Besluit van 11 augustus 2003, houdende regels omtrent het gebruik van persoonsgebonden nummers in het voortgezet onderwijs (Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 28 april 2003, WJZ/2003/9996 (2590), gedaan mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 103d, derde lid, en 103e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 10 juli 2003, nr. W05.03.0161/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 4 augustus 2003, nr. WJZ/2003/36772 (2590), uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voorzover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;

c. IB-Groep: de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

d. wet: de Wet op het voortgezet onderwijs;

e. basisregister onderwijs: het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

f. persoonsgebonden nummer: het persoonsgebonden nummer, bedoeld in artikel 1 van de wet.

Artikel 2. Reikwijdte

Dit besluit is van toepassing op de gegevens van leerlingen die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een uit de openbare kas bekostigde school als bedoeld in de wet.

§ 2. Verstrekking van gegevens door IB-Groep aan minister en inspectie

Artikel 3. Inhoud en samenstelling

  • 1. De IB-Groep verstrekt uit het basisregister onderwijs voor iedere school afzonderlijk aan Onze Minister en de inspectie de gegevens, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, onderdelen c en g, van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank, met uitzondering van de persoonsgebonden nummers, de geslachtsnamen, de voornamen en de geboortedata van de leerlingen en voormalige leerlingen.

  • 2. Bij de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, vervangt de IB-Groep het persoonsgebonden nummer voor Onze Minister en de inspectie elk afzonderlijk door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de leerlingen en de voormalige leerlingen niet geïdentificeerd of identificeerbaar zijn, en vervangt zij de geboortedatum

    a. voor de levering aan Onze Minister door de leeftijd van de leerling op de voor de bekostiging van belang zijnde peildata en

    b. voor de levering aan de inspectie door de leeftijd van de leerling op de eerste dag van elk kwartaal.

Artikel 4. Wijze van verstrekking

  • 1. De IB-Groep verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 3, langs elektronische weg.

  • 2. De gegevens worden gespecificeerd overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 103b, derde lid, eerste volzin, van de wet.

Artikel 5. Tijdstippen van verstrekking

  • 1. De IB-Groep verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 3, aan Onze Minister en aan de inspectie op de volgende tijdstippen:

    a. op 15 november, 29 november, 13 december en 4 januari van ieder schooljaar de voorlopige gegevens van de scholen naar de stand van zaken op 1 oktober van het desbetreffende schooljaar en op 15 november van ieder schooljaar de gegevens omtrent de examens en de voorlopige gegevens omtrent de in- en uitschrijvingen gedurende één jaar, voorafgaand aan de genoemde datum van 1 oktober;

    b. op 21 juli van ieder schooljaar de gegevens van de scholen na accountantscontrole naar de stand van zaken op 1 oktober van het desbetreffende schooljaar, alsmede de gegevens omtrent de examens en de gegevens na accountantscontrole omtrent de in- en uitschrijvingen gedurende één jaar, voorafgaand aan de genoemde datum van 1 oktober.

  • 2. Onze Minister kan de IB-Groep toestemming verlenen de gegevens, bedoeld in het eerste lid, op een later, door Onze Minister vast te stellen tijdstip te verstrekken, voor zover de gegevens nog niet beschikbaar zijn.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, verstrekt de IB-Groep de gegevens omtrent de examens aan de inspectie, onmiddellijk nadat de IB-Groep deze gegevens in het basisregister onderwijs heeft opgenomen.

Artikel 6. Verstrekking t.b.v. onderzoek door inspectie

De artikelen 3 en 5 zijn niet van toepassing op de verstrekking van gegevens op verzoek van de inspectie ten behoeve van een onderzoek door de inspectie als bedoeld in artikel 103c, derde lid, van de wet.

§ 3. Toegang minister tot basisregister onderwijs

Artikel 7. Gegevens die de minister kan raadplegen

Ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school als bedoeld in de wet kan Onze Minister de volgende in het basisregister onderwijs opgenomen gegevens van een leerling of voormalige leerling van de school raadplegen:

a. het persoonsgebonden nummer;

b. de geboortedatum en het geboorteland;

c. het geboorteland van de moeder en het geboorteland van de vader;

d. de gegevens over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland;

e. de datum van in- of uitschrijving;

f. de soort onderwijs;

g. de leerweg, de sector, de afdeling of het profiel;

h. het behaalde diploma;

i. de aanduiding van de minderheidsgroep en de verblijfsduur in Nederland; en

j. het registratienummer van de school dan wel scholengemeenschap of, indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan.

Artikel 8. Wijze van raadpleging

  • 1. De raadpleging van gegevens, bedoeld in artikel 7, geschiedt langs elektronische weg.

  • 2. De gegevens, bedoeld in artikel 7, onderdelen e tot en met j, worden gespecificeerd overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 103b, derde lid, eerste volzin, van de wet.

Artikel 9. Voorwaarden voor raadpleging

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 7, worden uitsluitend geraadpleegd door de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren van het agentschap Centrale financiën instellingen dan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, door de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 2. Onze Minister kan uitsluitend raadplegen:

    a. de gegevens van een leerling of voormalige leerling van wie het bevoegd gezag op grond van artikel 103b, vierde lid, van de wet het persoonsgebonden nummer aan Onze Minister heeft verstrekt ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van de school;

    b. de gegevens van een leerling of voormalige leerling, voorzover Onze Minister dit noodzakelijk acht naar aanleiding van een melding van de IB-Groep of de inspectie als bedoeld in artikel 103c, derde lid, van de wet; en

    c. de gegevens van een leerling of voormalige leerling, voorzover Onze Minister het noodzakelijk acht deze gegevens op grond van artikel 103e, derde lid, van de wet ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van de school te gebruiken in het verkeer met die school.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 7, worden door Onze Minister na raadpleging uitsluitend verder verwerkt, voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de bekostiging van de school waaraan de desbetreffende leerling is ingeschreven of ingeschreven is geweest, daaronder begrepen de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. De gegevens worden door Onze Minister vernietigd zodra zij voor de vaststelling van de bekostiging van de betrokken school niet langer noodzakelijk zijn.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10. Eerste verstrekking van gegevens door de IB-Groep

  • 1. De reguliere verstrekking van gegevens door de IB-Groep aan Onze Minister en de inspectie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, geschiedt voor de eerste maal op 15 november 2003, onderscheidenlijk 21 juli 2004.

  • 2. In de periode tot en met 14 november 2003 verstrekt de IB-Groep ten behoeve van een goede invoering van dit besluit op verzoek van Onze Minister op een of meer door Onze Minister te bepalen tijdstippen de voorlopige gegevens van de scholen, onderscheidenlijk de gegevens van de scholen na accountantscontrole, naar de stand van zaken op 1 oktober 2002. De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 augustus 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de tweede september 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van de artikelen 103d, derde lid, en 103e, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Deze artikelen zijn opgenomen in de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681).

Krachtens artikel 103d, derde lid, WVO, waarop de artikelen 3 tot en met 6 van dit besluit zijn gebaseerd, moeten bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent het verstrekken van leerlinggegevens uit het basisregister onderwijs door de IB-Groep aan:

a. de minister, voorzover het gaat om de gegevens die de minister nodig heeft voor de bekostiging van scholen en de begrotings- en beleidsvoorbereiding; en

b. de inspectie, voorzover het gaat om gegevens die de inspectie nodig heeft voor het toezicht op het voortgezet onderwijs.

De artikelen 7 tot en met 9 van dit besluit zijn gebaseerd op artikel 103e, tweede lid, WVO. Krachtens het eerste lid van dat artikel is de minister bevoegd het basisregister onderwijs te raadplegen ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een (individuele) school. Krachtens het tweede lid wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald welke gegevens de minister kan raadplegen tezamen met het persoonsgebonden nummer van een leerling. Voorts wordt bepaald op welke wijze en onder welke voorwaarden de minister het basisregister onderwijs kan raadplegen.

Het ontwerp-besluit is aangepast naar aanleiding van het advies van het College bescherming persoonsgegevens.

Deze nota van toelichting is opgesteld mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De bepalingen omtrent het gebruik van het persoonsgebonden nummer in de WVO hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Op het niet-bekostigde onderwijs zijn zij niet van toepassing. In lijn hiermee wordt – om ieder mogelijk misverstand uit te sluiten – in artikel 2 vastgelegd dat het onderhavige besluit uitsluitend betrekking heeft op gegevens van leerlingen die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest op een bekostigde school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de WVO.

Overigens kan krachtens artikel XIX van de wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 288) bij ministeriële regeling met betrekking tot in die regeling aangewezen scholen voor praktijkonderwijs worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens onder meer de artikelen 103b tot en met 103f WVO. Indien een dergelijke regeling tot stand komt en voor zover daarin wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 103d, derde lid, en 103e, tweede lid, WVO, zal het onderhavige besluit derhalve niet van toepassing zijn op de in de regeling aangewezen scholen voor praktijkonderwijs. Dit vloeit alsdan rechtstreeks voort uit artikel XIX van genoemde wet.

Artikel 3

In artikel 3 wordt bepaald dat de gegevens voor iedere school afzonderlijk worden verstrekt. Verstrekking op het niveau van nevenvestiging is niet nodig. De gebruikte coderingen maken duidelijk in welke gevallen het om een nevenvestiging gaat.

Een aantal gegevens uit het basisregister onderwijs wordt uitgesloten van verstrekking, te weten: het persoonsgebonden nummer, de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum. Het persoonsgebonden nummer wordt vervangen door een ander nummer of een code (voor de levering aan de minister en die aan de inspectie wordt een verschillend nummer of code geleverd), terwijl de geboortedatum wordt vervangen door de leeftijd op een aantal relevante peildata. Relevantie wordt bepaald door artikel 103d, eerste en tweede lid, WVO. Voor toezicht door de inspectie is relevant de leeftijd op de eerste dag van elk kwartaal; ten eerste bij de bepaling van het onderwijsrendement als onderdeel van de onderwijskwaliteit; ten tweede bij het toezicht op bepalingen in de onderwijswetgeving waarbij leeftijd op een bepaald moment een rol speelt. Bij de bepaling van onderwijsrendement is een relatief nauwkeurige leeftijdsbepaling van belang. Mede als gevolg van de instroom van migranten neemt de spreiding in leeftijd binnen leerjaren toe. Deze spreiding is een voorbeeld van een relevante conditie die de inspectie met een relatief grote mate van nauwkeurigheid bij de beoordeling van het rendement in beschouwing moet kunnen nemen. Een ander voorbeeld is het mogelijke verschil, vooral in de eerste leerjaren, in onderwijsprestatie tussen «vroege» en «late» leerlingen. Dergelijke condities kunnen onder meer een rol spelen bij de rendementsberekeningen ten behoeve van de Kwaliteitskaart VO. Ook bij het toezicht op bepalingen in de onderwijswetgeving waarbij leeftijd op een bepaald moment een rol speelt, is een relatief nauwkeurige leeftijdsbepaling van belang. Voorbeelden van dergelijke bepalingen zijn de artikelen 27, derde lid, en 28, eerste lid, van de WVO en artikel 7 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. De inspectie zal de leeftijd op de eerste dag van elk kwartaal gebruiken om op macroniveau afwijkingen van dergelijke bepalingen te signaleren. Hiermee wordt voldaan aan het voorschrift van artikel 103d, derde lid, WVO, dat de gegevens op een zodanige wijze moeten worden verstrekt, dat de leerlingen niet geïdentificeerd of identificeerbaar zijn. Een consequentie hiervan is dat de gegevens die de IB-Groep conform artikel 3 aan de minister en de inspectie verstrekt, geen persoonsgegevens in de zin van de Wbp zijn. Op de (verdere) verwerking van deze gegevens door de minister en de inspectie is de Wbp dus niet van toepassing.

Artikel 4

De gegevens worden ingevolge artikel 4 langs elektronische weg verstrekt. De minister en de inspectie bepalen in overeenstemming met de IB-Groep aan welke voorwaarden deze elektronische verstrekking dient te voldoen.

De gegevens worden gespecificeerd overeenkomstig de ministeriële regeling op grond van artikel 103b, derde lid, WVO.

Artikel 5

De verstrekkingsdata zijn opgenomen in artikel 5. Het kan voorkomen dat op bijvoorbeeld 15 november of 21 juli de gegevens nog niet voor alle scholen beschikbaar zijn. In dat geval kan de minister de IB-Groep toestemming geven de ontbrekende gegevens op een later, door de minister vast te stellen tijdstip te verstrekken.

Voor de verstrekking van de examengegevens aan de inspectie geldt daarnaast nog een andere regeling. De examengegevens moeten onmiddellijk nadat de IB-Groep deze heeft opgenomen in het basisregister onderwijs, aan de inspectie worden verstrekt. De afzonderlijke verstrekking van de examengegevens door de directeur, respectievelijk het bevoegd gezag, aan de inspectie, zoals geregeld in de artikelen 38 en 56 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., kan hiermee te zijner tijd vervallen. Een daartoe strekkende wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. zal afzonderlijk in procedure worden gebracht. De administratieve last voor de scholen zal hierdoor worden verlicht.

Artikel 6

Indien op grond van artikel 103c, derde lid, de inspectie een onderzoek instelt naar vermeend onrechtmatig handelen door een bevoegd gezag, heeft zij uiteraard wel tot op de persoon herleidbare leerlinggegevens nodig. De artikelen 3 en 5 zijn dan ook niet van toepassing op de verstrekking aan de inspectie in het kader van bedoeld onderzoek. De Wbp is op deze verstrekking uiteraard wél van toepassing: het gaat immers om gegevens betreffende geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen (persoonsgegevens).

Artikel 7

De leerlinggegevens die de minister ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school tezamen met het persoonsgebonden nummer mag raadplegen, worden limitatief opgesomd in artikel 7. Tot de andere in het basisregister onderwijs opgenomen leerlinggegevens heeft de minister derhalve geen toegang.

Artikel 8

Zie de toelichting op artikel 4.

Artikel 9

De bevoegdheid tot raadpleging van het basisregister onderwijs kent een strikte doelbeperking: zij mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school (artikel 103e, eerste lid, WVO). De minister mag de aldus verkregen gegevens eveneens uitsluitend voor dit doel gebruiken in het verkeer met de desbetreffende school (artikel 103e, derde lid, WVO). Artikel 9 sluit hierbij aan.

Krachtens het eerste lid zijn tot raadpleging uitsluitend bevoegd de daartoe door de minister aangewezen ambtenaren van het agentschap Cfi respectievelijk van het Ministerie van LNV. Voor wat betreft het Ministerie van LNV zullen uitsluitend ambtenaren, belast met de bekostiging van het landbouwonderwijs, worden aangewezen. Beleidsambtenaren zullen geen toegang krijgen tot het basisregister onderwijs.

Van de raadpleegbevoegdheid zal met name gebruik worden gemaakt, indien tussen de school en de minister verschil van mening bestaat over de juistheid of volledigheid van de gegevens. In dat geval kan het bevoegd gezag zich tot de minister wenden onder opgave van de desbetreffende persoonsgebonden nummers en andere gegevens (artikel 103b, vierde lid, WVO). De keerzijde hiervan wordt geregeld in artikel 9, tweede lid, onder a: indien het bevoegd gezag op grond van artikel 103b, vierde lid, WVO aan de minister het persoonsgebonden nummer van een leerling heeft verstrekt, mag de minister dit nummer en de daaraan gerelateerde leerlinggegevens in het basisregister onderwijs raadplegen.

Het is ook mogelijk dat de IB-Groep naar aanleiding van de toetsing van de door het bevoegd gezag verstrekte leerlinggegevens redenen heeft om aan te nemen dat het bevoegd gezag in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften. In dat geval meldt de IB-Groep dit aan de minister, die vervolgens een onderzoek door de inspectie kan gelasten. De inspectie meldt de uitkomst van dit onderzoek aan de minister (en aan de IB-Groep). Deze procedure is geregeld in artikel 103c, derde lid, WVO. Uiteraard moet de minister in voorkomende gevallen het basisregister onderwijs kunnen raadplegen. Dit wordt geregeld in artikel 9, tweede lid, onder b.

Tot slot is het mogelijk dat bij de minister zelf vragen opkomen over de gegevens van een school zoals hij die van de IB-Groep heeft ontvangen. Ook in die gevallen mag hij krachtens artikel 9, tweede lid, onder c, het basisregister onderwijs raadplegen. Ook dan mag hij de aldus verkregen gegevens gebruiken in het verkeer met de desbetreffende school (artikel 103e, derde lid).

In artikel 9 worden – als voorwaarde waaronder de minister het basisregister onderwijs mag raadplegen – beperkingen gesteld aan de verdere verwerking van de door middel van de raadpleging verkregen gegevens. In de eerste plaats is ook hier weer sprake van een strikte doelbinding: verdere verwerking is slechts toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de bekostiging van de school waaraan de desbetreffende leerling is ingeschreven of ingeschreven is geweest (daaronder is begrepen de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften) en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Verdere verwerking ten behoeve van beleids- of begrotingsinformatie is derhalve verboden. In de tweede plaats moeten de gegevens door de minister worden vernietigd zodra zij voor de vaststelling van de bekostiging van de betrokken school niet langer noodzakelijk zijn. In het algemeen zal dat zijn op het tijdstip waarop de vaststelling van de bekostiging onherroepelijk is geworden. De vernietiging van de gegevens heeft uiteraard geen betrekking op de gegevens in het basisregister onderwijs.

Artikel 10

De eerste reguliere verstrekking van gegevens aan de minister en de inspectie geschiedt op 15 november 2003, naar de stand van zaken op 1 oktober 2003.

De gegevens die de minister in de periode van «het schaduwdraaien» ontvangt naar de stand van zaken op 1 oktober 2002 zullen worden vergeleken met de gegevens die de scholen aan de hand van telformulieren (per 1 oktober 2002) opgeven. Op deze wijze kunnen eventuele onregelmatigheden in de systematiek van de nieuwe wijze van gegevensverstrekking (door middel van het basisregister onderwijs) worden opgespoord en kunnen zo nodig nog aanpassingen in het systeem worden aangebracht. De gegevens uit het basisregister onderwijs worden in deze periode nog niet voor de bekostiging gebruikt.

Krachtens artikel 4, tweede lid, worden de gegevens gespecificeerd overeenkomstig de Tijdelijke regeling gegevenslevering in verband met schaduwdraaien onderwijsnummer (VO) 2003 (Uitleg OCenW-regelingen 2002, nr. 31).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven