Besluit van 24 december 2002, houdende wijziging van het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen ter implementatie van het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 juli 2002, nr. HDJZ/SCH/2002–1941, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op het op 4 oktober 1991 te Madrid tot stand gekomen Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, met Bijlagen (Trb. 1992, 110), en op de artikelen 5, 10 en 38 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

De Raad van State gehoord (advies van 19 september 2002, no. W09.02.0316/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 18 december 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-3246, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onder a, onder 2°, komt te luiden:

2°. alle overig vuilnis, waaronder in elk geval worden begrepen producten van papier, lompen, glas, metaal, flessen, aardewerk, stuwhout, bekledings- en verpakkings-materiaal en as van verbrandingsovens.

2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. geschiedt het lozen in het Antarctisch gebied niet, tenzij de te lozen stoffen door een afbreek- of maalinstallatie zijn gevoerd. Het lozen van voedselresten geschiedt zo ver mogelijk van het land en van ijsplaten, maar in elk geval niet minder dan 12 zeemijlen van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaten. Voedselresten die door een afbreek- of maalinstallatie zijn gevoerd, moeten een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee kunnen passeren.

B

Artikel 8c, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een vuilnisjournaal is aan boord van:

    a. elk schip dat zich in het Antarctisch gebied bevindt;

    b. elk schip dat zich buiten het Antarctisch gebied bevindt en een tonnage van 400 of meer heeft of waarmee 15 of meer personen mogen worden vervoerd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 december 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de vierde februari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot implementatie van een deel van Bijlage IV bij het op 4 oktober 1991 te Madrid tot stand gekomen Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica (Trb. 1992, 110) (hierna: Milieuprotocol). Bijlage IV van het Milieu-protocol bevat bepalingen betreffende het lozen van olie (artikel 3), het lozen van schadelijke vloeistoffen (artikel 4), het storten van vuilnis (artikel 5) en het lozen van sanitair afval (artikel 6).

Een aantal voorschriften van Bijlage IV van het Milieuprotocol is rechtstreeks ontleend aan het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen (Trb. 1975, 147), zoals gewijzigd door het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met Bijlage (Trb. 1978, 188), kortweg het Marpol-verdrag. Ook wordt in Bijlage IV van het Milieuprotocol verwezen naar dat verdrag en de daarbij behorende bijlagen. Verdrag en bijlagen zijn in Nederland geïmplementeerd in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en haar uitvoeringsregelingen. Als gevolg van die implementatie is het merendeel van de inhoud van de voorschriften van Bijlage IV van het Milieuprotocol inmiddels dan ook reeds van toepassing op de in Nederland geregistreerde schepen. Om die reden behoeven die onderdelen van Bijlage IV van het Milieuprotocol als zodanig geen implementatie in de Nederlandse wetgeving meer.

Een aantal voorschriften van Bijlage IV van het Milieuprotocol met betrekking tot voorkoming van verontreiniging van het mariene milieu door sanitair afval en vuilnis behoeft nog wel implementatie. Dat is het geval met betrekking tot een aantal voorschriften betreffende het storten van vuilnis in zee en het lozen van sanitair afval. De voorschriften met betrekking tot sanitair afval worden geïmplementeerd in het nieuwe Besluit voorkoming verontreiniging door sanitair afval van schepen, welk besluit tegelijk met dit besluit is vastgesteld. In het algemene deel van de toelichting bij dat besluit wordt meer in het algemeen ingegaan op het Milieuprotocol en de verhouding tussen Bijlage IV van dat protocol en het Marpol-verdrag.

Het onderhavige besluit strekt tot aanpassing van het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (hierna: Vuilnisbesluit) aan Bijlage IV van het Milieuprotocol. Het betreft enkele onderdelen van het tweede lid, alsmede het derde lid, van artikel 5 van het Milieuprotocol. De overige onderdelen van artikel 5 van die Bijlage IV behoeven als zodanig geen implementatie aangezien het Vuilnisbesluit reeds in de desbetreffende voorschriften voorziet.

Ten aanzien van de uitvoering van dit besluit wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het eerder genoemde Besluit voorkoming verontreiniging door sanitair afval van schepen.

De bijlage bij de nota van toelichting bij het Besluit voorkoming verontreiniging door sanitair afval van schepen bevat een transponeringstabel waarin is aangegeven welke bepalingen van Bijlage IV bij het Milieuprotocol in welke bepalingen zijn geïmplementeerd.

Een voorontwerp van dit besluit is overeenkomstig artikel 9 van de Regeling Inspectie Verkeer en Waterstaat bij brief van 5 maart 2002, no. HDJZ/SCH/2002/612, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat voorgelegd aan de Divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat voor een uitvoerings- en handhavingstoets. De opmerkingen van de directeur-hoofdinspecteur van de Divisie Scheepvaart, vervat in zijn brief van 14 mei 2002, no. DS-20 683/02, zijn alle verwerkt in de tekst en de nota van toelichting van dit besluit.

In verband met artikel 39 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen is in dit besluit voorzien in mede-contrasignering door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen


XNoot
1

Stb. 1988, 636, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 november 1998, Stb. 666.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven