Besluit van 5 juni 2003 tot wijziging van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing (laten vervallen van het onderscheid tussen kleine en grote projecten, opheffing Commissie innovatie stedelijke vernieuwing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 februari 2003, nr. MJZ2003008853, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 19 van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 18 april 2003, nr. W08.03.0059/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 mei 2003, nr. MJZ 2003047826, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:

a. vervallen de onderdelen e, f en h en

b. wordt onderdeel g geletterd e, onder vervanging van «en» aan het slot van dat onderdeel door een punt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «, en».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. een subsidie die bijdraagt in de noodzakelijke rechtstreeks aan de uitvoering van een project toe te rekenen kosten.

3. Onderdeel c vervalt.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt «onder c» vervangen door: onder b.

D

Artikel 5, tweede en derde lid, worden vervangen door één lid, luidende:

  • 2. Het plafond voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder b, bedraagt voor het jaar 2003 € 37,204 miljoen en voor het jaar 2004 € 33,309 miljoen.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d vervalt subonderdeel 2° onder vernummering van de subonderdelen 3° en 4° tot 2° en 3°.

2. In onderdeel d, subonderdeel 2° (nieuw), wordt «onder c» vervangen door: onder b.

3. In onderdeel d, subonderdeel 3° (nieuw) vervalt: of c.

4. In onderdeel f vervalt: , dan wel aan een project,.

F

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden: Hoofdstuk 3. De verlening van de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder a.

G

Paragraaf 3.1 vervalt.

H

De paragraafaanduiding 3.2 en het opschrift vervallen.

I

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

De subsidie, bedoeld in artikel 3, onder a, wordt, voorzover van toepassing namens de partijen die samenwerken aan de idee- en planvorming voor een project, aangevraagd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

J

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «1 april» vervangen door: 1 mei.

2. Het derde tot en met vijfde lid vervallen.

K

De artikelen 23 tot en met 26 vervallen.

L

In artikel 27 vervalt «en gelet op het advies van de commissie» en wordt «de subsidies, bedoeld in artikel 3, onder a of b» vervangen door: de subsidie, bedoeld in artikel 3, onder a.

M

In artikel 28, eerste lid, vervallen «of b», «, dan wel het project,» en «gelet op het advies van de commissie en».

N

In het opschrift van hoofdstuk 4 wordt «onder c» vervangen door: onder b.

O

In artikel 29 wordt «onder c» vervangen door «onder b» en wordt na «gemeente» ingevoegd: , genoemd in artikel 2 van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing.

P

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «1 april» vervangen door: 1 mei.

2. In het vierde lid wordt «ten derde» vervangen door «ten tweede» en wordt «ten vierde» vervangen door: ten derde.

Q

In artikel 33, tweede lid, wordt «1 augustus» vervangen door: 1 september.

R

In artikel 35, tweede lid, wordt «1 oktober» vervangen door «1 december», wordt «onder c» vervangen door «onder b» en wordt na «meewerkt» ingevoegd: of heeft meegewerkt.

S

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

De beschikking ingevolge artikel 35, eerste of tweede lid, of 38, tweede volzin, vermeldt in ieder geval de verplichtingen die aan de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3, onder b, zijn verbonden.

T

In artikel 38 wordt «onder c» vervangen door: onder b.

U

In artikel 41, tweede lid, wordt «onder c» vervangen door: onder b.

V

In artikel 45, derde lid, vervalt: of c.

ARTIKEL II

De aanvragen voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing, ingediend voor inwerkingtreding van dit besluit, worden afgehandeld op basis van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 juni 2003

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zesentwintigste juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met de inwerkingtreding van dit besluit is een aantal wijzigingen doorgevoerd in de structuur van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing. Het onderscheid tussen projecten waarvan de totale kosten maximaal € 7 miljoen bedragen (de zogenoemde kleine projecten) en projecten waarvan de totale kosten meer dan € 7 miljoen bedragen (de zogenoemde grote projecten) is vervallen. Subsidieaanvragen in de nieuwe categorie projecten kunnen alleen nog worden ingediend door de rechtstreekse gemeenten, aangewezen in het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing.

Tot slot is de verplichte advisering door de Commissie innovatie stedelijke vernieuwing geschrapt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, G, H, K, L en M

Deze wijzigingen houden nagenoeg alle verband met het schrappen van de verplichte advisering door de Commissie innovatie stedelijke vernieuwing. De reden om daartoe over te gaan is dat meer directe sturing van de zijde van het Rijk op de selectie van te honoreren projecten wenselijk wordt geacht.

Dit betekent niet dat in het vervolg geheel wordt afgezien van de inschakeling van externe deskundigen. Via de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting worden zij in ieder geval ingeschakeld om bij de selectie van projecten advies te geven. Hun oordeel zal van groot belang blijven. Het is denkbaar dat de leden van de commissie, als zij dat wensen, daarbij een rol blijven spelen.

Onderdeel h van artikel 1 van het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing is om wetstechnische redenen vervallen (onderdeel A).

Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F, I, J, onder 2, N, O, P, onder 2, R (gedeeltelijk), T, U en V

Het onderscheid tussen kleine projecten en grote projecten is vervallen. Dit onderscheid bleek in de praktijk weinig onderscheidend te zijn. De ingediende grote projecten verenigden vaak meerdere innovatieve elementen in zich, waarmee deze projecten feitelijk een bundeling van enkele kleine projecten waren.

De (nieuwe) categorie projecten worden beoordeeld op dezelfde wijze als voorheen de grote projecten (artikel 3, onder c (oud)) werden beoordeeld. Dat betekent een beoordeling door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in twee ronden. Op basis van de eerste voorlopige rangorde wordt aanvragers gevraagd om hun voorstel nader uit te werken, waarna de Minister een definitieve rangorde vaststelt. Op basis van die rangorde worden subsidies verleend totdat het subsidieplafond bereikt is.

Het vervallen van het genoemde onderscheid zal ook tot aanpassingen in de bijlagen bij het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing leiden. Dit zal bij ministeriële regeling geschieden. Artikel 49 van genoemd besluit opent die mogelijkheid.

Artikel I, onderdelen J, onder 1, P, onder 1, Q, R (gedeeltelijk) en S

De datum waarop de aanvragen moeten zijn ingediend is verschoven van 1 april naar 1 mei. De reden hiervoor is dat de aanvragers hierdoor meer tijd krijgen om een aanvraag in te dienen. Bovendien is besloten om de aanvragers iets meer tijd te geven om hun voorstel verder uit te werken. Als gevolg hiervan is een aantal andere data ook opgeschoven. Hierdoor kwam de datum waarvoor het concept-uitvoeringsprotocol diende te worden opgesteld samen te vallen met de datum van opstelling van het definitieve uitvoeringsprotocol. Een concept-uitvoeringsprotocol is hierdoor overbodig geworden en geschrapt.

Artikel I, onderdeel O

Subsidieaanvragen voor de categorie projecten kunnen worden ingediend door de rechtstreekse gemeenten, aangewezen in het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing. In deze gemeenten concentreren zich de problemen in de stedelijke vernieuwing en gezien de beperktere middelen is er voor gekozen om de inzet van die middelen te beperken tot de gemeenten die er het meeste baat bij hebben. Deze beperking heeft tot gevolg dat de overige gemeenten en andere rechtspersonen zonder winstoogmerk niet langer een dergelijke aanvraag kunnen indienen. Wel kunnen deze aanvragers een aanvraag indienen voor een bijdrage in de categorie idee- en planvorming. Daarnaast kunnen zij hun voordeel blijven doen met de kennis en ervaring die de rechtstreekse gemeenten opdoen met de uitvoeringsprojecten. Deze kennis en ervaring wordt breed verspreid met behulp van het aan het InnovatieProgramma Stedelijke Vernieuwing verbonden kennis- en leerprogramma.

Omdat de gemeente ingevolge de Wet stedelijke vernieuwing de regie voert over de stedelijke vernieuwing binnen haar grenzen, is er voor gekozen om de regie met betrekking tot de (nieuwe) categorie projecten bij de gemeente te houden – gelijk dat voorheen voor de grote projecten gold.

Artikel II

De doelgroep is in december 2002 op de hoogte gebracht van de voorgenomen wijzigingen in het Besluit bevordering innovatieve ontwikkelingen stedelijke vernieuwing. Ten gevolge hiervan blijken de gemeenten, die niet aangewezen zijn bij het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, en andere rechtspersonen zonder winstoogmerk, te hebben afgezien van het indienen van aanvragen voor subsidie voor de categorie projecten. De aanvragers hebben de indieningstermijn van 1 mei aangehouden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

H. G. J. Kamp


XNoot
1

Stb. 2001, 471, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 februari 2003, Stb. 88.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 2003, nr. 128.

Naar boven