Besluit van 16 juli 2003, houdende wijziging van het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 onder meer in verband met het invoeren van de mogelijkheid van wijzigingen door voorschriften van tijdelijke aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 april 2003, nr. HDJZ/SCH/2003-702, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83), op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 28 november 2002 (protocol 2002-II-21) en artikel 12a, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 22 mei 2003, No. W09.03.0147/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 juli 2003, nr. HDJZ/SCH/2003-1278, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het bij het Besluit Reglement onderzoek schepen op de Rijn 19951 behorende Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.06 komt te luiden:

Artikel 1.06 Wijzigingen door voorschriften van tijdelijke aard

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en in België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

B

Artikel 1.07 komt te luiden:

Artikel 1.07 Richtlijnen voor de Commissies van Deskundigen en de ter zake van hoofdstuk 23 bevoegde autoriteiten

  • 1. In het belang van een eenvoudige en uniforme toepassing van dit reglement kan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart richtlijnen voor de Commissies van Deskundigen vaststellen. De Commissies van Deskundigen worden van deze richtlijnen in kennis gesteld.

  • 2. In het belang van een eenvoudige en uniforme toepassing van hoofdstuk 23 kan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart richtlijnen voor de terzake van dat hoofdstuk bevoegde autoriteiten vaststellen. Deze bevoegde autoriteiten worden van deze richtlijnen in kennis gesteld.

  • 3. De Commissies van Deskundigen en de ter zake van hoofdstuk 23 bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

C

Artikel 15.02, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij de berekening van de lekstabiliteit moet rekening worden gehouden met de aard van de bouw. In het algemeen moet met een permeabiliteit van 95 % rekening worden gehouden.

    Wanneer door berekening wordt aangetoond dat de gemiddelde permeabiliteit in een bepaalde afdeling kleiner is dan 95 %, kan die berekende waarde worden aangenomen. Bij een dergelijke berekening moeten voor de permeabiliteit echter ten minste de volgende waarden worden aangehouden:

    – passagiers- en bemanningsruimten95%;
    – machinekamers (inclusief ketelruimen)85%;
    – laad-, bagage- en voorraadruimten75%;
    – dubbele bodems, brandstoftanks en andere tanks, al naar gelang deze tanks uit hoofde van hun bestemming bij het in het vlak van de grootste inzinking liggende schip als vol of leeg moeten worden aangenomen0 of 95%.

D

Artikel 23.07, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In afwijking van artikel 23.05, eerste en derde lid, is een wisseling of herhaling van exploitatiewijze slechts mogelijk met inachtneming van het tweede tot met zesde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 juli 2003

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de tweede september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A

Bij haar resolutie van 28 november 2002 (protocol 2002-II-21) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR), in navolging van artikel 1.22 van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en artikel 1.06 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (hierna te noemen: ROSR), aan een aantal andere voorschriften een bepaling toegevoegd op grond waarvan ook deze voorschriften door middel van een zogenaamde tijdelijke wijziging kunnen worden aangepast. Dit betreft de Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor radarinstallaties voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor bochtaanwijzers voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van radarinstallaties en bochtaanwijzers voor de Rijnvaart (alle voor de Rijn in Nederland van kracht verklaard bij het Besluit radar- en bochtaanwijzerapparatuur Rijnvaart 1989), de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart (voor de Rijn in Nederland van kracht verklaard ingevolge het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990), het Reglement Rijnpatenten 1998 en het Reglement radarpatenten.

De CCR heeft ten aanzien van de onderhavige voorschriften geconstateerd dat hiervoor eveneens de behoefte bestaat aan een vereenvoudigde procedure voor het invoeren van wijzigingen, die dermate urgent zijn dat niet kan worden gewacht op de totstandkoming van de desbetreffende nationale reglementen of de wijzigingen daarvan volgens de in elk der Rijnoeverstaten en in België daarvoor geldende procedure. Hetzelfde geldt voor voorschriften die het karakter van een proef hebben en waarvoor de noodzaak tot het definitief opnemen in de voorschriften nog niet is vastgesteld. Door de nieuwe bepaling kan in elk van genoemde staten worden volstaan met een afkondiging van de resolutie bij een bekendmaking van de nationale bevoegde autoriteit.

Hierbij heeft de CCR tevens overwogen dat artikel 1.06 van het ROSR aanpassing behoeft en op dezelfde wijze geredigeerd dient te worden als de bedoelde andere nieuwe bepalingen. In deze redactie komt duidelijker naar voren dat de vaststelling van tijdelijke wijzigingen in het kader van het overleg in CCR verband dient te geschieden. Ook wordt duidelijk tot uitdrukking gebracht dat de afkondiging in de landen door de nationale bevoegde autoriteit dient te geschieden.

Onderdeel B

Artikel 1.07 regelt het geven van richtlijnen aan de Commissies van Deskundigen bij het uitvoeren van het ROSR. Voor de uitvoering van hoofdstuk 23 is geconstateerd dat voor de verschillende taken die hierin zijn gedelegeerd aan de nationale bevoegde autoriteit eveneens richtlijnen nodig zijn. De bevoegdheid tot het vaststellen hiervan en de verplichting voor de betrokken bevoegde autoriteiten om deze richtlijnen op te volgen wordt thans eveneens in dit artikel geregeld.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 15.02, derde lid, betreft een correctie van de Nederlandse tekst. Hierin werd gesproken van «olietanks», terwijl het begrip «brandstoftanks» had moeten worden gebruikt. Door middel van een tijdelijke wijziging was hierin reeds voorzien. Door middel van de onderhavige wijziging is deze correctie definitief.

Onderdeel D

Artikel 23.07 regelt de wisseling of herhaling van exploitatiewijze. Bij een wisseling of herhaling van een exploitatiewijze zal de maximale vaartijd van het schip binnen een periode van 24 uur over het algemeen afwijken van de maximale vaart van het schip zoals genoemd in artikel 23.05, eerste lid. Om dezelfde reden zal de tijd gedurende welke de vaart van het schip moet worden onderbroken, over het algemeen afwijken van de in artikel 23.05, derde lid, genoemde waarde. Om die reden dient in artikel 23.07, eerste lid, te worden aangegeven dat niet alleen van 23.05, eerste lid, maar ook van 23.05, derde lid, dient te kunnen worden afgeweken.

Administratieve lasten

Een toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven wordt als gevolg van deze aanpassingen niet verwacht. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft medegedeeld, dat het onderhavige dossier niet geselecteerd zal worden voor een zg. Actaltoets.

Artikel II

De CCR heeft bepaald, dat de wijziging in de nationale regelgeving naar aanleiding van het desbetreffende protocol met ingang van 1 januari 2004 in werking moet treden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Stb. 1996, 127, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 mei 2003, Stb. 236.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven