Besluit van 3 juni 2003, houdende de instelling van een productschap voor ondernemingen op het gebied van de bereiding van, be- en verwerking van en de handel in vetten en oliën (Instellingsbesluit Productschap Margarine, Vetten en Oliën)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 maart 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, Nr. AV/CAM/2003/19523, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 67, 70, 70A, 73, tweede lid, 76, eerste lid, 102, tweede lid en 126, derde lid van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 24 april 2003 nr. W12.03.0119/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 mei 2003, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/CAM/2003/35030 uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. het productschap: het Productschap Margarine, Vetten en Oliën;

Artikel 2

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder vetten en oliën: plantaardige en dierlijke vetten en oliën, met uitzondering van melkvet en daaruit verkregen producten en cacaoboter, doch met inbegrip van vetzuren.

  • 2. In dit besluit wordt onder handel mede de werkzaamheid van tussenpersonen verstaan.

  • 3. In dit besluit wordt onder handel niet de doorvoer- en driehoekshandel verstaan.

§ 2. Het productschap

Artikel 3

  • 1. Er is een Productschap Margarine, Vetten en Oliën.

  • 2. Het productschap is ingesteld voor ondernemingen waarin:

    a. vetten of oliën worden bereid of bewerkt;

    b. vetten of oliën worden verwerkt tot producten welke tot menselijk voedsel kunnen dienen, al dan niet na verdere be- of verwerking;

    c. handel wordt uitgeoefend in:

    1. kopra of in het buitenland geteelde oliehoudende zaden of vruchten, met uitzondering van consumptiegrondnoten en cacaobonen;

    2. vetten of oliën, met uitzondering van ongesmolten dierlijk vet, of daaruit verkregen producten, welke al dan niet na verdere be- of verwerking tot menselijk voedsel kunnen dienen.

  • 3. Het productschap is gevestigd te Rijswijk.

Artikel 4

Het bestuur van het productschap bestaat uit achttien leden. Hiervan worden benoemd:

a. voor ondernemingen op het gebied van de oliefabricage, de olieraffinaderij, de spijsolie- en de hardingsindustrie twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;

b. voor ondernemingen op het gebied van de margarine-industrie een lid door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers;

c. voor ondernemingen op het gebied van de industrie van dierlijke vetten twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;

d. voor ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking van oliën en vetten, anders dan tot menselijk voedsel twee leden door organisaties van ondernemers en twee leden door organisaties van werknemers;

e. voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en de werkzaamheid van tussenpersonen in oliën en vetten, oliezaden en margarine een lid door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers; en

f. voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in margarine, spijsvetten en oliën en de slagerij een lid door organisaties van ondernemers en een lid door organisaties van werknemers.

§ 3. Bevoegdheden

Artikel 5

Het productschap is bevoegd tot regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen of onderdelen daarvan, met uitzondering van:

c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;

d. lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;

f. arbeidsmarktvoorzieningen.

Artikel 6

Bij een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat deze mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke of rechtspersonen bindt, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel 7

  • 1. Het productschap legt een heffing als bedoeld in artikel 126, eerste lid van de wet op met als grondslag de omzet van de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld.

  • 2. Heffingen kunnen, behoudens een met inachtneming van het eerste lid opgelegd deel, voor het andere deel in afwijking van dat lid worden opgelegd tot een bedrag dat voor alle ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld gelijk is.

  • 3. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het Productschap in verband met die bestemming passend acht.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8

  • 1. Het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 november 1994 ingestelde Productschap Margarine, Vetten en Oliën wordt opgeheven.

  • 2. Verordeningen en andere besluiten die zijn vastgesteld door het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 november 1994 ingestelde Productschap Margarine, Vetten en Oliën blijven van kracht tot de datum waarop de door het productschap vastgestelde verordeningen en andere besluiten terzake in werking zullen treden.

  • 3. Het personeel, de rechten, de verplichtingen, de vermogensbestanddelen en de archiefbescheiden van het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 november 1994 ingestelde Productschap Margarine, Vetten en Oliën, gaan over naar het productschap.

  • 4. Wettelijke procedures en rechtsgedingen, ingesteld door of tegen het bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 november 1994 ingestelde Productschap Margarine, Vetten en Oliën worden geacht te zijn ingesteld door of tegen het productschap.

Artikel 9

De bestuursleden en hun plaatsvervangers van wie de zittingsperiode ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, treden af op 1 januari 2004.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Productschap Margarine, Vetten en Oliën.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

's-Gravenhage, 3 juni 2003

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C. P. Veerman

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de vierentwintigste juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Ingevolge artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo), zoals gewijzigd bij wet van 3 april 1999 (Stb. 1999, 253) moet de instelling van een bedrijfslichaam bij algemene maatregel van bestuur plaatsvinden. Op basis van artikel XIV, tweede lid van de wet van 3 april 1999 moet vervanging van de op 1 juli 1999 bestaande instellingsverordeningen door instellings-amvb`s voor 1 juli 2003 plaatsvinden. Met het onderhavige besluit wordt het Productschap Margarine, Vetten en Oliën, ingesteld bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (de raad) van 18 november 1994, opnieuw ingesteld.

2. Hergroepering bedrijfslichamen: zelfstandig bestaansrecht voor het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (Productschap MVO)

In het kabinetsstandpunt1en het nader kabinetsstandpunt2werd aangegeven dat het kabinet uit een oogpunt van doelmatigheid van het openbaar bestuur door middel van hergroepering tot een aanzienlijke reductie van het aantal bedrijfslichamen wenste te komen. Het kabinet besloot dat de schappen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zouden zijn voor de hergroepering. De raad is gevraagd een en ander te coördineren. De Bestuurskamer van de raad heeft op basis van een rapport van de door haar ingestelde adviesgroep haar standpunt bepaald en dit op 26 november 1997 uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid3.

Nadat was overwogen het productschap te integreren met het akkerbouwcluster is de Bestuurskamer tot de conclusie gekomen dat een zelfstandig voortbestaan de voorkeur verdient. De omvang van het schap en het secretariaat ervan heeft een dusdanige schaal bereikt dat deze voldoende professionaliteit en onafhankelijkheid kan bieden. Hierbij is een aantal overwegingen bepalend geweest. In tegenstelling tot het akkerbouwcluster speelt in het Productschap MVO de Nederlandse teelt van primaire grondstoffen geen significante rol. De ondernemingen die onder het Productschap MVO vallen opereren als inkopers van grondstoffen op een global market, terwijl de activiteiten van de akkerbouwsector zich vooral richten op een sterk gereguleerde Europese markt van akkerbouwproducten.

Het kabinet heeft met zijn brief van 24 februari 1998 aan de Bestuurskamer ingestemd met het zelfstandig voortbestaan van het productschap Margarine, Vetten en Oliën.

3. Representativiteit

De Bestuurskamer hanteert bij de advisering over de instelling van bedrijfslichamen het SER-Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. Artikel 2 van dat besluit bepaalt dat de Bestuurskamer niet tot instelling van een bedrijfslichaam adviseert dan nadat haar is gebleken dat een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van ondernemers en van werknemers daarmee instemt.

Voor de beoordeling van de representativiteit aanondernemerszijde is in dit geval gebruik gemaakt van de maatstaf «lidondernemingen». In bijlage A zijn de bevindingen aan de hand van deze maatstaf per geleding nader in kaart gebracht.

Hieruit volgt dat de representativiteit van de ondernemersorganisaties die de instelling van het Productschap MVO steunen in de hiervoor in aanmerking komende geledingen achtereenvolgens uitkomt op 71, 100, 75, 95 en 71 procent. Hiermee wordt per geleding voldaan aan de representativiteitseis die het besluit in artikel 3, onder a, aan ondernemerszijde stelt.

Blijkens artikel 4 van het besluit wordt als voldoende representatieve vertegenwoordiging aan werknemerszijde aangemerkt een of meer werknemersorganisaties die ingevolge de verordening als representatief zijn te beschouwen. FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, Dienstenbond CNV en De Unie, de in het bestuur van het productschap benoemingsgerechtigde werknemersorganisaties, zijn voor de werkingssfeer van het Productschap MVO representatieve werknemersorganisaties.

4. SER-advies

De Bestuurskamer heeft geconstateerd dat voldaan wordt aan de representativiteitseisen die het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen stelt. In lijn met deze bevindingen adviseert de Bestuurskamer tot het opnieuw instellen van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën.

Alvorens dit advies vast te stellen zijn de in bijlage B opgenomen representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers, conform het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van de Wbo hierover door de raad gehoord. De inhoud van dit advies heeft hun instemming.

5. Werkingssfeer

De werkingssfeer van het productschap is identiek aan de werkingssfeer van het productschap dat is ingesteld bij verordening van de Sociaal-Economische Raad van 18 november 1994.

6. Bevoegdheden

In artikel 93, tweede lid, van de Wbo is aangegeven dat het Productschap MVO bevoegd is tot de regeling of nadere regeling van een aantal onderwerpen of onderdelen daarvan. Het productschap is gerechtigd om een regeling te treffen met betrekking tot de genoemde onderwerpen, met uitzondering van de onderdelen c (bevordering van een professionele bedrijfsvoering), d (de lonen en andere arbeidsvoorwaarden), e (onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein) en f (arbeidsmarktvoorzieningen).

De onderwerpen waartoe de bevoegdheden zich wel uitstrekken zijn:

a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;

b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;

g. fondsen en andere instellingen in het belang van de bedrijfsgenoten.

Bevoegdheden als vermeld onder a en g

De onder a en g genoemde bevoegdheden zijn noodzakelijk voor het functioneren van een bedrijfslichaam. Zo kent het Productschap MVO op grond van de onder a genoemde bevoegdheid de «MVO-verordening 1958, Algemene Bepalingen».

Ten aanzien van punt g wordt opgemerkt dat deze bevoegdheid nodig is om een bijzondere functie in de rekening bedoeld in artikel 124 van de Wbo te vermelden. Zo kent het Productschap een post reserve bijzondere bestedingen waaruit momenteel het Voorlichtingsbureau MVO wordt gefinancierd.

Bevoegdheden als vermeld onder b

Dit onderdeel vormt de wettelijke basis voor regels bij verordening ter zake van onder meer het stellen van (minimum) kwaliteitseisen, voor de bescherming van de consument, de dier- en volksgezondheid, en voor het voeren van milieubeleid. Het Productschap MVO heeft in dit verband de «MVO-verordening 1975, Eetbare Oliën en Vetten» vastgesteld.

7. Rechtspositie medewerkers bedrijfschap

Het opnieuw instellen van het productschap heeft, zoals kan worden afgeleid uit artikel 8 van het instellingsbesluit, geen gevolgen voor de betrokken medewerkers in arbeidsrechtelijke en rechtspositionele zin.

8. Artikelen

Artikel 2, derde lid

De doorvoer- en driehoekshandel zijn van de werkingssfeer van dit besluit uitgezonderd. Dit zijn handelsvormen waarbij vetten- en oliënproducten van buitenlandse herkomst buiten de douaneformaliteiten blijven en niet in Nederland worden ingeklaard.

Artikel 3

In dit artikel wordt het productschap ingesteld en wordt tevens geregeld voor welke ondernemingen dit gebeurdt. Het gaat ondermeer om ondernemingen waarin de handel wordt uitgeoefend in kopra. Onder kopra moet worden verstaan: het gedroogde vruchtvlees van de kokosnoot bestemd voor de vervaardiging van kokosolie.

Artikel 4

Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat, evenals voorheen, uit 18 leden.

Artikel 6

Derdenbinding kan voor het Productschap MVO van wezenlijke betekenis zijn bij toepassing van één of meerdere verordeningen inzake de verstrekking van in- en uitvoergegevens. Een bepaling terzake is momenteel in de «MVO-verordening 1988, verstrekking in- en uitvoergegevens» opgenomen.

Artikel 7

Het Productschap MVO kan aan de ondernemingen die onder de werkingssfeer vallen een heffing opleggen. Deze heffing is gerelateerd aan de omzet van de desbetreffende ondernemingen. Het is mogelijk dat een deel van de op te leggen heffing bestaat uit een (basis)bedrag, datvoor alle ondernemingen gelijk is. Ter financiering van specifieke doeleinden kan een zogenoemde bestemmingsheffing worden vastgesteld.

Artikel 8

Op grond van artikel 8 gaan het personeel, de rechten en plichten, waaronder die ten opzichte van het personeel, de vermogensbestanddelen, de archiefbescheiden en de afhandeling van procedures over naar het opnieuw ingestelde Productschap Margarine, Vetten en Oliën. Ook de door het «oude» productschap Margarine, Vetten en Oliën vastgestelde verordeningen en andere besluiten blijven van kracht. Bij de inwerkingtreding van dit besluit verliest de verordening van de raad waarbij het oude productschap werd ingesteld haar rechtskracht. (Artikel XIV, tweede lid, van de wet van 3 april 1999, Stb. 253).

Artikel 9

De zittingsperiode van het eerste bestuur eindigt op 1 januari 2004. Ook met betrekking tot de bestuursleden van diverse andere opnieuw in te stellen bedrijfslichamen van wie de zittingsperiode aanvangt op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende instellingsbesluit, is of zal worden bepaald dat deze zittingsperiode eindigt op 1 januari 2004. Artikel 76, eerste lid van de wet biedt de mogelijkheid om van de hoofdregel dat bestuursleden om de twee jaar aftreden, af te wijken. Door middel van deze afwijking wordt een zekere mate van synchronisatie van de zittingsduur van de bestuursleden van alle schappen bereikt. Voor leden van de daaropvolgende besturen geldt weer de regel dat zij om de twee jaar aftreden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Bijlage A behorende bij de nota van toelichting op het Besluit van 3 juni 2003, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de bereiding van, be- en verwerking van en de handel in vetten en oliën (Instellingsbesluit (Productschap Margarine, Vetten en Oliën)

Berekening representativiteit

Representativiteit Productschap Margarine, Vetten en Oliën

geledingtotaal aantal ondernemingenlidondernemingenorganisatie-graad in %
oliefabricage, olieraffinaderij, spijsolie- en hardingsindustrie141071
margarine-industrie77100
industrie van dierlijke vetten8675
be- en verwerking van oliën en vetten, anders dan tot voedsel voor de mens*---
groothandel en werkzaamheid van tussenpersonen in oliën en vetten, oliezaden en margarine959095
detailhandel in margarine, spijsvetten en oliën en de slagerij**7050500071

N.B. Informatie afkomstig van het productschap en van de dragende organisaties.

Informatie over het jaar 2001.

* Voorzover de ondernemingen in deze geleding (de zogenoemde technische sector) niet tevens de im-, export of groothandel in MVO-producten uitoefenen, zijn het geen bedrijfsgenoten. Deze ondernemingen zijn, blijkens de toelichting bij de Instellingswet van het productschap uit 1954, in het bestuur vertegenwoordigd, omdat zij voor hun grondstoffenvoorziening zijn aangewezen op onder het productschap ressorterende ondernemingen en daardoor bij het beleid van het productschap zijn betrokken. De bij het productschap betrokken organisaties verzoeken uitdrukkelijk de bestuurlijke betrokkenheid van deze geleding voor de toekomst te handhaven.

** Informatie in deze geleding uitgedrukt in verkooppunten.

Bijlage B behorende bij de nota van toelichting op het Besluit van 3 juni 2003, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de bereiding van, be- en verwerking van en de handel in vetten en oliën (Instellingsbesluit Productschap Margarine, Vetten en Oliën)

ORGANISATIES VAN ONDERNEMERS

Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten (VERNOF)

Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten (BNMF)

NOFOTA, Netherlands Oils, Fats and Oilseeds Trade Association

Bond van Verwerkers van Dierlijke Vetten (BOVED)

Vereniging van Nederlandse Destructoren

Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie

Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi)

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)

Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel

ORGANISATIES VAN WERKNEMERS

FNV Bondgenoten

CNV BedrijvenBond

Dienstenbond CNV

De Unie


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

TK 1996–1997, 25 091, nr. 1.

XNoot
2

TK 1996–1997, 25 091, nr. 2.

XNoot
3

SER-rapport «Hergroepering binnen het PBO-stelsel, Standpunt over de hergroepering van de product- en bedrijfschappen» (Publicatie 97/11).

Naar boven