financiële onderneming voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie buiten twijfel staat. Onder integriteitsgevoelige functie wordt in dit verband verstaan:

1°. een leidinggevende functie die is geplaatst direct onder het echelon van de bepalers en medebepalers van het dagelijks beleid van de financiële onderneming;

2°. een functie waaraan overigens een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van de financiële onderneming.

Artikel 5

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij en krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening beschikt een financiële onderneming over interne voorschriften ter zake van het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van haar cliënten.

  • 2. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan de in het eerste lid bedoelde voorschriften ten minste moeten voldoen.

Artikel 6

  • 1. Een financiële onderneming onderzoekt, op verzoek van de toezichthoudende autoriteit, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2. Een financiële onderneming verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de toezichthoudende autoriteit vast te stellen termijn, aan de toezichthoudende autoriteit.

Artikel 7

Een financiële onderneming meldt aan de toezichthoudende autoriteit ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 2 tot en met 6 van dit besluit bepaalde de door de toezichthoudende autoriteit noodzakelijk geachte gegevens.

Artikel 8

  • 1. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 90d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage A.

  • 2. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 93d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage B.

  • 3. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 188d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage C.

  • 4. De toezichthoudende autoriteit kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

HOOFDSTUK 2 – WIJZIGINGEN IN ANDERE BESLUITEN

Artikel 9

Artikel 1 van het Besluit financiële bijsluiter1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 3°, wordt «11, eerste en vierde lid» vervangen door: 11, eerste en vijfde lid.

2. In onderdeel e komt de zinsnede «een rechtspersoon waaraan ingevolge artikel 85a, vierde lid, van de Wet toezicht Kredietwezen 1992 taken en bevoegdheden zijn overgedragen» te luiden: een rechtspersoon waaraan ingevolge de artikelen 14, derde lid, en 85a, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 taken en bevoegdheden zijn overgedragen.

Artikel 10

Het Besluit toezicht beleggingsinstellingen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De betrouwbaarheid van de in het eerste lid bedoelde personen, de personen die het beleid van de beleggingsinstelling of de bewaarder mede bepalen en van overige personen die middellijk of onmiddellijk bevoegd zijn bestuurders als bedoeld in het eerste lid van de beleggingsinstelling respectievelijk de bewaarder te benoemen of te ontslaan, dient naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit buiten twijfel te staan.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

De beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, beschikken over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering, die voldoen aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 15a tot en met 15c.

C

Na artikel 6 worden een nieuw opschrift en een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

E. waarborgen voor een adequaat toezicht
Artikel 6a
  • 1. Een beleggingsinstelling behoort niet tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze, naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit, een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beleggingsinstelling.

  • 2. Indien een beleggingsinstelling in een groep is verbonden met een natuurlijke persoon of rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid-staat is, van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beleggingsinstelling.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot f tot en met i, een nieuw onderdeel e ingevoegd, luidende:

e. een beschrijving van de in artikel 5a bedoelde maatregelen;.

2. In het tweede lid wordt «onder c» vervangen door: onder c en e.

E

Het opschrift van paragraaf IV komt te luiden:

Bepalingen ter uitvoering van artikel 12, eerste, tweede en zevende lid, van de wet

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 2» vervangen door: artikel 11a.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de in het eerste lid bedoelde melding legt de beleggingsinstelling over:

    a. de namen van de personen, bedoeld in artikel 11a, alsmede bescheiden en gegevens op basis waarvan de toezichthoudende autoriteit kan beoordelen of deze personen voldoen aan de vereisten, bedoeld in artikel 11a;

    b. overige gegevens en bescheiden die de toezichthoudende autoriteit naar zijn oordeel redelijkerwijs nodig heeft in het belang van de beoordeling van de voorgenomen benoeming.

3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Ter voldoening aan het eerste lid en het tweede lid kunnen de in het tweede lid bedoelde gegevens en bescheiden rechtstreeks door de bewaarder aan de toezichthoudende autoriteit worden overgelegd.

G

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a
  • 1. Een bestuurder van de beleggingsinstelling of de bewaarder dient naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit voldoende deskundig te zijn in verband met de bedrijfsvoering van de beleggingsinstelling onderscheidenlijk de bewaarder. Onder bestuurder wordt begrepen een ieder die de beleggingsinstelling of bewaarder krachtens wet, statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel binnen de beleggingsinstelling respectievelijk binnen de bewaarder het beleid bepaalt.

  • 2. De betrouwbaarheid van de in het eerste lid bedoelde personen, de personen die het beleid van de beleggingsinstelling of de bewaarder mede bepalen en van overige personen die middellijk of onmiddellijk bevoegd zijn bestuurders als bedoeld in het eerste lid van de beleggingsinstelling respectievelijk de bewaarder te benoemen of te ontslaan, dient naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit buiten twijfel te staan.

H

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in artikel 5» gewijzigd in:, bedoeld in artikel 5, en een voorgenomen wijziging van de maatregelen, bedoeld in artikel 5a,.

2. In het tweede lid wordt na «artikel 5» ingevoegd «, artikel 5a» en wordt «artikel 7, eerste lid, onderdelen d en h» vervangen door: «artikel 7, eerste lid, onderdelen d en i».

I

Na artikel 15 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15a
  • 1. De beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, voeren een adequaat beleid ter zake van het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen. De beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, dragen er zorg voor dat dit beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 2. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen.

Artikel 15b
  • 1. De beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, voeren een adequaat beleid dat ertoe strekt dat:

    a. betrokkenheid van de beleggingsinstelling bij strafbare feiten die het vertrouwen in de beleggingsinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    b. betrokkenheid van de beleggingsinstelling bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn dat deze het vertrouwen in de beleggingsinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    c. niet wegens haar cliënten het vertrouwen in de beleggingsinstelling of in de financiële markten in het algemeen wordt geschaad.

  • 2. De beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, dragen er zorg voor dat het in het eerste lid bedoelde beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 3. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ten minste moeten voldoen.

Artikel 15c

De in artikel 15b, tweede en derde lid, bedoelde procedures en maatregelen betreffen in ieder geval:

a. de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten die een ernstig gevaar vormen voor een integere bedrijfsvoering van de beleggingsinstelling of van de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, voorzover het betreft een gedraging van een personeelslid of van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt dan wel mede bepaalt van de beleggingsinstelling of de bewaarder dan wel van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die werkzaamheden verricht ten behoeve van de beleggingsinstelling of de bewaarder.

b. de beoordeling, met het oog op de belangen van deelnemers of toekomstige deelnemers van de beleggingsinstelling of van de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, of de betrouwbaarheid van een personeelslid dat zij voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie buiten twijfel staat. Onder integriteitsgevoelige functie wordt in dit verband verstaan:

1°. een leidinggevende functie die is geplaatst direct onder het echelon van de bepalers en medebepalers van het dagelijks beleid van de beleggingsinstelling en van de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden;

2°. een functie waaraan overigens een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van de belegginsginstelling of van de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden.

Artikel 15d
  • 1. De beleggingsinstelling of de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, onderzoekt, op verzoek van de toezichthoudende autoriteit, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2. De beleggingsinstelling of de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de toezichthoudende autoriteit vast te stellen termijn, aan de toezichthoudende autoriteit.

Artikel 15e

De beleggingsinstelling of de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, meldt aan de toezichthoudende autoriteit ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 15a tot en met 15d bepaalde de door de toezichthoudende autoriteit noodzakelijk geachte gegevens.

J

In paragraaf IV komt het opschrift «D. informatieverschaffing aan de toezichthouder en aan het publiek» te luiden: D. informatieverschaffing.

K

Na artikel 16 wordt in onderdeel D. van paragraaf IV een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17
  • 1. De accountant, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet, verstrekt op grond van het zevende lid van dat artikel aan de toezichthoudende autoriteit zo spoedig mogelijk alle inlichtingen die redelijkerwijs nodig zijn ten behoeve van het toezicht op de naleving van de wet over de volgende onderwerpen:

    a. het accountantsverslag aan de directie en de raad van commissarissen;

    b. de management letter;

    c. correspondentie tussen de accountant en de beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, die rechtstreeks betrekking heeft op de accountantsverklaring bij de jaarrekening van de beleggingsinstelling en de bewaarder.

  • 2. Indien de accountant, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk inlichtingen verstrekt aan de toezichthoudende autoriteit over de in het voorgaande lid genoemde onderwerpen, zendt hij onverwijld aan de beleggingsinstelling en de bewaarder een afschrift van de stukken en van de begeleidende brief.

L

Artikel 19, vierde lid, vervalt.

M

In artikel 23, tweede lid, wordt «artikel 12, derde lid» vervangen door: artikel 12, vierde lid.

N

Na artikel 23 worden een opschrift en een artikel ingevoegd, luidende:

E. waarborgen voor een adequaat toezicht
Artikel 23a
  • 1. Een beleggingsinstelling behoort niet tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze, naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit, een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beleggingsinstelling.

  • 2. Indien een beleggingsinstelling in een groep is verbonden met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid-staat is, van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beleggingsinstelling.

O

Het opschrift van paragraaf V komt te luiden:

Bepalingen ter uitvoering van artikel 12, derde lid, van de wet.

P

In paragraaf V komt het opschrift «C. informatieverschaffing aan de toezichthouder en aan het publiek» te luiden: C. informatieverschaffing.

Q

Bijlage C wordt als volgt gewijzigd:

In de tabel wordt na «artikel 15» en het daarbij behorende tariefnummer «2a» ingevoegd «15a», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «15b», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «15c», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «15d», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «15e», met het daarbij behorende tariefnummer «2».

Artikel 11

Het Besluit toezicht effectenverkeer 19953 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10 wordt voor de tekst van de tweede volzin de aanduiding «2.» geplaatst.

B

In artikel 11 wordt «een gezonde of prudente bedrijfsvoering» vervangen door: een gezonde, prudente of een integere bedrijfsvoering.

C

Artikel 15 vervalt.

D

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

Een effecteninstelling beschikt over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering, die voldoen aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 24a tot en met 24c.

E

In artikel 19 wordt «de artikelen 12, 13, eerste en vierde lid, 15, tweede lid, 16, tweede lid en 17, tweede lid» vervangen door: de artikelen 12, 13, eerste en vierde lid, 16, tweede lid en 17, tweede lid.

F

In artikel 20 vervalt onderdeel f, worden de onderdelen g en h geletterd tot f en g, en wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. een beschrijving van de in artikel 17a bedoelde maatregelen;.

G

Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden: Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 11, eerste en tweede lid, en 11a van de wet.

H

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, worden de onderdelen e en f geletterd d en e, en wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. de maatregelen, bedoeld in artikel 17a;.

2. In het derde lid vervalt «10 en».

I

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

2. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een eerste lid geplaatst, luidende:

  • 1. Een effecteninstelling behoort niet tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze, naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit, een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de effecteninstelling.

J

Na artikel 22a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 22b
  • 1. Een ieder die een effecteninstelling krachtens wet, statuten of reglementen vertegenwoordigt dan wel het dagelijks beleid van een effecteninstelling bepaalt, dient naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit voldoende deskundig te zijn in verband met de bedrijfsvoering van de effecteninstelling.

  • 2. De betrouwbaarheid van de in het eerste lid bedoelde personen, de personen die het dagelijks beleid van de effecteninstelling mede bepalen en de personen die rechtstreeks of middellijk bevoegd zijn de in het eerste lid bedoelde personen te benoemen of te ontslaan, dient naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit buiten twijfel te staan.

Artikel 22c
  • 1. De accountant, bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de wet, verstrekt op grond van het vijfde lid van dat artikel aan de toezichthoudende autoriteit zo spoedig mogelijk alle inlichtingen die redelijkerwijs nodig zijn ten behoeve van het toezicht op de naleving van de wet over de volgende onderwerpen:

    a. het accountantsverslag aan de directie en de raad van commissarissen;

    b. de management letter;

    c. correspondentie tussen de accountant en de effecteninstelling die rechtstreeks betrekking heeft op de accountantsverklaring bij de jaarrekening en op de maand- en de kwartaalstaat van de effecteninstelling.

  • 2. Indien de accountant, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk inlichtingen verstrekt aan de toezichthoudende autoriteit over de in het voorgaande lid genoemde onderwerpen, zendt hij onverwijld aan de effecteninstelling een afschrift van de stukken en van de begeleidende brief.

K

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24a en 24b houdt een effecteninstelling zich bij het verrichten van haar werkzaamheden aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels die ertoe strekken dat de effecteninstelling:.

2. Onderdeel d, komt te luiden:

d. ervoor zorgt dat haar cliënten op billijke wijze worden behandeld in het geval dat een belangenconflict onvermijdelijk blijkt te zijn;.

L

Na artikel 24 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 24a
  • 1. Een effecteninstelling voert een adequaat beleid ter zake van het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen. De effecteninstelling draagt er zorg voor dat dit beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 2. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen.

Artikel 24b
  • 1. Een effecteninstelling voert een adequaat beleid dat ertoe strekt dat:

    a. betrokkenheid van de effecteninstelling bij strafbare feiten die het vertrouwen in de effecteninstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    b. betrokkenheid van de effecteninstelling bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn dat deze het vertrouwen in de effecteninstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden, wordt voorkomen;

    c. niet wegens haar cliënten het vertrouwen in de effecteninstelling of in de financiële markten in het algemeen wordt geschaad.

  • 2. De effecteninstelling draagt er zorg voor dat het in het eerste lid bedoelde beleid zijn neerslag vindt in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen.

  • 3. De toezichthoudende autoriteit stelt regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ten minste moeten voldoen.

Artikel 24c

De in artikel 24b, tweede en derde lid, bedoelde procedures en maatregelen betreffen in ieder geval:

a. de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten die een ernstig gevaar vormen voor een integere bedrijfsvoering van de effecteninstelling, voorzover het betreft een gedraging van een personeelslid of van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt dan wel mede bepaalt van de effecteninstelling, dan wel van een houder van een gekwalificeerde deelneming of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die werkzaamheden verricht ten behoeve van de effecteninstelling.

b. de beoordeling, met het oog op de belangen van cliënten of toekomstige cliënten van de effecteninstelling, of de betrouwbaarheid van een personeelslid dat zij voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie buiten twijfel staat. Onder integriteitsgevoelige functie wordt in dit verband verstaan:

1°. een leidinggevende functie die is geplaatst direct onder het echelon van de bepalers en medebepalers van het dagelijks beleid van de effecteninstelling;

2°. een functie waaraan overigens een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van de effecteninstelling.

Artikel 24d
  • 1. Een effecteninstelling onderzoekt, op verzoek van de toezichthoudende autoriteit, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2. Een effecteninstelling verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de toezichthoudende autoriteit vast te stellen termijn, aan de toezichthoudende autoriteit.

Artikel 24e

Een effecteninstelling meldt aan de toezichthoudende autoriteit ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 24a tot en met 24e bepaalde de door de toezichthoudende autoriteit noodzakelijk geachte gegevens.

M

In artikel 25 wordt voor de tekst van de laatste volzin de aanduiding «4.» geplaatst.

N

In artikel 29 wordt voor de tekst van de laatste volzin de aanduiding «2.» geplaatst.

O

In artikel 31 wordt na «artikelen 23, tweede lid, 24, aanhef,» ingevoegd «24a, 24b,»

P

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Een instelling houdt zich aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels met betrekking tot de in artikel 16, eerste lid, bedoelde regelingen, met betrekking tot de in artikel 17, eerste lid, bedoelde administratieve organisatie, interne controleprocedures en registratie en met betrekking tot de in artikel 17a bedoelde maatregelen.

2. Voor de tekst van de tweede volzin wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

3. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. Een instelling meldt aan de toezichthoudende autoriteit iedere voorgenomen wijziging in de in het eerste lid bedoelde regelingen, administratieve organisatie, interne controleprocedures, registratie en maatregelen, onder overlegging van de gegevens, bedoeld in artikel 20, onder f, g, h onderscheidenlijk i, alsmede, indien de toezichthoudende autoriteit daarom verzoekt, van andere gegevens en bescheiden die de toezichthoudende autoriteit naar zijn oordeel redelijkerwijs nodig acht in het belang van de beoordeling van de melding.

Q

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24a en 24b houdt een instelling zich bij het verrichten van haar werkzaamheden aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels die ertoe strekken dat de instelling:.

2. Onderdeel d, komt te luiden:

d. ervoor zorgt dat haar cliënten op billijke wijze worden behandeld in het geval dat een belangenconflict onvermijdelijk blijkt te zijn;.

R

Na artikel 35 van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35a

Op een instelling zijn de artikelen 24a tot en met 24e van overeenkomstige toepassing.

S

In artikel 36 wordt voor de tekst van de laatste volzin de aanduiding «4.» geplaatst.

T

In artikel 39 wordt voor de tekst van de laatste volzin de aanduiding «2.» geplaatst.

U

In artikel 41 wordt na «artikelen 34, eerste lid, 35, aanhef,» ingevoegd «35a,».

V

In artikel 42 wordt «artikel» vervangen door: artikelen.

W

Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel wordt na «artikel 24» en het daarbij behorende tariefnummer «2a» ingevoegd «24a», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «24b», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «24c», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «24d», met het daarbij behorende tariefnummer «2a», «24e», met het daarbij behorende tariefnummer «2».

2. In de tabel wordt na «artikel 35» en het daarbij behorende tariefnummer «2a» ingevoegd «35a», met het daarbij behorende tariefnummer «2a».

Artikel 12

Het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 19944 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten aanzien van een onderlinge waarborgmaatschappij waaraan een verklaring ingevolge artikel 2 is verleend, is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1, 2, 8, 10, eerste lid, 11, 15, 18, 20, aanhef en onderdeel a, 29, 51, 54, 55, 55a, 56, 64, 70, 70a, 71, 75, eerste tot en met derde lid, 141, eerste lid, 182 tot en met 186, 188, eerste lid, en 188a, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 van toepassing of van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten aanzien van een onderlinge waarborgmaatschappij waaraan een verklaring ingevolge artikel 3 is verleend, is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1, 2, 8, 10, eerste lid, 11, 15, 18, 20, aanhef en onderdeel a, 29, 51, 54, 55, 55a, 56, 57, eerste, derde en vierde lid, 64, 66, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, eerste volzin, zevende en achtste lid, 70 tot en met 73, 75, eerste tot en met derde lid, 76, 77, eerste en derde lid, 121, eerste en vijfde lid, 122, 123, 127, 138, eerste, vierde en vijfde lid, 140, 141, eerste lid, 155, 156, eerste tot en met derde en vijfde tot en met dertiende lid, 157, 158, 161 tot en met 164, 165, eerste lid en derde tot en met zevende lid, 165a, 166, 168, 169, eerste, derde en vierde lid, vijfde lid, onderdelen a tot en met d en f, 169a, 170, 182 tot en met 186, 188, 188a en 196 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 van toepassing of van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

In artikel 2, eerste lid, van het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen5 wordt «24, vierde lid» vervangen door «24, vijfde lid», en wordt «artikel 12, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 12, eerste en derde lid.

Artikel 14

Het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 19956 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «11, derde lid» vervangen door «11, vierde lid», en wordt na «29,» ingevoegd «29a,».

2. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. de taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van de artikelen 13, zesde lid, en 28a van de wet.

B

Aan de tekst van artikel 2a wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tot de bedrijfsvoering behoren de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering met uitzondering van de maatregelen ter naleving van de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de wet.

C

In artikel 3, zesde lid, wordt «artikel 11, eerste lid» vervangen door: artikel 11, eerste en tweede lid.

Artikel 15

Artikel 14a, eerste lid, van het Besluit politieregisters7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. Onze Minister van Financiën op grond van:

1°. De artikelen 23, tweede lid, onder e, 24, tweede lid, onder e, 26, zesde lid, onder c, en zevende lid, onder d, 41, 82, derde lid, tweede volzin, van de Wet toezicht kredietwezen 1992,

2°. Artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995,

3°. de artikel 174, vierde lid, onder d, 175, tweede lid, onder e en 176, zesde lid, onder b, en zevende lid, onder d, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993,

4°. De artikelen 82, tweede lid, onder e en 84, zesde lid, onder b, en zevende lid, onder d, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf,

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. Onze Minister van Financiën, dan wel de rechtspersoon of rechtspersonen waaraan op grond van artikel 40 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 taken en bevoegdheden zijn overgedragen, op grond van de artikelen 7, vierde lid, aanhef en onder a, 11, eerste lid, aanhef en onder a, 16, vierde lid, 19, eerste lid, 20, 21, vijfde lid, en 22, tweede lid, tweede volzin, van die wet,

3.

Onderdeel c komt te luiden:

c. Onze Minister van Financiën, dan wel de rechtspersoon of rechtspersonen waaraan op grond van artikel 29 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen taken en bevoegdheden zijn overgedragen, op grond van de artikelen 5, eerste lid, aanhef en onder a, 12, eerste lid, aanhef en onder a, en 15, aanhef en onder e, van die wet,

4. Onderdeel f komt te luiden:

f. De Pensioen- & Verzekeringskamer op grond van:

1°. De artikelen 29, tweede en vierde lid, 30, 45, zevende lid, 82, derde lid, 148, aanhef en onder b, 174, vierde lid, onder a en b, 175, tweede lid, onder a tot en met c, 176, zesde lid, onder b, en zevende lid, onder a, b en d, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

2°. de artikelen 18, tweede en vierde lid, 19, 23, zevende lid, 60, aanhef en onder b, 82, tweede lid, onder a tot en met c, en 84, zesde lid, onder b, en zevende lid, onder a, b en d, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf,.

HOOFDSTUK 3 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 oktober 2003

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eenentwintigste oktober 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

BIJLAGE A BEDOELD IN ARTIKEL 8, EERSTE LID

Artikel 1

1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3, 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.

2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: kredietinstellingen met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; Factor: 1;

Categorie II: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000 maar minder dan € 453 780 000; Factor: 2;

Categorie III: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 maar minder dan € 4 537 800 000; Factor: 3;

Categorie IV: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800 000 maar minder dan € 45 378 020 000; Factor: 4;

Categorie V: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020 000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

BIJLAGE B BEDOELD IN ARTIKEL 8, TWEEDE LID

Artikel 1

1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3, 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.

2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: verzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000; factor: 1;

Categorie II: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000; factor: 2;

Categorie III: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000; factor: 3;

Categorie IV: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000; factor: 4;

Categorie V: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000; factor: 6

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

BIJLAGE C BEDOELD IN ARTIKEL 8, DERDE LID

Artikel 1

1. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften gesteld bij en krachtens de artikelen 2, 3 , 5 en 6 van dit besluit, bedraagt € 1815.

2. Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 7 van dit besluit, bedraagt € 907.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: schadeverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 13 613 000; factor: 1;

Categorie II: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 13 613 000 maar minder dan € 68 067 000; factor: 2;

Categorie III: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 68 067 000 maar minder dan € 340 335 000; factor: 3;

Categorie IV: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 340 335 000 maar minder dan € 1 361 340 000; factor: 4;

Categorie V: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 1 361 340 000; factor: 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen- & Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten (Stb. 2003, 55) introduceert integriteit als een expliciete toezichtsdoelstelling in de financiële toezichtswetgeving. De artikelen 5, eerste lid, onder c, en 12, eerste lid, onder c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb), de artikelen 7, vierde lid, onder c, en 11, eerste lid, onder c, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995), de artikelen 22a en 30ca van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992), artikel 31 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf (Wtn) en de artikelen 70a en 98a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993) strekken er toe dat beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, kredietinstellingen en (natura-uitvaart)verzekeraars worden onderworpen aan regels die betrekking hebben op het voeren van een integere bedrijfsvoering. Deze regels worden vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Het onderhavige besluit strekt ertoe aan deze bepalingen uitvoering te geven. Voor wat betreft de kredietinstellingen en de verzekeraars vindt dit plaats in hoofdstuk 1 van dit besluit; voor wat betreft de beleggingsinstellingen en de effecteninstellingen vindt dit plaats in hoofdstuk 2 door de aanpassing van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen (Btb) en het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995).

Daarnaast strekt het onderhavige besluit tot aanpassing aan de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten (Stb. 2003, 55) van het Besluit financiële bijsluiter, het Btb, het Bte 1995, het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994, het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen, het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 en het Besluit Politieregisters. De aanpassing is nodig wegens de wijzigingen van hoofdzakelijk technische aard die de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten in de Wtb en de Wte 1995 heeft aangebracht.

2. Integere bedrijfsvoering

Zoals gezegd strekt de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten ertoe dat het toezicht mede de integere bedrijfsvoering van de onder toezicht staande instellingen omvat alsmede dat bij en krachtens dit besluit beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, kredietinstellingen en verzekeraars worden onderworpen aan regels die betrekking hebben op het voeren van een integere bedrijfsvoering. Voor de goede orde zij opgemerkt dat in dit verband onder integere bedrijfsvoering wordt verstaan de integere bedrijfsvoering die niet met zogenaamde effectentypische gedragingen van doen heeft. De onderhavige regels omvatten dus niet de effectentypische gedragsregels. Dit zijn de regels ter zake van een integere bedrijfsvoering waaraan beleggingsinstellingen, kredietinstellingen en verzekeraars dienen te voldoen wanneer deze instellingen op de effectenmarkten optreden, zoals regels met betrekking tot het omgaan met koersgevoelige informatie en het tegengaan van koersmanipulatie. Het effectentypische gedragstoezicht is gebaseerd op artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Reeds in de memorie van toelichting van de Wet actualisering en harmonisatie financiële toezichtswetten is aangegeven dat dit toezicht wordt opgedragen aan de Autoriteit Financiële Markten1.

De financiële sector heeft sinds geruime tijd de integriteitsrisico's onderkend die zijn verbonden aan het bedrijf van een beleggings- of effecteninstelling, kredietinstelling of verzekeraar met als gevolg dat deze instellingen reeds gedragscodes hanteren ter beheersing van die risico's. Veelal hanteren deze instellingen gedragscodes die zich richten op het gedrag van de instelling en op het handelen van personen die met de instelling zijn verbonden, zoals normen ten aanzien van het omgaan met cliënten, het aangaan van cliëntrelaties («customer due diligence»), het omgaan met informatie en het aanstellen van integer personeel. De onderhavige voorschriften geven aan dergelijke regels, waar dat nodig is, een wettelijke grondslag. De eisen die bij of krachtens dit besluit aan deze instellingen (zullen) worden gesteld beantwoorden aan de binnen het bedrijf van deze instellingen geaccepteerde maatstaven.

De waarborgen voor een integere bedrijfsvoering zijn vooral verankerd in de administratieve organisatie en interne controle (waarin functiescheidingen, de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn opgenomen) van een instelling. De uitdrukkelijke regeling van integriteit als onderwerp van toezicht heeft echter tot gevolg dat eisen aan een goede administratieve organisatie en interne controle in algemene zin duidelijk moet worden onderscheiden van maatregelen ter bevordering van een integere bedrijfsvoering in het bijzonder, ook al zullen deze laatstgenoemde maatregelen vaak worden geëffectueerd door middel van aanpassingen juist op het gebied van de administratieve organisatie en interne controle. Dergelijke specifieke regels, die betrekking hebben op integriteit, zullen voortaan rechtstreeks gebaseerd zijn op dit besluit. Uiteraard is een adequate administratieve organisatie en interne controle de onderliggende waarborg voor de goede inkadering van deze specifieke regels. De regelstellende bevoegdheid van de Nederlandsche Bank (DNB) voor de kredietinstellingen, de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) voor de verzekeraars en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor de beleggings- en effecteninstellingen blijft voor het overige ongewijzigd. De nadere regels worden vastgesteld door de betrokken toezichthouder na overleg met de andere financiële toezichthouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27a Wtb respectievelijk artikel 33b Wte 1995 respectievelijk artikel 67a Wtk 1992 respectievelijk artikel 5a Wtn respectievelijk artikel 10a Wtv 1993, en na consultatie van de betrokken bedrijfstakorganisaties.

De beheersing van integriteitsrisico's in de dagelijkse bedrijfsvoering omvat de bewustwording, de bevordering en de handhaving van integer handelen binnen alle lagen van de instelling. Van belang is dat de instellingen zelf er naar streven hun integriteit te handhaven. De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de integriteit ligt in de eerste plaats bij hen. Niet-integer handelen van bestuurders en personeelsleden van een instelling kan de instelling en de financiële sector als geheel schade toebrengen.

De uitvoering van de regels die bij of krachtens dit besluit zijn gesteld zal er toe leiden dat instellingen persoonsgegevens zullen moeten verwerken. Op een dergelijke verwerking is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. Het is de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke instellingen om te bewerkstelligen dat de verwerking van de persoonsgegevens in overeenstemming is met de Wbp, wat in het bijzonder bij de mogelijke verwerking van strafrechtelijke gegevens nauw luistert. De instellingen zullen bij de verwerking van persoonsgegevens de waarborgen voor de betrokkene zoals het beschikken over een goede regeling voor informatieverstrekking aan de betrokkene en het inzage- en correctierecht, in aanmerking moeten nemen. Bovendien zullen de instellingen in ieder geval aandacht moeten schenken aan de mogelijkheid dat het geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens moet worden aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens en aan de bewaartermijn van dergelijke gegevens. Indien de instellingen zwarte lijsten opstellen van personeelsleden of cliënten die bij niet-integer handelen betrokken zijn geweest, kunnen zij gebruik maken van de Checklist Zwarte lijsten van het College bescherming persoonsgegevens. De toezichthouders zullen met de representatieve organisaties in overleg treden om te bezien in hoeverre zij een ondersteunende rol kunnen vervullen bij het verrichten van de formaliteiten die voortvloeien uit de Wbp.

De toezichthouders zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de effectuering van de integere bedrijfsvoering door de instellingen. Zij kunnen daartoe aan de instellingen een reguliere rapportageverplichting opleggen. Daarnaast beschikken zij ten behoeve van dit toezicht over alle instrumenten die de toezichtswetten aan hun toekent, zoals een aanwijzingsrecht, het recht inlichtingen in te winnen bij de betrokken instellingen, en de mogelijkheid boeten en dwangsommen op te leggen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 2, 3 en 4

De artikelen 2, 3 en 4 verlangen dat een financiële onderneming (op grond van artikel 1 van dit besluit moet hieronder worden verstaan een kredietinstelling of een verzekeraar) met betrekking tot de in deze artikelen genoemde integriteitsaspecten zelf een beleid bepaalt en dat beleid ook daadwerkelijk uitvoert. In beginsel beslist een financiële onderneming zelf hoe zij daaraan invulling geeft, met dien verstande dat de toezichthoudende autoriteit (op grond van artikel 1 van dit besluit moet hieronder worden verstaan de Nederlandsche Bank of de Pensioen- & Verzekeringskamer) op grond van artikel 2, tweede lid en artikel 3, derde lid, regels vaststelt waaraan het beleid en de daaraan verbonden procedures en maatregelen ten minste moeten voldoen. Bij deze regels dient gedacht te worden aan het stellen van regels die tot doel hebben dat de bedrijfsvoering van financiële ondernemingen verloopt volgens de algemeen aanvaarde normen van het vak. De algemeen aanvaarde normen zijn geen statisch gegeven; waar nodig zal de toezichthoudende autoriteit moeten inspringen in het licht van ontwikkelingen in de bedrijfstak.

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de financiële onderneming om de potentiële situaties van en gevaren bij het gedrag van die onderneming en het handelen van personen die met die onderneming zijn verbonden, te onderkennen en ter zake gepaste maatregelen te treffen. De financiële onderneming zal op basis van risicoanalyses preventief maatregelen nemen ter beheersing van het integriteitsrisico. Dit vloeit ook voort uit het voorschrift van het eerste lid van de artikelen 2 en 3 om ter zake van de genoemde integriteitsaspecten een beleid te hebben, met andere woorden, daarover vooraf systematisch te hebben nagedacht. De toezichthouder ziet er op toe dat een financiële onderneming in haar beleid serieuze aandacht geeft aan deze integriteitsaspecten. Dit moet blijken aan de hand van duidelijke documenten waarin het beleid is verwoord.

Artikel 2

De belangen van cliënten kunnen worden geschaad door de verstrengeling van de belangen van de financiële onderneming met die van haar cliënten, door de verstrengeling van de verschillende belangen van de cliënten van die onderneming of door de verstrengeling van de verschillende belangen van de financiële onderneming zelf. Ook kan door dergelijke belangenverstrengelingen (het vertrouwen in) de adequate werking van de markten waarop financiële ondernemingen actief zijn, worden geschaad. Te denken valt aan een algemene regeling van tegenstrijdige belangen van de financiële onderneming en haar bestuurders en commissarissen en, meer specifiek, aan een normering van het verstrekken van kredieten aan bestuurders en commissarissen, een onderwerp dat tot nu toe voor wat betreft de kredietinstellingen werd geregeld door de Regeling van de Nederlandsche Bank met betrekking tot het verstrekken van bestuurderskredieten.

Artikel 3, eerste lid

Een belangrijk criterium is dat het vertrouwen in de financiële onderneming, of in de financiële markten in het algemeen kan worden geschaad. Het door rood licht rijden door een personeelslid zal uiteraard dat vertrouwen niet schaden. Wel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het voeren van een beleid omtrent het zich vergewissen of nieuw aan te trekken personeelsleden voldoen aan de ter zake te stellen eisen van integriteit.

Artikel 4

Artikel 4 bepaalt dat tot de in artikel 3 bedoelde organisatorische en administratieve procedures en maatregelen in ieder geval procedures en maatregelen behoren die handelen over de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten en de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. Dit zijn onderwerpen waar een zeker risico bestaat dat het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen wordt geschaad. Gedacht kan worden aan maatregelen en procedures die zich richten op hetgeen administratief moet worden vastgelegd of die betrekking hebben op maatregelen die naar aanleiding van het incident (kunnen) worden genomen. Zoals gezegd betreffen de procedures en maatregelen in ieder geval ook de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. De instelling zal daarbij als uitgangspunt bepaalde sleutelfuncties nemen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan functies waarin de betrokken functionaris de beschikking of het beheer heeft over vermogen of waarden van de financiële onderneming of derden dan wel bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen namens de financiële onderneming, toegang heeft tot persoons- of bedrijfsgevoelige informatie over de financiële onderneming of derden of belast is met de uitvoering van controlerende of toezichthoudende werkzaamheden ten aanzien van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle van de financiële onderneming en de naleving van toepasselijke regelgeving en interne voorschriften.

Artikel 5

De Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) schrijft niet veel meer voor dan de cliënt te identificeren. De mogelijkheid blijft daardoor open dat een financiële onderneming door toedoen van een cliënt betrokken raakt bij maatschappelijk onaanvaardbare handelingen, die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten in het algemeen schaden. Ernstige voorbeelden zijn natuurlijk fraude en illegale praktijken, zoals het witwassen van gelden. Het is daarom wenselijk dat financiële ondernemingen niet enkel de identiteit, maar ook de aard en de achtergrond van haar cliënten vaststellen en daarvoor ook de nodige procedures in hun organisatie aanbrengen.

Artikel 6

In het kader van de bestrijding van financiering van het terrorisme is het noodzakelijk gebleken dat financiële ondernemingen tijdig nagaan of bepaalde van terrorisme verdachte personen en instellingen in het klantenbestand van die financiële ondernemingen voorkomen. Zo moet, om ervoor te zorgen dat de tegoeden van deze personen en organisaties op een snelle en doeltreffende manier kunnen worden bevroren zodra daarvoor een grondslag bestaat, de financiële ondernemingen en de toezichthouder tijdig op de hoogte zijn van de aanwezigheid van dergelijke tegoeden. Dit artikel biedt een grondslag voor dergelijke onderzoeken, voorzover deze door de toezichthoudende autoriteit worden opgedragen op basis van informatie die daar naar het oordeel van de Minister van Financiën voldoende aanleiding toe geeft, met het oog op de bevordering en handhaving van de integriteit van de financiële sector. Het betreft hier informatie verkregen in het kader van de internationale samenwerking tussen staten op het gebied van terrorismebestrijding of informatie verkregen door bijvoorbeeld inlichtingendiensten. Een verzoek aan de financiële onderneming zal uitsluitend worden gedaan op initiatief van het Ministerie van Financiën.

Artikel 7

Met artikel 7 van dit besluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 57 Wtk 1992, artikel 30 Wtn en artikel 55a Wtv 1993. De toezichthouder kan voorschrijven dat instellingen bepaalde gegevens aan haar melden. Deze meldplicht geldt alleen voor gegevens die in verband staan met de integere bedrijfsvoering. Het ligt in de rede dat de toezichthoudende autoriteit in ieder geval zal willen dat bepaalde incidenten zoals fraudegevallen, aan haar gemeld moeten worden.

Artikel 8

In de Wet van 28 oktober 1999, houdende opneming in de Wet toezicht beleggings-instellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake de wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, van bepalingen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang (Stb. 509) is voorzien in de mogelijkheid om een passende boete op te leggen naar gelang de ernst van de overtreding van een voorschrift, opgenomen in de op die wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur. Artikel 8 van het onderhavige besluit strekt tot vaststelling van het tarief dat geldt bij schending van de voorschriften in dit besluit. In de bijlagen bedoeld in artikel 90d, eerste lid, van de Wtk 1992, artikel 93d, eerste lid, van de Wtn en artikel 188d, eerste lid, van de Wtv 1993 zijn de overtredingen ingedeeld naar tariefnummers, waarbij de zwaarte van de overtreding een belangrijk element vormt bij de tariefnummerindeling. Gezien het beperkte aantal artikelen dat op grond van het onderhavige besluit in aanmerking komt om opgenomen te worden in de bijlagen bij dit besluit, is afgezien van het gebruik van de opsomming van tariefnummers in artikel 1 van deze bijlagen en kan worden volstaan met twee boetebedragen. De boetebedragen zijn in overeenstemming met het tarief dat geldt voor overtreding van vergelijkbare (gedrags)regels in de Wtk 1992, Wtn en Wtv 1993. Teneinde recht te doen aan het draagkrachtbeginsel zijn in de bijlagen bij het besluit categorie-indelingen opgenomen. Deze zijn gelijk aan de indeling in de bijlagen, bedoeld in artikel 90d, eerste lid, van de Wtk 1992, artikel 93d, eerste lid, van de Wtn en artikel 188d, eerste lid, van de Wtv 1993.

Artikel 9

De wijzigingen zijn zuiver redactioneel van aard.

Artikel 10

A

Artikel 2, tweede lid, wordt in overeenstemming gebracht met de formulering van artikel 10, tweede lid, Bte 1995 en andere wettelijke bepalingen van gelijke strekking.

B

Er wordt in het Btb een artikel 5a toegevoegd ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, onder c, van de Wtb. Teneinde in aanmerking te komen voor een vergunning bepaalt artikel 5a, eerste lid, dat een beleggingsinstelling en een bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, moet beschikken over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering. Deze maatregelen dienen te voldoen aan de in de artikelen 15a tot en met 15e genoemde integriteitsnormen.

C en N

Er worden twee artikelen aan het Btb toegevoegd, 6a en 23a, ter uitvoering van de artikelen 5, eerste lid, onderdeel e en 12, eerste lid, onderdeel e, van de Wtb. Deze artikelen komen overeen met de artikelen 18a en 22a van het Bte 1995. Op grond van artikel 6a, eerste lid, van het Btb beoordeelt de toezichthoudende autoriteit of de formele en de feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de instelling behoort geen belemmering vormen voor het uitoefenen van het toezicht op de beleggingsinstelling.

Op grond van artikel 6a, tweede lid, van het Btb dient de toezichthoudende autoriteit een vergunning te weigeren indien het recht van een derde land dat van toepassing is op een of meer natuurlijke of rechtspersonen die deel uitmaken van de groep waartoe de instelling behoort een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de instelling.

Artikel 23a laat dezelfde normen gelden voor de situatie waarin eenmaal de vergunning is verleend.

D

Om een vergunning te verkrijgen moet een instelling beschikken over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering. Het ligt dan voor de hand, dat de instelling die een vergunning aanvraagt aantoont, dat zij die maatregelen heeft getroffen. Deze wijziging regelt dat.

E

Het betreft hier een technische wijziging als gevolg van een wijziging in artikel 12 Wtb.

F en G

Een ander vereiste voor een vergunning is, dat bestuurders en bepaalde andere bij de beleggingsinstelling en bij de bewaarder, indien aan de instelling verbonden, betrokken personen deskundig zijn. Ook moeten dezen, tezamen met degenen die hen kunnen benoemen, betrouwbaar zijn. Beide vereisten gelden vanzelfsprekend ook nadat de vergunning is verleend. Tot nu toe werd dat bewerkstelligd doordat artikel 11 van het Btb, betrekking hebbend op het zogenaamde lopende toezicht, verwees naar de vergunningvoorwaarde. Ten behoeve van de duidelijkheid is nu de deskundigheids- en betrouwbaarheidseis voor de vergunninghoudende instelling in het nieuwe artikel 11a van het Btb uitdrukkelijk verwoord. Dat brengt dan vanzelf een aanpassing mee van artikel 11 van het Btb.

H

De wijziging vloeit voort uit de introductie van het integriteitstoezicht.

I

Zoals in het algemeen deel van de toelichting is gezegd worden, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 12, eerste lid, onder c, van de Wtb, de normen voor een integere bedrijfsvoering in het Btb opgenomen. Dat gebeurt in de onderhavige artikelen 15a tot en met 15e.

Artikelen 15a, 15b en 15c

De artikelen 15a, 15b en 15c verlangen dat beleggingsinstellingen en de eventuele bewaarders met betrekking tot de in deze artikelen genoemde integriteitsaspecten zelf een beleid bepalen en dat beleid ook daadwerkelijk uitvoeren. In beginsel beslist een instelling zelf hoe zij daaraan invulling geeft, met dien verstande dat de toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 15a, tweede lid en artikel 15b, derde lid, regels vaststelt waaraan het beleid en de daaraan verbonden procedures en maatregelen ten minste moeten voldoen. Bij deze regels dient gedacht te worden aan het stellen van regels die tot doel hebben dat de bedrijfsvoering van beleggingsinstellingen en bewaarders verloopt volgens de algemeen aanvaarde normen van het vak. De algemeen aanvaarde normen zijn geen statisch gegeven; waar nodig zal de toezichthoudende autoriteit moeten inspringen in het licht van ontwikkelingen in de bedrijfstak.

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de beleggingsinstelling en de bewaarder om de potentiële situaties van en gevaren bij het gedrag van de instelling en het handelen van personen die met de instelling zijn verbonden, te onderkennen en ter zake gepaste maatregelen te treffen. De instelling en de bewaarder zal op basis van risicoanalyses preventief maatregelen nemen ter beheersing van het integriteitsrisico. Dit vloeit ook voort uit het voorschrift van het eerste lid van beide artikelen om ter zake van de genoemde integriteitstaspecten een beleid te hebben, met andere woorden, daarover vooraf systematisch te hebben nagedacht. De toezichthoudende autoriteit ziet er op toe dat een instelling in haar beleid serieuze aandacht geeft aan deze integriteitsaspecten. Dit moet blijken aan de hand van duidelijke documenten waarin het beleid is verwoord.

Artikel 15a, eerste lid

De belangen van deelnemers kunnen worden geschaad door de verstrengeling van de belangen van de beleggingsinstelling en de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, met die van de deelnemers van de instelling, door de verstrengeling van de verschillende belangen van de deelnemers van de beleggingsinstelling onderling, of door de verstrengeling van de verschillende belangen van de beleggingsinstelling en de bewaarder zelf. Ook kan door dergelijke belangenverstrengelingen (het vertrouwen in) de adequate werking van de markten waarop beleggingsinstellingen actief zijn, worden geschaad. Te denken valt aan een algemene regeling van tegenstrijdige belangen van de instelling en haar bestuurders en commissarissen en, meer specifiek, aan een normering van het verstrekken van kredieten aan bestuurders en commissarissen.

Artikel 15b, eerste lid

Een belangrijk criterium is dat het vertrouwen in de beleggingsinstelling of in de financiële markten in het algemeen kan worden geschaad. Het door rood licht rijden door een personeelslid zal uiteraard dat vertrouwen niet schaden. Wel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het voeren van een beleid omtrent het zich vergewissen of nieuw aan te trekken personeelsleden voldoen aan de ter zake te stellen eisen van integriteit.

Artikel 15c

Artikel 15c bepaalt dat tot de in artikel 15b bedoelde organisatorische en administratieve procedures en maatregelen in ieder geval procedures en maatregelen behoren die handelen over de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten en de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. Dit zijn onderwerpen waar een zeker risico bestaat dat het vertrouwen in de beleggingsinstelling of in de financiële markten in het algemeen wordt geschaad. Gedacht kan worden aan maatregelen en procedures die zich richten op hetgeen administratief moet worden vastgelegd of die betrekking hebben op maatregelen die naar aanleiding van het incident (kunnen) worden genomen. Zoals gezegd betreffen de procedures en maatregelen in ieder geval ook de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. De instelling zal daarbij als uitgangspunt bepaalde sleutelfuncties nemen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan functies waarin de betrokken functionaris de beschikking of het beheer heeft over vermogen of waarden van de instelling of derden dan wel bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen namens de instelling, toegang heeft tot persoons- of bedrijfsgevoelige informatie over de instelling of derden of belast is met de uitvoering van controlerende of toezichthoudende werkzaamheden ten aanzien van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle van de instelling en de naleving van toepasselijke regelgeving en interne voorschriften.

Artikel 15d

In het kader van de bestrijding van financiering van het terrorisme is het noodzakelijk gebleken dat beleggingsinstellingen of de eventuele bewaarder tijdig nagaan of bepaalde van terrorisme verdachte personen en instellingen in het klantenbestand van die instellingen voorkomen. Zo moet, om ervoor te zorgen dat de tegoeden van deze personen en organisaties op een snelle en doeltreffende manier kunnen worden bevroren zodra daarvoor een grondslag bestaat, de beleggingsinstellingen en de bewaarder en de toezichthoudende autoriteit tijdig op de hoogte zijn van de aanwezigheid van dergelijke tegoeden. Dit artikel biedt een grondslag voor dergelijke onderzoeken, voorzover deze door de toezichthoudende autoriteit worden opgedragen op basis van informatie die daar naar het oordeel van de Minister van Financiën voldoende aanleiding toe geeft, met het oog op de bevordering en handhaving van de integriteit van de financiële sector. Het betreft hier informatie verkregen in het kader van de internationale samenwerking tussen staten op het gebied van terrorismebestrijding of informatie verkregen door bijvoorbeeld inlichtingendiensten. Een verzoek aan de beleggingsinstelling of de bewaarder, indien aan de beleggingsinstelling verbonden, zal uitsluitend worden gedaan op initiatief van het Ministerie van Financiën.

Artikel 15e

Artikel 15e bepaalt dat de toezichthoudende autoriteit kan voorschrijven dat beleggingsinstellingen of de eventuele bewaarder bepaalde gegevens aan haar melden. De meldplicht geldt alleen voor gegevens die in verband staan met de integere bedrijfsvoering. Het ligt in de rede dat de toezichthoudende autoriteit in ieder geval zal willen dat bepaalde incidenten zoals fraudegevallen, aan haar gemeld moeten worden.

J en P

Omdat de Wtb in artikel 12 ongespecificeerd spreekt van «informatieverschaffing» is er welbeschouwd geen grond om in de opschriften van de betrokken onderdelen van het Btb die informatieverschaffing te verbijzonderen, zoals tot nu toe werd gedaan. Daarom nemen deze wijzigingen, die verder geen inhoudelijke betekenis hebben, deze verbijzondering weg.

K

Het nieuwe zevende lid van artikel 12 Wtb zegt – ter vervanging van de traditionele tripartiete overeenkomst – dat de externe accountant in het algemeen aan de toezichthoudende autoriteit zo spoedig mogelijk alle inlichtingen verstrekt die ten behoeve van het toezicht redelijkerwijs nodig zijn met betrekking tot bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwerpen. In het nieuwe artikel 17 Btb worden die onderwerpen aangewezen. Het zal veelal gaan om informatie die de externe accountant als materieel beoordeelt in het kader van zijn onderzoek. In ieder geval kan worden gedacht aan informatie over redenen voor het uitblijven of vertragen van het accountantsverslag aan de raad van commissarissen, de management letter of de verklaring bij de jaarrekening. De door de externe accountant aan de toezichthouder te verstrekken informatie betreft uitsluitend informatie voor zover die hem in het kader van zijn werkzaamheden, bedoeld in artikel 12 van de wet, ter kennis is gekomen.

Voor wat betreft de informatieverstrekking van de externe accountant van de beleggingsinstelling aan de toezichthoudende autoriteit zullen de administratieve lasten voor beleggingsinstellingen afnemen omdat zij niet langer een tripartiete overeenkomst hoeven te sluiten met de toezichthoudende autoriteit en hun externe accountant. In de Wtb is nu opgenomen welke informatie de externe accountant aan de toezichthoudende autoriteit dient te verstrekken. Het afsluiten van de tripartiete overeenkomst neemt ongeveer 2 uur per instelling in beslag. Uitgaande van een uurtarief van € 75 zullen de administratieve lasten per beleggingsinstelling afnemen met 2 x € 75 = € 150. Het totaal aantal beleggingsinstellingen bedraagt ongeveer 400. De financiële lasten zullen afnemen met € 150 x 400 = € 60 000.

L

In verband met de toevoeging van artikel 17 over het verstrekken van inlichtingen van de accountant aan de toezichthoudende autoriteit kan artikel 19, vierde lid, vervallen.

M

Het betreft hier een technische wijziging als gevolg van de wijziging in artikel 12 van de Wtb.

O

Het betreft hier een technische wijziging als gevolg van een wijziging in artikel 12 van de Wtb.

Q

De boete voor het overtreden van de voorschriften inzake de integere bedrijfsvoering gesteld bij en krachtens de artikelen 15a tot en met 15d is vastgesteld volgens tariefnummer 2a. De boete voor het overtreden van de door de toezichthoudende autoriteit gestelde regels inzake het melden van bepaalde gegevens ter zake van de integere bedrijfsvoering, artikel 15e, is vastgesteld volgens tariefnummer 2. Dit is in overeenstemming met de tarieven die gelden voor overtreding van vergelijkbare (gedrags)

regels in het Btb.

Artikel 11

B

De invoering van het toezicht op een integere bedrijfsvoering brengt mee dat de houder van een verklaring van geen bezwaar voor een deelneming in een effecteninstelling die integere bedrijfsvoering niet in gevaar mag brengen. Daarom wordt als criterium voor het verlenen van een dergelijke verklaring in artikel 11 Bte 1995 toegevoegd, dat de deelneming geen ongunstige invloed mag hebben op de integere bedrijfsvoering van de effecteninstelling.

C

Artikel 15 Bte 1995, dat een voorschrift geeft om te voorkomen dat er belangenconflicten rijzen tussen cliënten van de effecteninstelling en de instelling zelf of tussen cliënten onderling, vervalt als zelfstandige bepaling. Het onderwerp wordt voortaan geregeld door het nieuwe artikel 24a Bte 1995, dat meer in het algemeen het tegengaan van verstrengeling van belangen behandelt. Dat artikel geldt voor de instelling die al een vergunning heeft, maar via het nieuwe artikel 17a Bte 1995 moet ook een effecteninstelling die een vergunning aanvraagt aan de bepaling voldoen.

D

Er wordt in het Bte 1995 een artikel 17a toegevoegd ter uitvoering van het bepaalde in artikel 7, vierde lid, onder c, van de Wte 1995. Teneinde in aanmerking te komen voor een vergunning bepaalt artikel 17a, eerste lid, dat een effecteninstelling moet beschikken over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering. Deze maatregelen dienen te voldoen aan de in de artikelen 24a tot en met 24c genoemde integriteitsnormen.

E

De wijziging vloeit voort uit het vervallen van artikel 15.

F

Om een vergunning te verkrijgen moet een instelling beschikken over maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering. Het ligt dan voor de hand, dat de instelling die een vergunning aanvraagt aantoont, dat zij die maatregelen heeft getroffen. Deze wijziging regelt dat.

H

Teneinde adequaat toezicht op de naleving van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 uit te oefenen bepaalt artikel 22 na deze aanpassing dat een effecteninstelling een voorgenomen wijziging in de maatregelen op het gebied van de integere bedrijfsvoering moet melden aan de toezichthoudende autoriteit en dat deze de bevoegdheid heeft de voorgenomen wijziging af te wijzen.

Voor de aanpassing van het derde lid van artikel 22 wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel J.

I

Een effecteninstelling die een vergunning aanvraagt mag niet, kort gezegd, tot een ondoorzichtige groep behoren, aldus het eerste lid van artikel 18a Bte 1995. Voor alle duidelijkheid wordt deze eis nu ook uitdrukkelijk gesteld aan effecteninstellingen die hun vergunning hebben gekregen, doordat hij wordt toegevoegd als nieuw eerste lid aan artikel 22a Bte.

J

Een ander vereiste voor een vergunning is, dat bestuurders en bepaalde andere bij de effecteninstelling betrokken personen deskundig zijn. Ook moeten dezen, tezamen met degenen die hen kunnen benoemen, betrouwbaar zijn (artikel 10 Bte 1995). Beide vereisten gelden vanzelfsprekend ook nadat de vergunning is verleend. Tot nu toe werd dat bewerkstelligd doordat artikel 22, derde lid, van het Bte 1995, betrekking hebbend op het zogenaamde lopende toezicht, verwees naar de vergunningvoorwaarde. Ten behoeve van de duidelijkheid is nu de deskundigheids- en betrouwbaarheidseis voor de vergunninghoudende instelling in het nieuwe artikel 22b van het Bte 1995 uitdrukkelijk verwoord. Dat brengt dan vanzelf een aanpassing mee van het genoemde derde lid van artikel 22 van het Bte 1995.

Het nieuwe vijfde lid van artikel 11a Wte 1995 zegt – ter vervanging van de traditionele tripartiete overeenkomst – dat de externe accountant in het algemeen aan de toezichthoudende autoriteit zo spoedig mogelijk alle inlichtingen verstrekt die ten behoeve van het toezicht redelijkerwijs nodig zijn met betrekking tot bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwerpen. In het nieuwe artikel 22c Bte 1995 worden die onderwerpen aangewezen. Het zal veelal gaan om informatie die de externe accountant als materieel beoordeelt in het kader van zijn onderzoek. In ieder geval kan worden gedacht aan informatie over redenen voor het uitblijven of vertragen van het accountantsverslag aan de raad van commissarissen, de management letter of de verklaring bij de jaarrekening of de kwartaalstaat. De door de externe accountant aan de toezichthouder te verstrekken informatie betreft uitsluitend informatie voor zover die hem in het kader van zijn werkzaamheden, bedoeld in artikel 12 van de wet, ter kennis is gekomen.

Voor wat betreft de informatieverstrekking van de externe accountant van de effecteninstelling aan de toezichthoudende autoriteit zullen de administratieve lasten voor effecteninstellingen afnemen omdat zij niet langer een tripartiete overeenkomst hoeven te sluiten met de toezichthoudende autoriteit en hun externe accountant. In de Wte 1995 is nu opgenomen welke informatie de externe accountant aan de toezichthoudende autoriteit dient te verstrekken. Het afsluiten van de tripartiete overeenkomst neemt ongeveer 2 uur per instelling in beslag. Uitgaande van een uurtarief van € 75 zullen de administratieve lasten per effecteninstelling afnemen met 2 x € 75 = € 150. Het totaal aantal effecteninstellingen bedraagt ongeveer 481. De financiële lasten zullen afnemen met € 150 x 481 = € 72 150.

K

Er mag geen misverstand over bestaan dat de nieuwe regels voor een integere bedrijfsvoering van de artikelen 24a Bte 1995 en volgende komen naast de voorschriften van artikel 24 Bte 1995. Dat artikel behandelt andere aspecten van de bedrijfsvoering dan die, die in de artikelen 24a, 24b en 24d Bte 1995 worden geregeld. De aanpassing van de aanhef van artikel 24 Bte 1995 brengt dat tot uitdrukking.

Onderdeel d van artikel 24 Bte 1995 zag tot nu toe onder meer op het voorkomen van belangenconflicten. Dat onderwerp behoort tot hetgeen voortaan artikel 24a Bte 1995 regelt, zodat het niet meer thuis hoort in artikel 24.

L

Zoals in het algemeen deel van de toelichting is gezegd worden, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, onder c, van de Wte 1995, de normen voor een integere bedrijfsvoering in het Bte 1995 opgenomen. Dat gebeurt in de onderhavige artikelen 24a tot en met 24e.

Artikelen 24a, 24b en 24c

De artikelen 24a, 24b en 24c verlangen dat effecteninstellingen met betrekking tot de in deze artikelen genoemde integriteitsaspecten zelf een beleid bepalen en dat beleid ook daadwerkelijk uitvoeren. In beginsel beslist een instelling zelf hoe zij daaraan invulling geeft, met dien verstande dat de toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 24a, tweede lid en artikel 24b, derde lid, regels vaststelt waaraan het beleid en de daaraan verbonden procedures en maatregelen ten minste moeten voldoen. Bij deze regels dient gedacht te worden aan het stellen van regels die tot doel hebben dat de bedrijfsvoering van effecteninstellingen verloopt volgens de algemeen aanvaarde normen van het vak. De algemeen aanvaarde normen zijn geen statisch gegeven; waar nodig zal de toezichthoudende autoriteit moeten inspringen in het licht van ontwikkelingen in de bedrijfstak.

Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de effecteninstelling om de potentiële situaties van en gevaren bij het gedrag van de instelling en het handelen van personen die met de instelling zijn verbonden, te onderkennen en ter zake gepaste maatregelen te treffen. De instelling zal op basis van risicoanalyses preventief maatregelen nemen ter beheersing van het integriteitsrisico. Dit vloeit ook voort uit het voorschrift van het eerste lid van beide artikelen om ter zake van de genoemde integriteitsaspecten een beleid te hebben, met andere woorden, daarover vooraf systematisch te hebben nagedacht. De toezichthoudende autoriteit ziet er op toe dat een instelling in haar beleid serieuze aandacht geeft aan deze integriteitsaspecten. Dit moet blijken aan de hand van duidelijke documenten waarin het beleid is verwoord.

Artikel 24a, eerste lid

De belangen van cliënten kunnen worden geschaad door de verstrengeling van de belangen van de effecteninstelling met die van haar cliënten, door de verstrengeling van de verschillende belangen van de cliënten van de effecteninstelling of door de verstrengeling van de verschillende belangen van de effecteninstelling zelf. Ook kan door dergelijke belangenverstrengelingen (het vertrouwen in) de adequate werking van de markten waarop effecteninstellingen actief zijn, worden geschaad. Te denken valt aan een algemene regeling van tegenstrijdige belangen van de instelling en haar bestuurders en commissarissen en, meer specifiek, aan een normering van het verstrekken van kredieten aan bestuurders en commissarissen.

Artikel 24b, eerste lid

Een belangrijk criterium is dat het vertrouwen in de effecteninstelling of in de financiële markten in het algemeen kan worden geschaad. Het door rood licht rijden door een personeelslid zal uiteraard dat vertrouwen niet schaden. Wel kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het voeren van een beleid omtrent het zich vergewissen of nieuw aan te trekken personeelsleden voldoen aan de ter zake te stellen eisen van integriteit.

Artikel 24c

Artikel 24c bepaalt dat tot de in artikel 24b bedoelde organisatorische en administratieve procedures en maatregelen in ieder geval procedures en maatregelen behoren die handelen over de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten en de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. Dit zijn onderwerpen waar een zeker risico bestaat dat het vertrouwen in de effecteninstelling of in de financiële markten in het algemeen wordt geschaad. Gedacht kan worden aan maatregelen en procedures die zich richten op hetgeen administratief moet worden vastgelegd of die betrekking hebben op maatregelen die naar aanleiding van het incident (kunnen) worden genomen. Zoals gezegd betreffen de procedures en maatregelen in ieder geval ook de beoordeling van de betrouwbaarheid van kandidaten voor een integriteitsgevoelige functie. De instelling zal daarbij als uitgangspunt bepaalde sleutelfuncties nemen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan functies waarin de betrokken functionaris de beschikking of het beheer heeft over vermogen of waarden van de instelling of derden dan wel bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen namens de instelling, toegang heeft tot persoons- of bedrijfsgevoelige informatie over de instelling of derden of belast is met de uitvoering van controlerende of toezichthoudende werkzaamheden ten aanzien van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle van de instelling en de naleving van toepasselijke regelgeving en interne voorschriften.

Artikel 24d

In het kader van de bestrijding van financiering van het terrorisme is het noodzakelijk gebleken dat effecteninstellingen tijdig nagaan of bepaalde van terrorisme verdachte personen en instellingen in het klantenbestand van die instellingen voorkomen. Zo moet, om ervoor te zorgen dat de tegoeden van deze personen en organisaties op een snelle en doeltreffende manier kunnen worden bevroren zodra daarvoor een grondslag bestaat, de effecteninstellingen en de toezichthoudende autoriteit tijdig op de hoogte zijn van de aanwezigheid van dergelijke tegoeden. Dit artikel biedt een grondslag voor dergelijke onderzoeken, voorzover deze door de toezichthoudende autoriteit worden opgedragen op basis van informatie die daar naar het oordeel van de Minister van Financiën voldoende aanleiding toe geeft, met het oog op de bevordering en handhaving van de integriteit van de financiële sector. Het betreft hier informatie verkregen in het kader van de internationale samenwerking tussen staten op het gebied van terrorismebestrijding of informatie verkregen door bijvoorbeeld inlichtingendiensten. Een verzoek aan de effecteninstelling zal uitsluitend worden gedaan op initiatief van het Ministerie van Financiën.

Artikel 24e

Artikel 24e bepaalt dat de toezichthoudende autoriteit kan voorschrijven dat effecteninstellingen bepaalde gegevens aan haar melden. De meldplicht geldt alleen voor gegevens die in verband staan met de integere bedrijfsvoering. Het ligt in de rede dat de toezichthoudende autoriteit in ieder geval zal willen dat bepaalde incidenten zoals fraudegevallen, aan haar gemeld moeten worden.

O

Met betrekking tot sommige aspecten van de integere bedrijfsvoering kan de toezichthoudende autoriteit nadere regels stellen. Door deze aanpassing van artikel 31 is het mogelijk bij die regels onderscheid te maken naar verschillende groepen effecteninstellingen.

P

Deze wijzigingen vloeien voort uit de invoering van de integere bedrijfsvoering als vergunningvoorwaarde en uit het vervallen van artikel 15 Bte 1995.

Q

Er mag geen misverstand over bestaan dat de nieuwe regels voor een integere bedrijfsvoering van de artikelen 24a Bte 1995 en volgende komen naast de voorschriften van artikel 35 Bte 1995. Dat artikel behandelt andere aspecten van de bedrijfsvoering dan die in de artikelen 24a en 24b Bte 1995 worden geregeld. De aanpassing van de aanhef van artikel 35 Bte 1995 brengt dat tot uitdrukking.

Onderdeel d van artikel 35 Bte 1995 zag tot nu toe onder meer op het voorkomen van belangenconflicten. Dat onderwerp behoort tot hetgeen voortaan artikel 24a Bte 1995 regelt, zodat het niet meer thuis hoort in artikel 35.

R

Door middel van een nieuw artikel 35a worden in Nederland gevestigde kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die het effectenbedrijf uitoefenen onderworpen aan dezelfde regels op het gebied van een integere bedrijfsvoering als die, die gelden voor effecteninstellingen die geen kredietinstelling zijn. Voor de inhoud van die regels wordt verwezen naar de artikelen 24a tot en met 24e in onderdeel L.

U

De wijziging is een zuiver technische reparatie.

W

De boete voor het overtreden van de voorschriften inzake de integere bedrijfsvoering gesteld bij en krachtens de artikelen 24a tot en met 24d is vastgesteld volgens tariefnummer 2a. De boete voor het overtreden van de door de toezichthoudende autoriteit gestelde regels inzake het melden van bepaalde gegevens ter zake van de integere bedrijfsvoering, artikel 24e, is vastgesteld volgens tariefnummer 2. Dit is in overeenstemming met de tarieven die gelden voor overtreding van vergelijkbare (gedrags)regels in het Bte 1995.

Artikel 12

Voor de integriteit van de hele financiële sector is het van belang dat ook de vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen voldoen aan de regels omtrent niet-effectentypische integere bedrijfsvoering. In het Besluit vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappijen 1994 zijn dan ook de artikelen uit de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 met betrekking tot de integere bedrijfsvoering van toepassing of van overeenkomstige toepassing verklaard op de onderlinge waarborgmaatschappijen die vallen onder artikel 6 en 7. Het spreekt voor zich dat bij de uitvoering van het toezicht op de integere bedrijfsvoering de omvang van de desbetreffende onderlinge waarborgmaatschappij in acht zal worden genomen.

Artikel 13

De wijziging is zuiver redactioneel van aard.

Artikel 14

Door het opnemen van artikel 29a van de Wte 1995 in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wordt bewerkstelligd dat de Autoriteit Financiële Markten in artikel 29a bedoelde personen slechts kan oproepen voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het gedragstoezicht.

Door toevoeging van artikel 13, zesde lid, van de Wte 1995 aan artikel 2, eerste lid, onderdeel e, behoort deze bevoegdheid tot de verantwoordelijkheid van de Bank.

Artikel 15

Het betreft hier een technische wijziging als gevolg van wijzigingen van de Wtb, Wte 1995, Wtk 1992, Wtn en Wtv 1993. Daarnaast wordt in onderdeel f de naam van de toezichthouder gewijzigd in de huidige naam van deze toezichthouder.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Stb. 2001, 670.

XNoot
2

Stb. 1990, 504, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 augustus 2002, Stb. 452.

XNoot
3

Stb. 1995, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 maart 2003, Stb. 138.

XNoot
4

Stb. 1994, 314, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XNoot
5

Stb. 1990, 458, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 augustus 2002, Stb. 452.

XNoot
6

Stb. 1995, 624, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 augustus 2002, Stb. 452.

XNoot
7

Stb. 1991, 56, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 april 2003, Stb. 196.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 2003, nr. 218.

XNoot
1

In het bijzonder wordt dit geregeld in de Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht naar alle financiële instellingen die actief zijn op de effectenmarkten (Stb. 2003, 103) en het Besluit houdende wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 ter uitvoering van artikel 18a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Stb. 2003, 138).

Naar boven