Besluit van 22 september 2003 tot vaststelling van
het tijdstip van inwerkingtreding van enkele artikelen en onderdelen van de
wet van 6 juni 2002 (Stb. 302), de wet van 6 juni 2002 (Stb. 303), de Wet
studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
drs. A. D. S. M. Nijs, MBA, van 19 september 2003, nr. WJZ/2003/42813 (6124),
directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel VI van de wet van 6 juni 2002 tot wijziging van
onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in
verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs, artikel
X, vierde lid, van de wet van 6 juni 2002 tot wijziging van onder meer de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering
2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger
onderwijs en artikel II van de wet van 30 januari 2003 tot wijziging
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband
met versnelde invoering toets nieuwe opleiding;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
1. Artikel I, onderdelen E, artikelen 5a.9 en 5a.11, F, H, voor wat betreft
artikel 6.4, I tot en met M, P, R en T, tweede, derde en vijfde lid, van de
wet van 6 juni 2002 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie
in het hoger onderwijs (Stb. 302) treedt in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
2. Artikel I, onderdelen H, wat betreft artikel 6.3, en O, van de wet, genoemd
in het eerste lid, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug
tot en met 12 september 2002.
3. Artikel I, onderdeel O, van de wet, genoemd in het eerste lid, is eerst van toepassing op opleidingen die starten met ingang van het studiejaar
2004–2005.
ARTIKEL II
Artikel III, onderdelen I, Na en QQa, van de wet van 6 juni 2002 tot wijziging
van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur
in het hoger onderwijs (Stb. 303) treedt in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
ARTIKEL III
Het tijdstip, bedoeld in artikel 12.1b, derde lid, van de Wet studiefinanciering
2000 is de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit
wordt geplaatst.
ARTIKEL IV
Het tijdstip, bedoeld in artikel 12.3a, tweede lid, van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten is de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast
met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Het Oude Loo, 22 september 2003
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs
Uitgegeven de vijfentwintigste september 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
TOELICHTING
Met ingang van 1 augustus 2002 is de wet van 6 juni 2002 tot wijziging
van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs op 1 augustus
2002 (hierna: de accreditatiewet) in werking getreden (zie het koninklijk
besluit van 5 juli 2002, Stb. 377). Een aantal artikelen en onderdelen van
die wet was echter nog niet in werking getreden. De belangrijkste reden daarvan
was dat het accreditatieorgaan de accreditatiekaders en toetsingskaders nog
moest ontwikkelen en vaststellen. Daarnaast moesten de beleidsregels over
de doelmatigheid nog vastgesteld worden. In de wet van 30 januari 2003 (Stb.
70) is bepaald dat de voordracht van dit inwerkingtredingsbesluit niet eerder
zou plaatsvinden dan nadat die kaders en beleidsregels vastgesteld zouden
zijn. Inmiddels heeft dat plaatsgevonden.
Het effect van dit besluit is dat het accreditatieorgaan aanvragen om
accreditatie en om een toets nieuwe opleiding in behandeling kan nemen en
ingevolge de daarvoor vastgestelde procedures besluiten kan nemen. Daarnaast
treedt de nieuwe doelmatigheidsprocedure in werking.
Nu de resterende artikelen en onderdelen van de accreditatiewet door dit
besluit in werking treden, kunnen ook de daarmee samenhangende wijzigingen
in de artikelen 5a.11, 6.14 en 17a.3 van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW) in werking treden die door de wet van 6 juni
2002 (Stb. 303) waren voorgesteld.
Een ander gevolg is dat het tijdstip, bedoeld in de artikelen 12.16, derde
lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en 12.3a, tweede lid, van
de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) vastgesteld
kan worden. Dit heeft tot gevolg dat verwijzingen in de WSF2000 en de WTOS
naar leden van artikelen in de WHW worden vernummerd overeenkomstig de vernummering
die de accreditatiewet had aangebracht.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs