Besluit van 10 oktober 2003 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de IOAW en IOAZ (Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ voor het jaar 2004)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 september 2003, Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid, nr. B&GA/WWB/03/70144;

Gelet op de artikelen 58, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en 58, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

De Raad van State gehoord (advies van 18 september 2003, nr. W12.03.0368/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2003, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/WWB/03/76818;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de uitkering IOAW: de uitkering, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

b. de uitkering IOAZ: de uitkering, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2 Berekening uitkering IOAW voor gemeenten

Voor gemeenten wordt de uitkering IOAW berekenend aan de hand van de volgende formule

UGIOAW = (KIOAW : TKIOAW) x TBIOAW

waarbij:

a. UGIOAW de uitkering IOAW aan de gemeente is;

b. KIOAW de gemeentelijke uitkeringslasten IOAW in het uitvoeringsjaar 2001 zijn;

c. TKIOAW het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten IOAW in het uitvoeringsjaar 2001;

d. TBIOAW het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen IOAW aan gemeenten in het uitvoeringsjaar 2004.

Artikel 3 Berekening uitkering IOAZ voor gemeenten

Voor gemeenten wordt de uitkering IOAZ berekenend aan de hand van de volgende formule

UGIOAZ = (KIOAZ : TKIOAZ) x TBIOAZ

waarbij:

a. UGIOAZ de uitkering IOAZ aan de gemeente is;

b. KIOAZ de gemeentelijke uitkeringslasten IOAZ in het uitvoeringsjaar 2001 zijn;

c. TKIOAZ het totaal is van de gemeentelijke uitkeringslasten IOAZ in het uitvoeringsjaar 2001;

d. TBIOAZ het totale bedrag is dat beschikbaar is voor de uitkeringen IOAZ aan gemeenten in het uitvoeringsjaar 2004.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ voor het jaar 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de bijlage met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 oktober 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Uitgegeven de veertiende oktober 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Dit besluit regelt voor het jaar 2004 welke uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) aan gemeenten wordt verstrekt.

WFA-financieringssystematiek

De Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (WFA) komt met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB) te vervallen. Dit vanwege het feit dat voor de WWB een andere financieringssystematiek geldt van voor de Algemene bijstandswet. Hiermee is de WFA niet meer van toepassing op de WWB. De financiering van de WWB wordt nu nader uitgewerkt in de WWB zelf.

Met betrekking tot de uitkeringsuitgaven en uitvoeringskosten van de IOAZ blijft in tegenstelling tot de WWB dezelfde financieringssystematiek gelden. Dat betekent dat de WFA van toepassing blijft op de IOAZ. Hiertoe zijn de bepalingen uit de WFA die van toepassing zijn en blijven op de IOAZ opgenomen in de IOAZ zelf, met uitzondering van het artikel in de WFA dat betrekking heeft op terugvordering van de uitkering. Dit komt overeen met de WWB. In het nieuwe hoofdstuk V, Financiering, zijn twaalf nieuwe artikelen geplaatst die gaan over de financiering van de uitkeringsuitgaven en uitvoeringskosten van de IOAZ. Het gaat om de artikelen 56 tot en met 59h.

Voor de IOAW geldt hetzelfde met als uitzondering dat artikel 59e niet van toepassing is. Dit artikel regelt de vergoeding van uitvoeringskosten voor door burgemeester en wethouders bij de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de IOAZ aan derden opgedragen onderzoek. De artikelen 59f tot en met artikel 59h in de IOAZ slaan terug op artikel 59e en zijn daarmee ook niet van toepassing op de IOAW.

Tijdelijke regelingen

Het kabinet gaat er vanuit dat de regelingen IOAW, IOAZ en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) in hun huidige vorm een tijdelijk karakter hebben.

In de toekomst wordt de bijstandsverlening aan zelfstandigen neergelegd in een aparte wet, waarvan het wetsvoorstel naar verwachting in 2004 ter behandeling aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De zelfstandigenwet gaat in elk geval gelden voor de huidige doelgroepen van het Bbz 2004, met uitzondering van degenen die nog in een oriëntatiefase zijn ter voorbereiding op hun bestaan als zelfstandige.

Het is de bedoeling dat de zelfstandigenwet ook gaat gelden voor de IOAZ-doelgroepen.

Het voorliggende besluit regelt niet de financiering van het Bbz 2004; dit wordt in lagere regelgeving geregeld.

Een zelfde aanpak geldt voor de IOAW. De IOAW is aan de gemeenten ter uitvoering opgedragen. Er wordt gewerkt aan de opzet van een nieuwe wettelijke regeling voor arbeidsongeschikten. Overwogen wordt de bepalingen aangaande de gedeeltelijk arbeidsongeschikten en de jonggehandicapten in deze nieuwe regeling te incorporeren, en deze groepen uit de IOAW te halen. Een en ander heeft grote gevolgen voor de IOAW. Definitieve besluitvorming zal plaatsvinden in het kader van de stelselherziening van de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Het kabinet zal zijn voornemens met betrekking tot de herziening van de WAO dit najaar bekend maken. Daarbij zullen ook de consequenties voor de IOAW betrokken worden. Bij die gelegenheid komt ook de uitvoering aan de orde.

Het kabinet is van oordeel dat het beoogde tijdelijke karakter van deze regelingen en de mogelijkheid dat in de toekomstige regelingen geen sprake zal zijn van volledige budgettering voldoende reden is om vast te houden aan de financiële verhouding Rijk/gemeenten van 75/25.

Verdeelsystematieken IOAW resp. IOAZ

Het uitkeringsbedrag IOAW voor het uitvoeringsjaar 2004 is berekend als het procentuele aandeel van de gemeente in de totale landelijke uitkeringslasten IOAW in het uitvoeringsjaar 2001, vermenigvuldigd met het macrobudget IOAW 2004. De gegevens over de uitkeringslasten 2001 zijn afkomstig uit de gemeentelijke jaaropgaven over 2001.

Het uitkeringsbedrag IOAZ voor het uitvoeringsjaar 2004 is berekend als het procentuele aandeel van de gemeente in de totale landelijke uitkeringslasten IOAW in het uitvoeringsjaar 2001, vermenigvuldigd met het macrobudget IOAZ 2004. De gegevens over de uitkeringslasten 2001 zijn afkomstig uit de gemeentelijke jaaropgaven over 2001.

Binnen de verdeelsystematieken voor de IOAW en de IOAZ wordt derhalve geen gebruik gemaakt van het objectief verdeelmodel. In 2003 werd in het kader van de WFA nog één budget verstrekt ten behoeve van de Abw, IOAW en de IOAZ. Dit budget was gebaseerd op een objectief verdeelmodel voor deze drie regelingen samen.

Met de invoering van de WWB en het vervallen van de WFA wordt de financiering van de algemene periodieke bijstand, de IOAW en de IOAZ weer gescheiden. Het objectief verdeelmodel dat onder de WFA gebruikt werd kan daarom niet meer gebruikt worden.

Ten behoeve van de verdeling van het inkomensdeel WWB 2004 is een aangepast objectief verdeelmodel ontwikkeld, gebaseerd op de uitkeringslasten in verband met bijstandsuitkeringen aan personen jonger dan 65 jaar. Uitkeringslasten in verband met bijstandsuitkeringen aan personen vanaf 65 jaar alsmede uitkeringen krachten de IOAW, IOAW en de Bbz 2004 zijn bij de selectie van de verdeelkenmerken en de bepaling van de gewichten van deze verdeelkenmerken buiten beschouwing gelaten.

Gezien de inspanning die hiermee gemoeid is, in combinatie met het beoogde tijdelijke karakter van deze regelingen in hun huidige vorm, zijn voor de IOAW en de IOAZ geen afzonderlijke objectieve verdeelmodellen ontwikkeld. Op grond van statistische wetmatigheden is het aanmerkelijk moeilijker om een separaat objectief verdeelmodel te ontwikkelen voor regelingen met een zeer specifieke doelgroep en relatief beperkte uitgaven, zoals de IOAW en IOAZ, dan voor regelingen als de WWB of de WFA.

Een logisch gevolg is dat er – in tegenstelling tot de verdeelsystematiek WFA 2003 – bij de verdeelsystematieken voor IOAW en IOAZ geen rekening wordt gehouden met drie gemeentegrootteklassen. De opdeling in drie gemeentegrootteklassen binnen de verdeelsystematiek WFA 2003 is gehanteerd in verband met de toepassing van het objectief verdeelmodel. De verdeelmaatstaf op basis van de historische kostenaandelen 2001 werkt voor alle gemeenten op dezelfde manier, ongeacht de gemeentegrootte.

Financiering voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling ten laste van de uitkering werkdeel WWB

In het nieuwe artikel 59i van de IOAZ is de financiering van de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onder a, geregeld. In de IOAW is dit in artikel 59e geregeld. In tegenstelling tot het inkomensdeel WWB is voor de IOAZ en IOAW wel het werkdeel WWB van toepassing. De artikelen van de WWB die het werkdeel betreffen, zijn van overeenkomstige toepassing. Het gaat hierbij om de artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW en de IOAZ en 69, eerste lid, onderdeel a, van de WWB. Dit in verband met het feit dat wat betreft de arbeidsinschakelingsbepalingen zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de WWB.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven