Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2003, 256 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2003, 256 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bijzondere wettelijke voorzieningen tot stand te brengen ten behoeve van het zo spoedig mogelijk vergroten van de capaciteit van een aantal hoofdwegen door middel van een betere benutting en verbreding van die wegen teneinde filevorming tegen te gaan;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
b. wegaanpassingsbesluit: het besluit, bedoeld in artikel 4.
1. Deze wet is van toepassing op de wegaanpassingsprojecten, opgenomen in de bij deze wet behorende bijlage.
2. De in het eerste lid genoemde bijlage kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur. Een zodanige algemene maatregel van bestuur kan slechts betrekking hebben op de in de bijlage omschreven aard van het project, de wijziging van het aantal rijstroken en de kilometrering.
3. Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de Staten-Generaal.
Ten aanzien van de in de bijlage genoemde wegaanpassingsprojecten is de Tracéwet niet van toepassing.
1. Het wegaanpassingsbesluit bevat ten minste:
a. een beschrijving van het betrokken wegaanpassingsproject, waaronder begrepen de te realiseren rijstroken, en van de wijze waarop het zal worden uitgevoerd;
b. een beschrijving van de gevolgen van het wegaanpassingsproject voor de daarbij betrokken belangen en van de wijze waarop met die belangen rekening is gehouden;
c. de aanduiding op een of meer topografische of geografische kaarten van het verloop en de geografische omvang van het wegaanpassingsproject;
d. hetgeen nodig is ter uitvoering van ter zake van belang zijnde richtlijnen van de Europese Unie;
e. voor zover het betreft de in de bijlage, onder B, opgenomen wegaanpassingsprojecten voor het desbetreffende wegvak een verlaging van de maximum-snelheid van de motorvoertuigen gedurende de periode van openstelling van de extra rijstrook, waarvan de mate en de duur van de verlaging worden bepaald door de ernst van de belasting met betrekking tot geluidhinder en luchtkwaliteit.
2. Het wegaanpassingsbesluit bevat, voor zover van toepassing, voorts:
a. een beschrijving van maatregelen van landschappelijke, landbouwkundige en ecologische aard;
b. een beschrijving van de werken of bouwwerken die, zonder deel uit te maken van het profiel van een weg, met die weg zijn verbonden en dienen voor de instandhouding dan wel het veilig en doelmatig gebruik daarvan;
c. een opgave van de kabels en leidingen die moeten worden verwijderd voor de uitvoering van het besluit, alsmede, voor zover het betreft waterstaatswerken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de plaats waar zodanige kabels en leidingen zullen worden gelegd;
d. een beschrijving op welke wijze de inpassing van de aan te passen weg in de omgeving zal geschieden, en waar dit in redelijkheid niet kan worden verlangd, welke compenserende maatregelen zullen worden getroffen.
3. Ter voldoening aan het eerste lid, onder c, wordt gebruik gemaakt van een of meer detailkaarten met een schaal van ten minste 1:2500 en van een of meer overzichtskaarten met een schaal van 1:20 000.
1. Voor de toepassing van deze wet zijn ten aanzien van de in de bijlage, onder A, opgenomen wegaanpassingsprojecten afdeling 2A van hoofdstuk VI en artikel 111a van de Wet geluidhinder van overeenkomstige toepassing.
2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde wegaanpassingsprojecten bevat het wegaanpassingsbesluit:
a. de resultaten van het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 87d, tweede lid, van de Wet geluidhinder;
b. de beslissing tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones ingevolge de artikelen 87e tot en met 87i van de Wet geluidhinder met betrekking tot het gebied dat is begrepen in een wegaanpassingsbesluit;
c. de aanduiding van de te treffen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting van de gevel van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder.
3. Onze Minister zendt het ontwerp-wegaanpassingsbesluit, indien het hogere waarden bevat voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones ingevolge de artikelen 87e tot en met 87i van de Wet geluidhinder, voordat het ter inzage wordt gelegd aan:
a. de gebruikers van de woningen of de woonwagenstandplaatsen, het bevoegd gezag van scholen en de directies van ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen waarvoor een hogere waarde wordt bepaald;
b. de ter plaatse bevoegde inspecteur, die door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen;
c. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, indien het betrekking heeft op scholen.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder akoestische gegevens: de berekening van de 70 dB(A) geluidcontour langs de wegvakken, gebaseerd op de verkeersgegevens over het jaar 2000.
2. Ten aanzien van de in de bijlage, onder B, opgenomen wegaanpassingsprojecten is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde wegaanpassingsprojecten bevat het wegaanpassingsbesluit de akoestische gegevens, alsmede de maatregel, voor zover deze voortvloeit uit het vierde lid.
4. Indien uit de akoestische gegevens blijkt dat sprake is van een overschrijding van 70 dB(A) bij geluidsgevoelige bestemmingen, wordt in het wegaanpassingsbesluit een geluidreducerende wegdeklaag voorgeschreven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
5. Uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van het wegaanpassingsbesluit stelt Onze Minister ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde wegaanpassingsprojecten een plan op voor de te treffen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg, van de gevel van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van de weg overeenkomstig artikel 74, eerste lid, van de Wet geluidhinder.
6. Het plan bevat voorts de vaststelling van de geluidsbelasting van de gevel van de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van de weg overeenkomstig artikel 74, eerste lid, van de Wet geluidhinder, zoals deze wordt berekend na het treffen van de maatregelen overeenkomstig het plan.
7. Het plan bepaalt de termijn waarbinnen de in het vijfde lid bedoelde maatregelen in uitvoering worden genomen.
8. Voor de toepassing van de artikelen 87f, tweede lid, 87g, tweede lid, 100, tweede lid, 106g, tweede lid, en 106h, tweede lid, van de Wet geluidhinder geldt een krachtens het zesde lid vastgestelde geluidsbelasting als een krachtens die wet vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
9. Artikel 111a van de Wet geluidhinder is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de geluidsbelasting van het zesde lid.
10. Voor zover het plan en het bestemmingsplan niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het plan voor de uitvoering daarvan als vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
11. Ten aanzien van het plan is artikel 11, elfde en twaalfde lid, van overeenkomstige toepassing.
12. Ten aanzien van de voorbereiding van het plan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
1. Op de voorbereiding van het wegaanpassingsbesluit en de besluiten ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit, met uitzondering van de plannen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, en de besluiten inzake onteigening en nadeelcompensatie en besluiten krachtens de Belemmeringenwet Privaatrecht, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat:
a. de ten aanzien van het ontwerp-wegaanpassingsbesluit en de aanvragen tot het nemen van die besluiten ingevolge artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht vereiste kennisgevingen worden samengevoegd in één kennisgeving, welke wordt gedaan door Onze Minister;
b. de termijn van terinzageligging zes weken bedraagt.
2. Onze Minister draagt ervoor zorg dat zo spoedig mogelijk na het opstellen van een ontwerp van een wegaanpassingsbesluit bij de bevoegde bestuursorganen de aanvragen worden ingediend tot het nemen van de besluiten die nodig zijn met het oog op de uitvoering van het wegaanpassingsbesluit.
3. Onze Minister zendt gelijktijdig het ontwerp-wegaanpassingsbesluit alsmede een afschrift van de aanvragen aan de betrokken bestuursorganen.
4. Onverminderd artikel 3:11, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de terinzagelegging van de aanvragen of ontwerpen van de in het eerste lid bedoelde besluiten ten kantore van de betrokken bestuursorganen.
1. Onze Minister bevordert een gecoördineerde voorbereiding van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde besluiten.
2. Onze Minister kan van andere betrokken bestuursorganen de medewerking vorderen die voor het welslagen van de coördinatie nodig is. Die bestuursorganen verlenen de van hen gevorderde medewerking.
1. Onze Minister stelt het wegaanpassingsbesluit vast binnen tien weken na de laatste dag van terinzageligging, bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Indien het wegaanpassingsbesluit niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn wordt vastgesteld, deelt Onze Minister dit voor het verstrijken daarvan onder vermelding van de reden mee aan de Staten-Generaal.
3. De betrokken bestuursorganen zenden binnen de in het eerste lid bedoelde termijn ontwerpen van de besluiten ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit aan Onze Minister.
1. De betrokken bestuursorganen nemen de besluiten ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit binnen zes weken na bekendmaking van het wegaanpassingsbesluit en zenden deze besluiten onmiddellijk toe aan Onze Minister.
2. De in het eerste lid bedoelde termijn treedt in de plaats van de bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift voor die besluiten bepaalde beslistermijnen.
3. Indien een bestuursorgaan van een provincie, een gemeente of een waterschap of een ander openbaar lichaam, dat in eerste aanleg bevoegd is te beslissen op een aanvraag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, niet of niet tijdig een ontwerp-besluit op de aanvraag aan Onze Minister zendt, dan wel niet of niet tijdig op de aanvraag beslist, dan wel een beslissing neemt die naar het oordeel van Onze Minister wijziging behoeft, kan Onze Minister een beslissing op de aanvraag nemen. In het laatste geval treedt zijn besluit in de plaats van het besluit van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan. Indien Onze Minister voornemens is zelf een beslissing op de aanvraag te nemen, pleegt hij overleg met het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
4. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op de ambtshalve te nemen besluiten.
5. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van andere besluiten dan die ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit, welke zijn gericht op de realisering van het desbetreffende wegaanpassingsproject.
6. Indien bij de toepassing van het derde lid de beslissing op een aanvraag wordt genomen door Onze Minister, stort het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd is te beslissen op de aanvraag, de ter zake ontvangen leges in 's Rijks kas.
7. De in artikel 7, tweede lid, bedoelde besluiten worden gelijktijdig door Onze Minister bekendgemaakt. Onze Minister doet mededeling van deze besluiten in de Staatscourant.
1. Voor het gebied dat is begrepen in een vastgesteld wegaanpassingsbesluit geldt dat besluit als voorbereidingsbesluit, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2. Ten aanzien van de in de bijlage, onder A, opgenomen wegaanpassingsprojecten geldt voor de bij het wegaanpassingsbesluit behorende zone, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet geluidhinder, het wegaanpassingsbesluit als voorbereidingsbesluit, bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, met dien verstande dat dit slechts geldt met betrekking tot geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten ten aanzien waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg of vanwege binnen de zone van die weg gelegen wegen de waarden die ingevolge de artikelen 87e tot en met 87i van de Wet geluidhinder als ten hoogste toelaatbare waarden worden aangemerkt, te boven zal gaan.
3. Voor zover het wegaanpassingsbesluit geldt als voorbereidingsbesluit, is artikel 21, vierde tot en met zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet van toepassing.
4. Het wegaanpassingsbesluit geldt niet langer als voorbereidingsbesluit indien voor het in het eerste lid bedoelde gebied een bestemmingsplan in overeenstemming met het wegaanpassingsbesluit van kracht is geworden.
5. Onder een geprojecteerde woning of een ander geprojecteerd geluidsgevoelig object als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een nog niet aanwezige woning of ander geluidsgevoelig object waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven.
6. Artikel 50 van de Woningwet is niet van toepassing op aanvragen om een bouwvergunning ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit.
7. Artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is niet van toepassing.
8. Voor zover het wegaanpassingsbesluit en het bestemmingsplan niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het besluit voor de uitvoering daarvan als vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
9. Voor zover een bestemmingsplan of een ander besluit voor de uitvoering van werken en werkzaamheden een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vereist, geldt zodanige eis niet in het gebied dat is begrepen in een vastgesteld wegaanpassingsbesluit.
10. Voorschriften in een leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing blijven buiten toepassing voor de uitvoering van werken, werkzaamheden en bouwwerken – daaronder begrepen de geluidwerende voorzieningen – en voor het gebruik van gronden en opstallen ter uitvoering van het wegaanpassingsbesluit, voor zover dat wegaanpassingsbesluit en die voorschriften niet met elkaar in overeenstemming zijn.
11. De gemeenteraad is verplicht binnen een jaar nadat het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden, het bestemmingsplan overeenkomstig het wegaanpassingsbesluit vast te stellen of te herzien.
12. Indien een bestemmingsplan in strijd is met een onherroepelijk wegaanpassingsbesluit en het bestemmingsplan nog niet is aangepast aan het wegaanpassingsbesluit, is het gemeentebestuur verplicht aan degenen die inzage verlangen in zodanig bestemmingsplan, tevens inzage te verlenen in het ten aanzien van het door dat plan bestreken gebied vastgestelde wegaanpassingsbesluit.
Het wegaanpassingsbesluit vervalt van rechtswege indien het niet binnen twee jaar na het tijdstip waarop het onherroepelijk is geworden in uitvoering is genomen.
1. Tegen een wegaanpassingsbesluit, een besluit ter uitvoering van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, alsmede een plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3. In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een wegaanpassingsbesluit en de besluiten ter uitvoering van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aan met ingang van de dag na die waarop de in artikel 10, zevende lid, bedoelde bekendmaking is geschied.
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op de beroepen tegen de in artikel 13, eerste lid, bedoelde besluiten, met uitzondering van het in artikel 6, vijfde lid, bedoelde plan, binnen twaalf weken na ontvangst van de desbetreffende verweerschriften.
2. In bijzondere omstandigheden kan de Afdeling bestuursrechtspraak deze termijn met ten hoogste twaalf weken verlengen.
1. Ten aanzien van de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit, is geen concessie of een erkenning als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht vereist.
2. Indien voor de verlegging van kabels en leidingen, verband houdende met de uitvoering van een wegaanpassingsbesluit, toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht noodzakelijk is:
a. kan Onze Minister in afwijking van artikel 2, vierde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht:
1°. een andere plaats of gemeente aanwijzen waar de zitting plaatsvindt;
2°. bepalen dat de zitting wordt geleid door een door Onze Minister aan te wijzen persoon;
b. worden in afwijking van de artikelen 2, vijfde lid, en 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht gedeputeerde staten niet gehoord;
c. geldt in plaats van artikel 4 van de Belemmeringenwet Privaatrecht dat:
1°. tegen een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van die wet een belanghebbende beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
2°. artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is;
3°. de werking van een besluit als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht opgeschort wordt totdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht binnen twaalf weken na ontvangst van de desbetreffende verweerschriften.
1. Onteigening van onroerende zaken en van rechten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de onteigeningswet ten behoeve van de uitvoering van het wegaanpassingsbesluit geschiedt ingevolge het besluit, bedoeld in artikel 72a van de onteigeningswet, met dien verstande dat over het in artikel 72a van de onteigeningswet bedoelde besluit de Raad van State niet wordt gehoord.
2. De in artikel 18, eerste lid, van de onteigeningswet bedoelde dagvaarding kan geschieden nadat het wegaanpassingsbesluit is vastgesteld.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 59, eerste lid, van de onteigeningswet kan het vonnis van onteigening van de rechtbank niet eerder in de openbare registers worden ingeschreven dan nadat het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden.
4. In aanvulling op de artikelen 54n en 59 van de onteigeningswet is ten behoeve van de in het derde lid bedoelde inschrijving een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dan wel een verklaring van de Secretaris van de Raad van State nodig, waaruit blijkt dat het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden.
1. Voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een onherroepelijk wegaanpassingsbesluit, een onherroepelijk besluit ter uitvoering van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of een onherroepelijk plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening blijft buiten toepassing voor zover de belanghebbende met betrekking tot de schade een beroep doet of kan doen op een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid.
3. Onze Minister kan nadere regels geven omtrent de indiening en afhandeling van een verzoek om schadevergoeding.
1. Behoudens het bepaalde in het derde lid zijn ten aanzien van de in de bijlage, onder C, bedoelde wegaanpassingsprojecten de hoofdstukken 2 en 3 niet van toepassing.
2. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde wegaanpassingsprojecten de termijn voor het instellen van beroep ten aanzien van een besluit omtrent een vrijstelling, verleend op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, nog niet is begonnen, kan uitsluitend beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde wegaanpassingsprojecten zijn de artikelen 10, derde lid, 13, tweede lid, en 14 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.
4. Ten aanzien van de in de bijlage, onder C, opgenomen wegaanpassingsprojecten is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 6 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit1 wordt als volgt gewijzigd:
A. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In afwijking van artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt het verschuldigd geworden mobiliteitstarief onverwijld na het doen van aangifte betaald. Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën worden nadere regels gesteld inzake de voldoening.
B. In het eerste en vijfde lid wordt «derde lid» telkens vervangen door: vierde lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
Uitgegeven de vierentwintigste juni 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
A Wegaanpassingsprojecten van structurele aard
Wegnummer | Omschrijving wegvak | Aard van het project | Wijziging aantal rijstroken | Kilometrering | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
van | naar | van | tot | ||||
A9 | Wijkertunnel Badhoevedorp | ||||||
1 | A9 | Aansluiting Velsen–Raasdorp | inrichten vluchtstrook als spitsstrook en aanpassingen in knooppunt | 2x2 | 2x3 | 41,0 | 49,1 |
2 | A9 | Knooppunt Raasdorp–knooppunt Badhoevedorp | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 34,9 | 38,3 |
A7 | Oostbaan richting Hoorn | ||||||
3 | A7 | Zaanstad–Purmerend | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 4,7 | 14,8 |
A12 | Utrecht–Den Haag | ||||||
4 | A12 | Zoetermeer–Zevenhuizen | aanleg plusstrook en vernieuwing aansluitingen | 2x2 | 2x3 | 15,8 | 23,0 |
5 | A12 | Zevenhuizen–Gouda | aanleg plusstrook | 2x2 | 2x3 | 23,0 | 27,0 |
6 | A12 | Woerden–Gouda | aanleg plusstrook | 1x3 | 1x4 | 45,0 | 27,0 |
A12 | Utrecht–Duitse grens | ||||||
7 | A12 | Utrecht–Bunnik | aanleg extra rijstrook | 2x3 | 2x4 | 63,5 | 68,4 |
8 | A12 | Bunnik–Driebergen | aanleg extra rijstrook en plusstrook | 2x2 | 2x4 | 68,4 | 71,3 |
9 | A12 | Driebergen–Maarsbergen | aanleg plusstrook | 2x2 | 2x3 | 71,3 | 82,0 |
10 | A12 | Veenendaal–Ede | inrichten linker rijstrook als plusstrook en aanleg weefstroken | 2x2 | 2x3 | 90,0 | 110,6 |
CRAAG | |||||||
11 | A9 | Holendrecht–Diemen | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x2 | 2x3 | 4,5 | 12,1 |
12 | A1 | 't Gooi | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x2 | 2x3 | 21,2 | 29,6 |
13 | A1/A6 | Muiderberg–Almere Stad west Oostbaan | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x3 | 1x4 | 12,0 41,2 | 15,4 (A1) 48,0 (A6) |
14 | A1 | Diemen–Muiderberg | uitbreiden wisselstrook | 1x1 | 1x2 | 6,4 | 17,8 |
B Wegaanpassingsprojecten van semi-permanente aard
Wegnummer | Omschrijving wegvak | Aard van het project | Wijziging aantal rijstroken | Kilometrering | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
van | naar | van | tot | ||||
CRAAG | |||||||
15 | A4 | Knooppunt Badhoevedorp – knooppunt Nieuwe Meer | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x3 | 2x4 | 0 | 4,0 |
16 | A10 zuid | Knooppunt Nieuwe Meer – knooppunt Amstel | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x3 | 2x4 | 16,0 | 20,9 |
A2/A27 | |||||||
17 | A2/A27 | Everdingen – Lunetten | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 57,2 | 69,6 |
A 28 | Utrecht–Amersfoort | ||||||
18 | A28 | Utrecht–Leusden Zuid | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 1,7 | 17,8 |
19 | A28 | Leusden Zuid–knooppunt Hoevelaken | aanleg plusstrook | 1x2 | 1x3 | 17,8 | 46,5 |
A1 | |||||||
20 | A1 | Hoevelaken–Barneveld zuidbaan | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 46,0 | 54,0 |
A27 | |||||||
21 | A27 | Utrecht Noord–knooppunt Eemnes | aanleg plusstrook | 1x2 | 1x3 | 82,7 | 97,9 |
22 | A27 | Gorinchem–Noordeloos | inrichten linkerrijstrook als plusstrook | 1x2 | 1x3 | 37,3 | 43,0 |
Prins Clausplein | |||||||
23 | A4 | Aansluiting Leidschendam Prins Clausplein | inrichten vluchtstrook als bufferstrook | 1x3 | 1x4 | 44,0 | 46,3 |
24 | A12 | Prins Clausplein–Voorburg | inrichten vluchtstrook als bufferstrook | 1x4 | 1x5 | 6,4 | 5,0 |
A13 | |||||||
25 | A13 | Zestienhoven–Delft Zuid | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x3 | 1x4 | 17,1 | 10,6 |
A20 | |||||||
26 | A20 | Terbregseplein | inrichten extra rijstrook als bufferstrook | 1x4 | 1x5 | 38,9 | 34,5 |
Coenplein | |||||||
27 | A8/A10 | A8 | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 2,5 | 1,0 |
A8 | inrichten ongebruikt viaduct als bufferstrook | 0 | 1x2 | nvt | nvt | ||
A10 | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 32,5 | 30,5 | ||
A1 | |||||||
28 | A1 | Knooppunt Watergraafsmeer – knooppunt Diemen | inrichten als bufferstrook | 2x3 | 2x4 | 8,0 | 4,5 |
A50/A1 Valburg–Heteren/Arnhem–Deventer | |||||||
29 | A50/A1 | Arnhem Centrum–knooppunt Beekbergen | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x2 | 2x3 | 183,3 | 203,0 |
30 | A50/A1 | Knooppunt Beekbergen–Deventer Oost | inrichten linkerrijstrook als plusstrook | 2x2 | 2x3 | 88,1 | 108,6 |
31 | A50/A1 | Heteren–Valburg | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 1x2 | 1x3 | 155,9 | 158,7 |
A2 Den Bosch–Eindhoven | |||||||
32 | A2 | Knooppunt Vught (A2)–knooppunt Ekkerweijer (A58) | inrichten vluchtstrook als spitsstrook | 2x2 | 2x3 | 117,5 | 13,0 |
C Wegaanpassingsprojecten van tijdelijke aard
Wegnummer | Omschrijving wegvak | Aard van het project | Wijziging aantal rijstroken | Kilometrering | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
van | naar | van | tot | ||||
Tangenten Eindhoven | |||||||
33 | A2 | Knooppunt Batadorp- knooppunt Leenderheide | inrichten linkerrijstrook als spitsstrook inrichten vluchtstrook als rijstrook | 2x2 | 2x3 | 154,0 | 171,0 |
34 | A67 | inrichten linkerrijstrook als spitsstrook inrichten vluchtstrook als rijstrook | 2x2 | 2x3 | 18,0 | 24,0 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2003-256.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.