Besluit van 16 juli 2003, houdende wijziging van het Besluit Reglement radarpatenten onder meer in verband met het invoeren van de mogelijkheid van wijziging door voorschriften van tijdelijke aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 maart 2003, nr. HDJZ/SCH/2003-451, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83), op de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 31 mei 2002 (protocol 2002-I-36) en van 28 november 2002 (protocol 2002-II-25) en op artikel 26a, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 22 mei 2003, nr. W09.03.0094/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 juli 2003, nr. HDJZ/SCH/2003-1281, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement radarpatenten, dat is opgenomen als bijlage bij het Besluit Reglement radarpatenten,1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.02, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Degene die op radar wil varen moet, naast het voor het te bevaren riviergedeelte benodigde schipperspatent, in het bezit zijn van een in overeenstemming met dit reglement afgegeven radarpatent of een ander door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart erkend diploma. De criteria voor de erkenning worden in een richtlijn als bedoeld in artikel 1.03 vastgelegd.

B

Na artikel 1.03 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1.04 Wijziging door voorschriften van tijdelijke aard

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en in België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2004.

  • 2. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 april 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 juli 2003

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de tweede september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A

Bij haar resolutie van 31 mei 2002 (protocol 2002-I-36) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) artikel 1.02, eerste lid, van het Reglement radarpatenten in die zin aangepast dat het mogelijk is gemaakt om op de Rijn op radar te varen met een ander diploma dan het radarpatent voor de Rijn, indien dit andere diploma door de CCR is erkend. De criteria voor een erkenning zullen door de CCR nog in een richtlijn worden vastgelegd.

Onderdeel B

Bij haar resolutie van 28 november 2002 (protocol 2002-II-25) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) aan het Reglement radarpatenten een bepaling toegevoegd op grond waarvan deze voorschriften door middel van een zogenaamde tijdelijke wijziging kunnen worden aangepast. Evenals dit het geval is voor het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (art. 1.22) en het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (art. 1.06) is ten aanzien van de onderhavige voorschriften geconstateerd dat hiervoor de behoefte bestaat aan een vereenvoudigde procedure voor het invoeren van wijzigingen, die dermate urgent zijn dat niet kan worden gewacht op de totstandkoming van de desbetreffende nationale reglementen of de wijzigingen daarvan volgens de in elk der Rijnoeverstaten en België daarvoor geldende procedure. Hetzelfde geldt voor voorschriften die het karakter van een proef hebben en waarvoor de noodzaak tot het definitief opnemen in de voorschriften nog niet is vastgesteld.

Door de nieuwe bepaling kan in elk van de staten worden volstaan met een afkondiging van de resolutie bij een bekendmaking van de nationale bevoegde autoriteit. In de afkondiging wordt aangegeven vanaf welk tijdstip en voor welke periode de voorschriften gelden.

Overeenkomstige bepalingen worden eveneens toegevoegd aan de Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor radarinstallaties voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de minimum eisen en de keuringsvoorwaarden voor bochtaanwijzers voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van radarinstallaties en bochtaanwijzers voor de Rijnvaart, de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart (Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990) en het Reglement Rijnpatenten 1998.

Administratieve lasten

Een toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven wordt als gevolg van deze aanpassingen niet verwacht. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft medegedeeld, dat het onderhavige dossier niet geselecteerd zal worden voor een zg. Actaltoets.

Artikel II

De CCR heeft bepaald, dat de wijziging in de nationale regelgeving naar aanleiding van de desbetreffende protocollen met ingang van 1 april 2003 in werking moet treden waar het artikel I, onderdeel A, betreft, en op 1 januari 2004 in werking moet treden waar het artikel I, onderdeel B, betreft.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Stb. 1999, 538.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven