Besluit van 10 oktober 2003 houdende vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand en van de
Invoeringswet Wet werk en bijstand
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 9 oktober 2003, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/WWB/03/76852;
Gelet op artikel 85 van de Wet werk en bijstand en de artikelen
2, tweede lid, en 72 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL 1
De Wet werk en bijstand treedt in werking met ingang van 1 januari 2004,
met dien verstande dat:
a. de artikelen 8, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, 8a, 9,
10, 17, 47 en 55 en, voor zover het niet betreft zelfstandigen als bedoeld
in artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand, artikel 18, tweede
en derde lid, in werking treden met ingang van 1 januari 2005;
b. de artikelen 56, 61 en 62 en, voor zover het betreft zelfstandigen
als bedoeld in artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand, de artikelen
18, tweede en derde lid, en 53a, in werking treden op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
ARTIKEL 2
De Invoeringswet Wet werk en bijstand treedt in werking met ingang van
1 januari 2004, met dien verstande dat:
a. de artikelen 14 tot en met 14f, 65, 70, 106 tot en met 108a, 113 tot
en met 115 en 142a en, voor zover het betreft zelfstandigen als bedoeld in
artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand, artikel 66, van de in
artikel 2, eerste lid, genoemde Algemene bijstandswet vervallen op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip;
b. de artikelen 23, onderdelen D, F, G, J, K, L, M en N, 24, onderdelen
D, F, G, J, K, L, M en N, en 47 in werking treden met ingang van 1 januari
2005.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met
de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting
in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 10 oktober 2003
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte
Uitgegeven de veertiende oktober 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB)
en van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Invoeringswet WWB).
De invoeringsdatum van de WWB en de Invoeringswet WWB wordt gesteld op
1 januari 2004. Voor deze datum is gekozen om de met de WWB beoogde effecten
zo spoedig mogelijk te kunnen realiseren.
Het kabinet heeft in het Nader Rapport naar aanleiding van het advies
van de Raad van State op de WWB aangegeven dat het bereid is enkele onderdelen
van de WWB later in te voeren dan 1 januari 2004, gelet op de relatief korte
voorbereidingsperiode voor gemeenten en de noodzaak om de daarmee samenhangende
uitvoeringslasten in het invoeringsjaar te beperken (Kamerstukken II, 2002–2003,
28 870, nr. A). Dit voornemen van het kabinet is nader uitgewerkt in
de Nota naar aanleiding van het verslag op de WWB (Kamerstukken II, 2002–2003,
28 870 nr. 7, blz. 18). Daarbij is aangegeven dat de volgende onderdelen
van de WWB in ieder geval op 1 januari 2004 zullen worden ingevoerd:
– de volledige budgettering van de bijstand;
– het volledig ontschotte en vrij besteedbare reïntegratiebudget;
– de voorgestelde deregulering in het inkomensdeel: omzetten verplichte
terugvordering in bevoegdheden, afschaffen Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften
Abw, IOAW en IOAZ 1996, afschaffen van de verplichting voor een beleidsplan
en een beleidsverslag;
– de nieuwe opzet van het toezicht waarbij het toezicht op de doeltreffendheid
van individuele gemeenten komt te vervallen en waarbij de minister ten aanzien
van de rechtmatigheid alleen ingrijpt bij ernstige tekortkomingen;
– het vervallen van de mogelijkheid voor categoriale bijzondere
bijstand;
– de invoering van een centraal geregelde langdurigheidstoeslag;
– het vervallen van de bestaande vrijlating van arbeidsinkomsten.
Dit besluit volgt hetgeen hierboven is vermeld.
De overige onderdelen van de WWB betreffen de rechten en plichten van
de individuele cliënt.
In artikel 1, onderdeel a, van dit besluit is geregeld dat een aantal
artikelen dat betrekking heeft op de rechten en plichten van de cliënt
in werking treedt op 1 januari 2005. In het verlengde daarvan blijven, zoals
uit artikel 2 blijkt, tot die tijd de thans bestaande rechten en plichten
van de cliënt op basis van de huidige Algemene bijstandswet, de Wet de
Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers van kracht. Tevens wordt de in artikel 47 van de Invoeringswet
WWB vervatte wijziging van artikel 18 van de Wet inburgering nieuwkomers,
gelijktijdig ingevoerd met het van kracht worden van artikel 18, tweede lid,
van de WWB. Dit omdat genoemd artikel van de Wet inburgering nieuwkomers daarmee
ten nauwste is verbonden. Op 1 januari 2005 zal de WWB in alle gemeenten praktisch
volledig zijn ingevoerd. Wel zijn er artikelen in de WWB die pas in werking
kunnen treden na invoering van de voorgenomen regelgeving op het gebied van
kinderalimentatie en van zelfstandigen. Uit artikel 1, onderdeel b, blijkt
dat de met de totstandkoming van die andere regelgeving samenhangende bepalingen
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking zullen treden.
Gefaseerde invoering wordt mogelijk gemaakt door de combinatie van het
bepaalde in artikel 1, onderdeel a, en 2, onderdeel b, van dit besluit met een invoeringsregeling WWB, waarin zal worden bepaald dat een gemeente
bevoegd is de in artikel 1, onderdeel a, en 2, onderdeel b genoemde onderdelen
van de WWB en de Invoeringswet WWB eerder in te voeren dan 1 januari 2005
en wel op een door de gemeente te bepalen tijdstip. Deze ministeriële
regeling vindt haar grondslag in artikelen 2, derde lid, en 70 van de Invoeringswet
WWB.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte