Besluit van 28 augustus 2003, houdende wijziging van het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 juni 2003, nr. 5231959/03/6;

Gelet op artikel 42a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 7 augustus 2003, nr. W03.03.0237/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 augustus 2003, nr. 5240542/03/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en d komen te luiden:

c. deelsubsidie beheers- en programmakosten: de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde deelsubsidie;

d. deelsubsidie landelijke projecten en activiteiten: de in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, bedoelde deelsubsidie;

2. Er wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

e. liquiditeitsratio: de verhouding tussen het totaal van de kortlopende vorderingen en liquide middelen enerzijds en het totaal van de kortlopende schulden van de raad anderzijds op 31 december van het boekjaar.

B

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De subsidie bestaat uit deelsubsidies voor:

    a. de beheers- en programmakosten, waaronder zijn begrepen:

    1°. de raads- en apparaatskosten;

    2°. de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening krachtens toevoeging in civiele en bestuurszaken en in strafzaken;

    3°. de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening ten behoeve van piketregelingen;

    4°. de doeluitkering voor de subsidiëring van de stichtingen rechtsbijstand, verminderd met de wettelijk te innen eigen bijdragen van rechtzoekenden;

    5°. indien van toepassing de doeluitkering voor de rechtsbijstand aan asielzoekers, bestaande uit de subsidiëring van de stichting rechtsbijstand asiel waaronder begrepen de overeenkomsten in het kader van asiel als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, alsmede de subsidiëring van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland;

    6°. overige uitgaven;

    b. indien van toepassing de kosten van landelijke projecten en activiteiten.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De raad kan tijdens het boekjaar gelden toevoegen aan de deelsubsidie landelijke projecten en activiteiten vanuit de egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» tot ten hoogste het in die egalisatiereserve beschikbare bedrag.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent:

    a. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

    b. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden;

    c. de eisen waaraan de begroting moet voldoen;

    d. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald;

    e. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De raad voert de op het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst 1994 gebaseerde beleidsregels uit.

  • 3. De raad geeft in het jaarverslag inzicht in de wijze waarop de bedrijfsvoering heeft plaatsgevonden. Daarbij komen in ieder geval aan de orde:

    a. de administratieve organisatie;

    b. de mate van betrouwbaarheid van de informatiebeveiliging;

    c. de maatregelen die zijn gericht op de voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden;

    d. de wijze waarop de kwaliteit van de bedrijfsvoering wordt gewaarborgd.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien uit de voortgangsrapportage blijkt dat de bedrijfsvoering of het beheer niet worden uitgevoerd overeenkomstig de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen, kan Onze Minister verlangen dat telkens na verloop van twee maanden van het boekjaar een voortgangsrapportage wordt ingediend. Daarbij kan Onze Minister nadere aanwijzingen geven met betrekking tot de inhoud van deze voortgangsrapportages.

  • 3. Onze Minister kan ten gunste van de raad en met instemming van de raad van de termijn, bedoeld in het tweede lid, afwijken.

G

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. De raad vormt voor elk van de in artikel 2, tweede lid, onderdelen a en b bedoelde deelsubsidies een egalisatiereserve, genaamd «beheers- en programmakosten» en «landelijke projecten en activiteiten».

  • 2. De egalisatiereserve «beheers- en programmakosten» bedraagt op 31 december van het boekjaar ten hoogste 7,5% van de over het boekjaar verleende deelsubsidie beheers- en programmakosten.

  • 3. De egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» bedraagt ten hoogste een jaarlijks door Onze Minister te bepalen maximum.

  • 4. Indien de egalisatiereserve, bedoeld in het tweede lid, op 31 december van het boekjaar de toegestane grens overschrijdt, wordt een bedrag ter hoogte van die overschrijding verrekend met de renteloze langlopende vordering op Onze Minister.

H

Na artikel 10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Indien de liquiditeitsratio meer dan 0,5 bedraagt wordt het meerdere door Onze Minister betrokken bij de subsidieverlening voor het eerstvolgende kalenderjaar.

Artikel 10b

Alvorens een bedrag toe te voegen aan de egalisatiereserve, wordt op een door Onze Minister te bepalen wijze een bedrag toegevoegd aan de vervangingsreserve materiële vaste activa.

I

Aan artikel 11, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Daarbij legt de raad aan de accountant het in de bijlage bij dit besluit gevoegde model volgens welke de accountant de uitslag van zijn onderzoek moet opstellen op.

J

In artikel 12 wordt «f 1 000 000,–» vervangen door: € 450 000,–.

K

Aan het besluit wordt de bij dit besluit behorende bijlage toegevoegd.

ARTIKEL II

Dit besluit is mede van toepassing op de beslissing van Onze Minister op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie die voor de inwerkingtreding van dit besluit is gedaan.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 28 augustus 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negende september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage bij artikel 11, tweede lid, van het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Model accountantsverklaring

Opdracht

Wij .............. (organisatie en naam noemen) hebben de jaarrekening .............. (jaartal), van de raad voor rechtsbijstand te .............. (plaats) gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Raad voor rechtsbijstand. De Raad voor rechtsbijstand is tevens primair verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving. Het is onze taak een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken.

Werkzaamheden

Bij onze controle hebben wij nagegaan of de jaarrekening voldoet aan de volgende eisen:

• Dat de jaarrekening getrouw weergeeft zowel de baten als lasten over .............. (jaartal), als de activa en passiva per 31 december .............. (jaartal), en

• Dat de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede de balansmutaties tot stand zijn gekomen in overeenstemming met van toepassing zijnde wettelijke regelingen.

Tevens hebben we nagegaan of de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand en het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .............. (jaartal).

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en in overeenstemming met het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .......... (jaartal) van het Ministerie van Justitie. Volgens de in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving, die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen, die het bevoegd gezag van de instelling heeft gemaakt, alsmede een algehele evaluatie van het beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening, dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening .............. (jaartal) van .............. (naam instelling) voldoet aan de hierboven omschreven eisen.

Tevens delen we mede dat het controleprotocol raden voor rechtsbijstand .............. (jaartal) is nageleefd.

Overig

Wij hebben zoals voorgeschreven in het controleprotocol raden voor rechtsbijstand 2002 een separaat rapport aan de Raad voor Rechtsbijstand uitgebracht. Er zijn door ons in dit kader geen bijzonderheden geconstateerd, die hier behoeven te worden vermeld.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 42a van de Wet op de rechtsbijstand subsidieert de Minister van Justitie de uitvoering van de wettelijke taken van de raad. De wijze van subsidiëring is nader uitgewerkt in het onderhavige Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand. In dit besluit is geregeld dat de Minister van Justitie deelsubsidies verleent voor nader te noemen taken van de raad. Voorts is geregeld welke gelden die bestemd waren voor een van de deelsubsidies konden worden toegevoegd aan de andere deelsubsidie. Het onderscheid in deelsubsidies werkte ook door in de egalisatiereserve.

Op grond van de opgedane ervaringen met de subsidieverstrekking, die hieronder uiteen worden gezet, is de bekostigingssystematiek aangepast. Het gevolg is dat het aantal deelsubsidies is teruggebracht tot twee. Dit is gebeurd in overleg met de raden. Het Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand is daarop afgestemd. Tevens zijn in dit besluit de algemene uitgangspunten van de Rekenkamer ten aanzien van de vermogensvorming door zelfstandige bestuursorganen meegenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De wijziging van artikel 1 is van technische aard. Door de gewijzigde bekostigingssystematiek behoeft er niet langer meer een onderscheid te worden gemaakt tussen de deelsubsidie voor beheerskosten en die voor programmakosten.

Toegevoegd wordt de definitie van de liquiditeitsratio. Daarop wordt in onderdeel H ingegaan.

B

Er is geen noodzaak meer om een onderscheid te maken tussen de verlening van subsidie voor beheerskosten en die voor programmakosten. In het oude recht was daartussen onderscheid gemaakt, aangezien de kosten van beheer gebudgetteerde uitvoeringskosten betreffen en de kosten van het programma afhankelijk zijn van de autonome vraag naar rechtsbijstand. Het verschillende bereik van de kosten rechtvaardigde het onderscheid. Dit onderscheid werkte ook door in de egalisatiereserve. In de praktijk is gebleken dat dit onderscheid niet langer noodzakelijk is. Aan de raden verstrekt de Minister van Justitie voor de uitoefening van deze hoofdtaken één subsidie. Op welke wijze de raden deze subsidie aanwenden is ter vrije bepaling, met dien verstande dat de raden in het jaarplan, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand van de wijze van toedeling van de gelden melding moeten maken. Dit jaarplan gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting waaruit blijkt hoe de subsidie besteed gaat worden. De Minister van Justitie moet het jaarplan goedkeuren.

In artikel 2 is uit een oogpunt van duidelijkheid de nadere specificering van de deelsubsidie voor beheers- en programmakosten gehandhaafd.

De tweede deelsubsidie betreft de subsidie voor landelijke projecten en activiteiten. Niet langer gaat het uitsluitend om automatiseringsprojecten. Ook andere landelijke taken die bij een van de raden worden ondergebracht kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Gedacht kan daarbij worden aan een subsidie met het oog op de invoering van de resultaten van het project VIValt. In dit project worden de gevolgen in kaart gebracht van de omzetting van het inkomensbegrip in de Wet op de rechtsbijstand in het fiscale inkomen.

Uit artikel 2 vloeien nog maar twee deelsubsidies voort. Enerzijds ontvangen de raden een subsidie voor de beheers- en programmakosten en anderzijds ontvangen zij een subsidie voor de kosten van landelijke projecten en activiteiten.

C

In het oude artikel 3 werd geregeld op welke wijze de raad met gelden tussen de verschillende deelsubsidies mocht schuiven en welk percentage gold voor het onttrekken van gelden uit de egalisatiereserve «beheerskosten». Deze regeling had tot doel te voorkomen dat de beheersbare uitgaven ongelimiteerd zouden kunnen worden opgehoogd met de open-einde uitgaven waardoor de gehele subsidie in feite een open-einde karakter zou krijgen. Deze vrees blijkt in de praktijk ongegrond te zijn. Daar komt bij dat de raden in hun jaarplan moeten ingaan op de besteding van de subsidie. Dit jaarplan behoeft de goedkeuring van de Minister van Justitie. Voorts dient de raad indien zij lopende het boekjaar voornemens is in belangrijke mate van het jaarplan af te wijken of belangrijke aanvullende activiteiten onderneemt hiervoor toestemming te vragen op basis van een aanvullend jaarplan. Op die wijze wordt gewaarborgd dat er geen onbedoeld open-einde effect kan optreden. Om die reden kunnen de beide deelsubsidies worden omgevormd tot één subsidie. Met het samenvoegen van de deelsubsidies beheers- en programmakosten tot één deelsubsidie is het schuiven van gelden tussen deze deelsubsidies niet meer aan de orde.

Thans is alleen geregeld dat aan de egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» gelden kunnen worden onttrokken ten behoeve van de kosten van landelijk projecten en activiteiten. Door met deze gelden te schuiven kan enige flexibiliteit worden bewerkstelligd in de bestedingsmogelijkheden.

Uit de regeling kan worden opgemaakt dat de raad geen gelden toe mag voegen aan de deelsubsidie beheers- en programmakosten vanuit de deelsubsidie landelijke projecten en activiteiten en de egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten». In de gewijzigde systematiek past niet dat gelden worden overgeheveld van de deelsubsidie landelijke projecten en activiteiten naar de deelsubsidie beheers- en programmakosten.

D

Op grond van artikel 42a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een aantal zaken op het terrein van de subsidie geregeld. In het tweede lid van artikel 6 wordt bepaald aan welke van die onderwerpen bij ministeriële regeling invulling wordt gegeven. Het betreft de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen, de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden, de eisen waaraan de begroting moet voldoen, de wijze waarop de subsidie wordt bepaald en de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen. Thans zijn de bekostigings- en de verantwoordingssystematiek in onderling overleg met de raden tot stand gekomen. Deze afspraken zullen in een ministeriële regeling worden neergelegd. Aan de eisen waaraan het financiële verslag moet voldoen op grond van het rapport «Verantwoord Gerapporteerd van de werkgroep verantwoordingsmodel, uitgebracht in november 2001, wordt reeds voldaan sinds 2001.

E

In het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst 1994 zijn regels gesteld die betrekking hebben op het realiseren van een uniform beleidskader met betrekking tot informatiebeveiliging. Aan dit besluit is de gehele rijksdienst gebonden. In het tweede lid van artikel 8 wordt bepaald dat de raden voor rechtsbijstand aan de nadere uitwerking van deze regeling door de Minister van Justitie zijn gebonden. Op dit moment is deze uitwerking neergelegd in de «Basisvoorzieningen Informatiebeveiliging Ministerie van Justitie» van 8 maart 2001, versie 1.0. Op grond van nader met de raden ter zake gemaakte afspraken dienden zij ultimo 2002 te voldoen aan voor de raden in zogenaamde afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses vastgestelde maatregelensets. Dat laat evenwel aanvullende of andere maatregelen nadien als gevolg van bijvoorbeeld wijzigingen in de bedrijfsvoering (en perceptie van risico's) onverlet.

Met het oog op het bewaken van de subsidiecyclus is in het derde lid bepaald dat de raden een bedrijfsvoeringsparagraaf opnemen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de rechtsbijstand. In deze paragraaf wordt in ieder geval ingegaan op de administratieve organisatie, de mate van betrouwbaarheid van de informatiebeveiliging, de maatregelen die zijn gericht op de voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden en de wijze waarop de kwaliteit van de bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Uit deze paragraaf blijkt de realisatie van de doelen met betrekking tot de bedrijfsvoering, die zijn opgenomen in het jaarplan.

F

In artikel 9 is bepaald dat de raad uiterlijk vier weken na afloop van de eerste vier respectievelijk acht maanden van het boekjaar een voortgangsrapportage indient. Deze rapportage heeft primair tot doel de ontwikkelingen op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand te volgen om daarop tijdig te kunnen anticiperen. Een tweejaarlijkse rapportage is in de praktijk voldoende gebleken. Het is echter wenselijk om in het geval dat blijkt dat de bedrijfsvoering of het beheer achterblijven bij daaraan redelijkerwijs te stellen eisen frequenter om overlegging van een voortgangsrapportage wordt gevraagd. Daarbij kan de Minister van Justitie nadere aanwijzingen geven met betrekking tot de inhoud van de rapportage. Bijsturing kan dan op tijd plaatsvinden. De ontwikkelingen en de bereikte resultaten kunnen intensiever worden gevolgd. De Minister van Justitie kan in ieder geval verlangen dat om de twee maanden een rapportage wordt ingediend. Een frequentere verslaglegging lijkt niet nuttig. Met instemming van de raad kan op grond van het derde lid ten gunste van de raad van deze regeling worden afgeweken.

G

In artikel 10 wordt de opbouw van de egalisatiereserve geregeld. Deze regeling is aangepast aan de nieuwe opbouw van de deelsubsidies. De raad vormt voor elk van de deelsubsidies een egalisatiereserve. Dit houdt in dat er een egalisatiereserve «beheers- en programmakosten» en een egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» is.

In het tweede lid is de omvang van de egalisatiereserve beheers- en programmakosten aan een maximum van 7,5% van de verleende subsidie gebonden. Deze maximumgrens is ontleend aan de conclusies in het rapport «Verantwoord Gerapporteerd» dat hierboven reeds is aangehaald. Daarmee is de oude bepaling, waarin het maximum werd gesteld op 10%, komen te vervallen.

In het derde lid is de maximumomvang van de egalisatiereserve «landelijke projecten en activiteiten» geregeld. Deze bepaling komt overeen met het oude vierde lid.

Indien de maximumgrens van de egalisatiereserve «beheers- en programmakosten» wordt overschreden, wordt een bedrag ter hoogte van de overschrijding in de interne boekhouding van het Ministerie van Justitie verrekend. De raden hebben vanwege de doorlopende taken die door de Minister van Justitie worden gesubsidieerd een permanente aanspraak op subsidiegelden. Verrekening via de interne boekhouding is daardoor telkens verantwoord. Ook deze bepaling sluit aan op de conclusies in het rapport «Verantwoord Gerapporteerd».

Het oude derde lid is vervallen, aangezien de egalisatiereserves van de beheerkosten en die van de programmakosten zijn samengevoegd.

H

In aanvulling op de verrekening via de interne boekhouding wordt in artikel 10a geregeld wat er gebeurt met het teveel aan liquide middelen dat de liquiditeitsratio overstijgt. Onder liquiditeitsratio wordt verstaan de verhouding tussen het totaal van de kortlopende vorderingen en liquide middelen enerzijds en het totaal van de kortlopende schulden van de raad anderzijds.

Indien de liquiditeitsnorm (in casu groter is dan 0,5) wordt overschreden betrekt de Minister van Justitie het hiermee samenhangende bedrag bij de eerstvolgende subsidieverlening.

In artikel 10b wordt bepaald dat de egalisatiereserves worden aangevuld nadat op een door de Minister van Justitie te bepalen wijze een vervangingsreserve voor materiële vaste activa is gevormd. Deze reserve dient ter waarborging van beschikbaarheid van middelen voor toekomstige vervanging van materiële vaste activa.

I

Het tweede lid van artikel 11 wordt aangevuld met de bepaling dat de raad aan de accountant het in de bijlage bij dit besluit gevoegde model oplegt volgens welke de accountant de uitslag van zijn onderzoek moet opstellen. Dit model wordt door de Minister van Justitie gebruikt in alle gevallen waarin de accountant verslag van zijn bevindingen uitbrengt. Uit een oogpunt van duidelijkheid en uniformiteit is het wenselijk dat dit model ook wordt gebruikt door de accountant die de subsidiebestedingen van de raad controleert.

J

In artikel 12 wordt een omissie hersteld. Een bedrag in guldens wordt overeenkomstig de door de overheid gestelde regels ter afronding van bedragen omgezet in euro's. De f 1 000 000,– wordt omgezet in € 450 000,–.

Artikel II en III

Op de vaststelling van de subsidie is het nieuwe recht van toepassing. Daarbij maakt het niet uit of de aanvraag om vaststelling is ingediend voor of na inwerkingtreding van dit besluit. Aangezien de nieuwe regeling met zich brengt dat de raden flexibeler met de subsidiesystematiek kunnen omgaan, is het wenselijk deze regeling onmiddellijk van toepassing te laten zijn op de aanvragen om subsidieverlening. Dit was reeds afgestemd met de raden voor rechtsbijstand, die voordeel hebben bij de nieuw opgezette bekostigingssystematiek. Om dezelfde reden werkt het besluit terug tot en met 1 januari 2003.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1999, 181.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven