Besluit van 21 mei 2003, houdende wijziging van het
Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart en het Besluit geluidsbelasting
kleine luchtvaart (asielzoekerscentra)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 13 januari 2003, nr. MJZ2003000481, Centrale
Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan na overleg met de Staatssecretarissen
van Verkeer en Waterstaat en van Defensie;
Gelet op artikel 25, eerste, derde en vierde lid van de Luchtvaartwet;
De Raad van State gehoord (advies van 27 maart 2003, no. W08.03.0023/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 mei 2003, nr. MJZ2003040749, Centrale
Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht na overleg met
de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat en van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart1 wordt
aan artikel 1 na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
In het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart2
wordt aan artikel 2 na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 21 mei 2003
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
Uitgegeven de negentiende juni 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In de geluidregelgeving worden in het belang van de bescherming van het
milieu en van de volksgezondheid regels gesteld inzake het voorkomen of beperken
van geluidhinder. De strekking van deze regels is dat mensen worden beschermd
tegen gevaar, schade of hinder als gevolg van geluid. Met het oog hierop zijn
de regels toegespitst op de bescherming van objecten waarin mensen verblijven.
Die objecten worden aangeduid als geluidsgevoelige objecten. Het belangrijkste
geluidsgevoelige object is de woning. De geluidregelgeving is daarom vooral
toegesneden op de bescherming van woningen. Daarnaast zijn andere geluidsgevoelige
objecten aangewezen die dezelfde bescherming genieten als woningen.
De verkenningen voor het benoemen van andere geluidsgevoelige objecten
dan woningen hebben plaats gevonden in de periode 1977 tot 1981. Bedacht moet
worden dat er in de periode 1977 tot 1981 nog geen sprake was van opvangcentra
voor asielzoekers, zodat deze centra destijds in de besluitvorming geen rol
hebben gespeeld.
In de praktijk is bij de voorbereiding van verwerving van deze opvangcentra
gebleken dat onduidelijkheid kan bestaan over de status van een opvangcentrum.
Hoewel, naar het oordeel van het Kabinet, bij de locatiekeuze voor een opvangcentrum
wel degelijk zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met milieuaspecten,
wordt een opvangcentrum voor asielzoekers niet beschouwd als een woning in
de zin van de geluidregelgeving.
De motivering van dit standpunt is drieledig en gelegen in een combinatie
van een aantal factoren, te weten het gegeven dat het verblijf van asielzoekers
in het opvangcentrum tijdelijk van aard is, opvangcentra in het kader van
de geluidregelgeving kunnen worden vergeleken met tijdelijke verblijven zoals
recreatiewoningen, hotels, gevangenissen, huizen van bewaring en kazernes
en de verwerving van de benodigde (structurele) opvangcentra voor asielzoekers
nog altijd noodzakelijk is.
In lijn met dit standpunt worden de Wet geluidhinder en de Wet Centraal
Orgaan opvang asielzoekers gewijzigd, zodat uitdrukkelijk is bepaald dat een
opvangcentrum geen woning in de zin van de Wet geluidhinder is (TK, vergaderjaar
2001–2002, 28 327).
De Wet geluidhinder is echter niet van toepassing op de bescherming van
woningen in geluidszones rond luchtvaartterreinen. Dit wordt geregeld in de
Luchtvaartwet en de daarop gebaseerde besluiten, waaronder het Besluit geluidsbelasting
grote luchtvaart en het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart. In deze
besluiten komt het begrip «woning» ook voor. Aangezien dit begrip
in deze besluiten niet is omschreven, heeft de term woning in deze besluiten
uitsluitend een taalkundige betekenis en kan ook bij de uitvoering van die
besluiten onduidelijkheid bestaan over de status van een opvangcentrum. De
bovengenoemde wijziging van de Wet geluidhinder heeft geen invloed op de betekenis
van het begrip woning in het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart en
het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart. Deze besluiten worden daarom
eveneens aangepast.
Deze wijziging is tot stand gekomen na overleg met de Staatssecretarissen
van Defensie en Verkeer en Waterstaat.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel
XNoot
1Stb. 1996, 668, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 april 2003, Stb.
171.
XNoot
2Stb. 1997, 666, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 juni 1998, Stb.
413.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op
de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.