Wet van 4 september 2003 tot wijziging van de Comptabiliteitswet houdende bepalingen inzake het beheer van liquide middelen van rechtspersonen die collectieve middelen beheren, inzake de financiering van die rechtspersonen en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dit saldo door het financieel beheer van deze rechtspersonen wordt beïnvloed (Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is in de Comptabiliteitswet 2001 onder meer bepalingen op te nemen ter beperking van de financiële risico's die kunnen voortvloeien uit het beheer van liquide middelen door rechtspersonen die collectieve middelen beheren en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dat saldo wordt beïnvloed door het financieel beheer van deze rechtspersonen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Comptabiliteitswet 20011 wordt als volgt gewijzigd.

A

Aan artikel 37 wordt, onder vervanging in onderdeel b van de punt na «kasbeheer» door een puntkomma, een onderdeel c toegevoegd dat luidt:

c. het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en kan worden voorgeschreven dat bepaalde privaatrechtelijke rechtshandelingen worden verricht in afwijking van de artikelen 32 en 33.

B

Onder vernummering van de artikelen 40 tot en met 44 tot 39 tot en met 43 vervalt artikel 39.

C

Na artikel 43 wordt een nieuw artikel 44 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 44

  • 1. Ter bewaking van de ontwikkeling van het EMU-saldo kan Onze Minister van Financiën regels stellen ten aanzien van de verstrekking van gegevens door de rechtspersonen die op basis van het geldende Europees Stelsel van Rekeningen (PbEG L310) tot de sector overheid worden gerekend.

  • 2. Indien een dreigende overschrijding van de geldende norm voor het EMU-saldo van de overheid wordt veroorzaakt door een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo van de rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter beheersing van het EMU-saldo van die rechtspersonen.

  • 3. Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 4. Tot de rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid, worden voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid, niet gerekend de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet financiering decentrale overheden.

D

Na hoofdstuk III wordt een nieuw hoofdstuk IV ingevoegd, dat luidt:

HOOFDSTUK IV. HET LIQUIDEMIDDELENBEHEER EN DE FINANCIERING VAN RECHTSPERSONEN DIE COLLECTIEVE MIDDELEN BEHEREN

Artikel 45
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de rechtspersonen, bedoeld in artikel 91, eerste lid, onder d, aangewezen die ten behoeve van een doelmatig en risico-arm kasbeheer hun liquide middelen rentedragend aanhouden in 's Rijks schatkist.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de rechtspersonen, bedoeld in artikel 91, eerste lid, onder d, aangewezen die ten behoeve van een risico-arm kasbeheer hun liquide middelen uitzetten in de vorm van producten die voldoen aan door Onze Minister van Financiën te stellen eisen.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere rechtspersonen met een publieke taak worden aangewezen waarop het eerste of het tweede lid van toepassing is.

  • 4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing ten aanzien van de liquide middelen die niet als collectieve middelen kunnen worden aangemerkt, indien die liquide middelen op een adequate wijze separaat in de jaarrekening van de betrokken rechtspersoon worden verantwoord.

  • 5. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede en derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 46

Het aantrekken van financiële middelen door de rechtspersonen, bedoeld in artikel 45, met als doel daarmee via het uitzetten ervan additionele financiële middelen te verwerven, is verboden.

Artikel 47
  • 1. Onze betrokken Minister is belast met het toezicht op artikel 45, tweede en vierde lid, en op artikel 46.

  • 2. Een rechtspersoon verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor dit toezicht benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen in alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor het toezicht redelijkerwijs nodig is.

  • 3. Onze Minister kan een rechtspersoon die zich niet houdt aan artikel 45, tweede of vierde lid, of artikel 46, de aanwijzing geven hieraan alsnog te voldoen.

Artikel 48
  • 1. Onverminderd het bij of krachtens andere wetten bepaalde kunnen de rechtspersonen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, met de instemming van Onze betrokken Minister, ten behoeve van de financiering van investeringen, leningen bij Onze Minister van Financiën verkrijgen, indien de investeringen benodigd zijn voor de uitvoering van de bij of krachtens de wet geregelde taken van de rechtspersoon.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen, bedoeld in artikel 45, derde lid, indien op die rechtspersonen het eerste lid van artikel 45 van toepassing is.

  • 3. Indien in enig jaar een rechtspersoon waaraan door Onze Minister van Financiën een lening is verstrekt, in gebreke blijft de daaruit voortvloeiende verplichtingen aan rente en aflossing na te komen, kan Onze Minister van Financiën het bedrag van de niet-nagekomen verplichtingen ten laste van de begroting van Onze betrokken Minister overboeken naar de begroting van Nationale Schuld.

Artikel 49
  • 1. Onverminderd het bij of krachtens andere wetten bepaalde kan Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, aan de rechtspersonen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, ter overbrugging van tijdelijke liquiditeitstekorten een rekening-courantkrediet verstrekken.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen, bedoeld in artikel 45, derde lid, indien op die rechtspersonen het eerste lid van artikel 45 van toepassing is.

  • 3. Indien in enig jaar een rechtspersoon waaraan door Onze Minister van Financiën een rekening-courantkrediet is verstrekt, in gebreke blijft de daaruit voortvloeiende verplichtingen aan rente en aflossing na te komen, kan Onze Minister van Financiën het bedrag van de niet-nagekomen verplichtingen ten laste van de begroting van Onze betrokken Minister overboeken naar de begroting van Nationale Schuld.

Artikel 49a

Onze Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 45 tot en met 49.

ARTIKEL II

  • 1. Het eerste en tweede lid van artikel 45 zijn gedurende zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing voor op het moment van inwerkingtreding van deze wet op een andere wijze uitgezette liquide middelen.

  • 2. Het eerste en tweede lid van artikel 45 zijn voorts in aansluiting op de periode van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, gedurende zes maanden niet van toepassing op uitgezette liquide middelen die binnen de in het eerste lid bedoelde periode van zes maanden door de betrokken rechtspersoon bij Onze betrokken Minister zijn aangemeld, teneinde afspraken te maken over de periode waarbinnen de betrokken rechtspersoon alsnog aan artikel 45, eerste lid, dan wel tweede lid, zal voldoen.

  • 3. Onze Minister van Financiën kan de periode van zes maanden, bedoeld in het tweede lid, verlengen.

  • 4. Onze betrokken Minister kan een rechtspersoon die niet binnen de in het eerste lid bedoelde periode van zes maanden de op een andere wijze uitgezette liquide middelen heeft aangemeld, een aanwijzing geven ten aanzien van de periode waarbinnen de aanmelding alsnog dient te geschieden.

  • 5. Gedurende een periode van maximaal 18 maanden na inwerkingtreding van deze wet is het bepaalde in artikel 45, vierde lid, ook van toepassing, indien de separate verantwoording van de niet-collectieve middelen nog niet op een adequate wijze plaatsvindt. In het koninklijk besluit, bedoeld in artikel IV, kan deze periode zo nodig worden verlengd.

ARTIKEL III

In artikel 8, derde lid, van de Prijzennoodwet2 wordt de tekst «39 van de Comptabiliteitswet 2001» vervangen door: 37, aanhef en onder c, van de Comptabiliteitswet 2001.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 september 2003

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de dertigste september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 2002, 413, gewijzigd bij de wet van 23 april 2003, Stb. 214.

XNoot
2

Stb. 1984, 575, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 juli 2002, Stb. 413.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 2002/2003, 28 035.

Handelingen II 2001/2002, blz. 4691–4692; 4835–4836.

Kamerstukken I 2001/2002, 28 035 (326, 326a, 326b, 326c); 2002/2003, 28 035 (7, 7a, 7b, 7c).

Handelingen I 2002/2003, blz. 967–978.

Naar boven