Besluit van 2 juni 2003, houdende regels voor de vergunning voor levering van gas aan kleinverbruikers (Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 februari 2003, nr. WJZ 03007148;

Gelet op de artikelen 45, tweede lid, en 46, van de Gaswet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 april 2003, no. W10.03.0073/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 mei 2003, nr. WJZ 3011123;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Gaswet;

b. kleinverbruiker: de in artikel 43, eerste lid, van de wet bedoelde afnemer;

c. vergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de wet;

d. aanvraag: de aanvraag om een vergunning voor de levering van gas aan kleinverbruikers;

e. aanvrager: degene die een vergunning voor de levering van gas aan kleinverbruikers aanvraagt.

Artikel 2

  • 1. Een aanvraag voor een vergunning wordt bij de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie ingediend.

  • 2. De aanvraag voor een vergunning bevat in aanvulling op artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht:

    a. een schatting van de verwachte afzet aan kleinverbruikers gedurende tenminste de eerste 12 maanden na het verlenen van de vergunning,

    b. één of meer overeenkomsten ten behoeve van de inkoop van gas en voor het daarvoor benodigde transport,

    c. een recente jaarrekening of een openingsbalans, welke is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,

    d. een recente verklaring van de rechtbank op basis van de registers, bedoeld in de artikelen 19 en 222a van de Faillissementswet, waaruit blijkt dat de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert en dat de aanvrager geen surseance van betaling is verleend,

    e. een beschrijving van de organisatie van de aanvrager, waarin in ieder geval is opgenomen de voorziene administratieve organisatie, met inbegrip van de financiële administratie, en de interne of externe controle hierop,

    f. voorbeelden van alle door de aanvrager gehanteerde offertes en overeenkomsten voor kleinverbruikers met de hierbij behorende algemene voorwaarden en

    g. de door de aanvrager gehanteerde klachten- en geschillenregeling voor kleinverbruikers.

Artikel 3

  • 1. De aanvrager kan redelijkerwijs in staat worden geacht de verplichtingen als opgenomen in hoofdstuk 5 van de Gaswet na te komen indien hij over zodanige inkoop- en transportcontracten beschikt dat hij, gelet op de te verwachten afzet, in staat zal zijn om op een betrouwbare wijze zorg te dragen voor de levering van gas aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt.

  • 2. De aanvrager beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten indien:

    a. de aanvrager financieel in staat is de termijn tussen uitgaven voor inkoop van gas en transportcapaciteit en inkomsten van kleinverbruikers te overbruggen,

    b. de aanvrager over een goede administratieve organisatie, met inbegrip van de financiële administratie, en over een goede interne of externe controle hierop beschikt,

    c. de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert en

    d. de aanvrager geen surseance van betaling is verleend.

  • 3. De aanvrager hanteert redelijke voorwaarden indien hij:

    a. duidelijke offertes en overeenkomsten hanteert, waarin de hoogte van de tarieven en de opbouw hiervan is aangegeven,

    b. een transparante en redelijke betalingsregeling hanteert,

    c. een transparante en redelijke regeling voor het opzeggen of ontbinden van overeenkomsten hanteert en

    d. in staat is klachten en geschillen op een adequate wijze te behandelen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop artikel 45, tweede lid, van de wet in werking treedt.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 juni 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zeventiende juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Op grond van artikel 43 van de Gaswet (hierna: de wet) is het vanaf 1 januari 2004, behoudens enkele uitzonderingen, verboden zonder vergunning gas te leveren aan afnemers die minder dan 170 000 m3 per jaar verbruiken (hierna kleinverbruikers genoemd). Artikel 45, eerste lid, van de wet bepaalt dat een vergunning wordt verleend indien de aanvrager aantoont dat hij beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak en redelijkerwijs in staat kan worden geacht de opgelegde verplichtingen na te komen.

Ingevolge artikel 45, tweede lid, van de wet worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels vastgelegd met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een vergunning en de criteria waaraan wordt getoetst. Dit besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 45, tweede lid, van de wet.

2. Liberalisering van de gasmarkt

Met ingang van 1 januari 2004 kunnen kleinverbruikers een gasleverancier kiezen. Vanaf genoemde datum vervalt de leveringsvergunning aan beschermde afnemers, bedoeld in artikel 22 van de wet. Voor de leveringsvergunning op basis van artikel 22 van de wet zijn thans in de Uitvoeringsregeling Gaswet nadere voorschriften gesteld. Deze voorschriften zullen met ingang van 1 januari 2004 vervallen. Hiervoor in de plaats komt de leveringsvergunning aan kleinverbruikers, bedoeld in artikel 43 van de wet. Nadere regels over deze vergunning worden gesteld in dit besluit en een ministeriële regeling op basis van artikel 43, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, van de wet. Bovendien vervalt, met artikel 87 van de wet, de verplichte inkoop door leveranciers van beschermde afnemers bij de in artikel 53 bedoelde vennootschap ten behoeve van deze beschermde afnemers.

3. Inhoud van het besluit

In dit besluit zijn de in artikel 45, eerste lid, van de wet genoemde criteria voor het verkrijgen van een vergunning, nader uitgewerkt. Deze criteria hebben betrekking op de organisatorische, financiële en technische kwaliteiten die de aanvrager nodig heeft voor een goede uitvoering van zijn taak zoals bedoeld in artikel 44 van de wet. Deze taak betreft het op betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van gas aan kleinverbruikers. Doordat aanvragers moeten voldoen aan de criteria zoals die gesteld zijn in dit besluit, wordt gewaarborgd dat slechts leveranciers op de Nederlandse markt actief zijn die daadwerkelijk een goede uitvoering kunnen geven aan hun taak als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet. Bij het vaststellen van de criteria is tevens gezorgd dat er geen onnodige hoge toetredingsdrempels zijn gecreëerd, opdat nieuwe marktpartijen de Nederlandse markt kunnen betreden, wat ten goede komt aan de keuzevrijheid voor de consument.

Om te kunnen beoordelen of de aanvrager over de kwaliteiten, bedoeld in artikel 45 van de wet, beschikt en of van hem verwacht kan worden dat hij zijn afnemers op een betrouwbare wijze en tegen redelijke voorwaarden van gas kan voorzien, is in artikel 2 van dit besluit bepaald welke gegevens bij de aanvraag voor een vergunning moeten worden overlegd. Het ligt in de bedoeling de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) te mandateren de vergunningaanvraag te beoordelen en, indien aan alle vereisten is voldaan, de vergunning te verlenen. Om deze reden is in het besluit opgenomen dat een aanvraag moet worden ingediend bij de directeur DTe. Een verzoek tot het verlenen van een vergunning moet vanwege de door de DTe benodigde tijd voor de beoordeling van de vergunningaanvraag, tijdig worden ingediend bij de directeur van de DTe. Aan de vergunning kunnen door de directeur van de DTe voorschriften worden verbonden. De aanvraag tot het verlenen van een vergunning moet worden ingediend op het volgende adres: Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag.

4. Europeesrechtelijke aspecten

De huidige Europese regelgeving verplicht niet tot een vergunningstelsel als bedoeld in de artikelen 43 en verder van de wet. Echter, de huidige Europese regelgeving biedt wel de ruimte voor dit vergunningstelsel. Ook na de thans in voorbereiding zijnde wijziging van de richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997, L 27) en richtlijn nr. 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PbEG L 204) bestaat naar verwachting ruimte voor het handhaven van het vergunningstelsel. Deze wijzigingen van deze twee richtlijnen, die onder meer betrekking hebben op de bescherming van de consument, hebben naar verwachting geen gevolgen voor het in dit besluit opgenomen vergunningstelsel. Mocht dit echter toch zo zijn, dan wordt het vergunningstelsel uiteraard aangepast aan de nieuwe Europese regels.

5. Handhaving

Ook nadat een vergunning is verleend, blijft het van belang dat deze vergunning alleen in het bezit is van leveranciers die aan de wettelijke eisen voldoen. Aan een vergunning kunnen ingevolge artikel 46 van de wet voorschriften en beperkingen worden verbonden, die ook kunnen wijzigen. Een voorschrift dat van belang is voor de handhaving van de vergunning is dat wijzigingen ten aanzien van de bij de aanvraag verstrekte gegevens onverwijld worden doorgegeven aan de directeur van de DTe. Dit voorschrift zal bij de verlening van de vergunning aan alle vergunningen worden verbonden. Tevens kan DTe op basis van artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 periodieke informatie opvragen om te controleren of een vergunninghouder nog steeds voldoet aan de eisen die de wet aan een vergunninghouder stelt.

Indien op basis van doorgegeven wijzigingen of op basis van andere gegevens blijkt dat niet langer aan de eisen ingevolge artikel 45, eerste lid, van de wet wordt voldaan, kan ingevolge artikel 47 van de wet de vergunning worden ingetrokken. Gelet op het voornemen de directeur DTe te mandateren voor het verlenen van de vergunning, ligt het ook in de rede de bevoegdheid aan de vergunning voorschriften te verbinden, deze te wijzigen of de vergunning in te trekken aan de directeur DTe te mandateren.

Ingevolge artikel 59 van de wet zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde de door de Minister van Economische Zaken aangewezen ambtenaren belast. De medewerkers van de DTe zullen hiervoor worden aangewezen. Ook de in artikel 49 van de wet opgenomen bevoegdheid bestuursdwang toe te passen, zal worden gemandateerd aan de directeur van de DTe. Tot slot is ook voorzien in strafrechtelijke handhaving, doordat overtreding van de artikelen 43, eerste lid, 44 en 48 strafbaar is gesteld ingevolge de Wet economische delicten.

Met DTe is overleg geweest over de inhoud van dit besluit. DTe heeft aangegeven zich met de inhoud en de uitvoerbaarheid van dit besluit te kunnen verenigen.

6. Bedrijfseffecten

De bedrijfseffecten bestaan uitsluitend uit administratieve lasten. Bij het opstellen van dit besluit is het uitgangspunt geweest dat de administratieve lasten voor het verkrijgen van een vergunning zo gering mogelijk moeten zijn. Waar mogelijk is aangesloten bij de praktijk van gaslevering aan kleinverbruikers en gegevens die in een behoorlijke boekhouding aanwezig zijn of relatief eenvoudig kunnen worden vergaard.

Het wordt verwacht dat de huidige vergunninghouders (leveranciers aan beschermde afnemers) op grond van de artikelen 21 en verder van de wet (26 in aantal) een aanvraag zullen indienen.

Naast de huidige vergunninghouders op grond van de artikelen 21 en verder van de wet wordt een aantal aanvragen van nieuwkomers op de markt verwacht. Op dit moment valt nog geen inschatting te maken omtrent het vermoedelijke aantal nieuwkomers. De verwachting is dat er als gevolg van de volledige opening van de gasmarkt op 1 januari 2004, een piek in het aantal aanvragen zal ontstaan. Daarnaast wordt verwacht dat jaarlijks enkele nieuwkomers tot de markt zullen toetreden, die een vergunningaanvraag zullen indienen.

De vergunningplicht op basis van artikel 45 van de wet betreft een lichter regime dan het regime op basis van artikel 21 van de wet, waardoor voor de bedrijven geen aanzienlijke additionele administratieve lasten verwacht worden. Zo zullen deze beperkt blijven tot het verzamelen van de vereiste gegevens, die in een behoorlijke boekhouding aanwezig zijn. Voor een aanvraag voor een vergunning op basis van artikel 22 van de wet moesten de namen en adressen van de aandeelhouders, een beschrijving van het leveringsgebied, de leveringsvoorwaarden en de voorzieningsgegevens worden meegestuurd. In dit besluit wordt niet gevraagd naar de namen en adressen van de aandeelhouders en het leveringsgebied. De leveringsvoorwaarden en voorzieningsgegevens moeten nog steeds bij de aanvraag worden gevoegd, zij het dat hier andere eisen aan worden gesteld wegens de veranderde structuur van de gasmarkt. Verder worden in dit besluit gegevens gevraagd over de organisatorische en financiële kwaliteiten van de aanvrager, die eerder niet werden gevraagd.

De kwantificering van de administratieve lasten is slechts globaal aan te geven, omdat nog geen ervaring bestaat met betrekking tot de aanvraag van een vergunning ingevolge artikel 45 van wet. In haar rapport «Administratieve lasten van EZ-regelgeving» zijn deze aanvraagkosten door EIM geraamd op respectievelijk (afgerond) € 330 voor kleine bedrijven, € 460 voor middelgrote bedrijven en € 1230 voor grote bedrijven.

Ook is vereist dat de aanvrager een verklaring van de rechtbank overlegt waaruit blijkt dat men niet in staat van faillissement verkeert en dat er geen surseance van betaling is aangevraagd. De kosten van een dergelijke verklaring verschillen per rechtbank. Uit navraag bij de rechtbanken in de vier grote steden bleek dat een dergelijke verklaring in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht € 75 kost, terwijl een dergelijke verklaring in Den Haag gratis is.

Voor het verkrijgen van een vergunning op basis van artikel 45, van de wet is op grond van artikel 64, eerste lid, van de wet een vergoeding verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding wordt ingevolge het Besluit kostenverhaal energie bij besluit van de Minister van Economische Zaken jaarlijks voor 1 september vastgesteld. De vergoedingen gelden dan vanaf 1 januari van het jaar waarin het besluit wordt vastgesteld tot en met 31 december van dat jaar. Verwacht wordt dat deze vergoeding qua hoogte ongeveer overeen zal komen met de vergoeding voor een vergunning op basis van artikel 95c van de Elektriciteitswet 1998, welke € 1500 bedraagt.

Voor een schatting van de totale administratieve lasten wordt uitgegaan van 36 aanvragers, te weten de 26 huidige vergunninghouders op basis van artikel 21 van de wet en 10 nieuwkomers. Tevens wordt aangenomen dat de vergoeding als bedoeld in artikel 64 van de wet ongeveer € 1500 zal bedragen. De totale administratieve lasten liggen dan tussen de € 69 000 en de € 101 000, afhankelijk van het soort bedrijven.

Een eerdere versie van dit besluit is aan Actal voorgelegd. De Actal heeft aangegeven geen behoefte te hebben het ontwerp-besluit te toetsen.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

Tweede lid, onderdeel a

Ingevolge het tweede lid, onderdeel a, wordt om een opgave van de te verwachten afzet voor tenminste de eerste 12 maanden na vergunningverlening gevraagd. De te verwachten afzet zal een combinatie zijn van een opgave van het verwachte aantal kleinverbruikers, in combinatie met het gemiddeld gebruik per afnemer.

Tweede lid, onderdeel b

Ingevolge het tweede lid, onderdeel b, wordt om overeenkomsten ten behoeve van de inkoop van gas en voor het daarvoor benodigde transport gevraagd. Bedoeling is om mede met behulp van deze contracten te toetsen of aanvrager zal kunnen voldoen aan artikel 44 van de wet. In dit artikel wordt van een vergunninghouder o.a. verlangd dat hij op betrouwbare wijze zorg draagt voor de levering van gas aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt. Gelet hierop dienen inkoopcontracten en contracten voor gebruik van het hogedruknet (tot aan het regionale net) overgelegd te worden voor zover in het transport niet is voorzien in de afgesloten inkoopcontracten. Wat betreft de regionale distributienetten dienen één of meer overeenkomsten overlegd te worden, waaruit blijkt dat de aanvrager gebruik mag maken van de netten in de regio's waar de aanvrager wil gaan leveren.

Tweede lid, onderdeel c

Ingevolge het tweede lid, onderdeel c, wordt om een recente jaarrekening of een recente openingsbalans gevraagd. Bedoeling is om met behulp van deze documenten een algemeen beeld van het bedrijf van de aanvrager te vormen en een oordeel te vormen over de financiële kwaliteiten van de aanvrager. Indien de jaarrekening of openingsbalans hiervoor onvoldoende houvast biedt, kan de directeur DTe nadere informatie vragen.

Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan bij de vergunningaanvraag aanvullende informatie worden gevoegd of kan hierom worden gevraagd indien het niet mogelijk is zonder deze informatie te beoordelen of de aanvrager over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak beschikt. Een voorbeeld van aanvullende informatie die van een aanvrager kan worden verlangd is een aanvullende accountantsverklaring die kan worden gevraagd wanneer onvoldoende inzicht bestaat omtrent de financiële kwaliteit van de aanvrager.

Tweede lid, onderdeel d

Ingevolge het tweede lid, onderdeel d, wordt van de aanvrager een verklaring verlangd waarmee wordt aangetoond dat geen faillissement is uitgesproken en dat geen surseance van betaling is verleend. Deze verklaring wordt afgegeven door de rechtbank in het arrondissement waar de aanvrager (statutair) gevestigd is. In het algemeen zal een verklaring niet als recent kunnen worden beschouwd als een verklaring ouder is dan ongeveer twee weken.

Tweede lid, onderdeel e

Ingevolge het tweede lid, onderdeel e, moet een beschrijving van de organisatie worden overlegd. Deze beschrijving dient er toe inzicht te geven in het bedrijf van de aanvrager en de wijze waarop de verschillende onderdelen (bij voorbeeld financiële administratie, klantencontacten) zijn georganiseerd. Door middel van een organigram en een beschrijving van de organisatie van het bedrijf kan aan deze eis worden voldaan. Belangrijk is met name dat duidelijk wordt hoe de financiële administratie, boekhouding, incasso, verbruikersadministratie en debiteurenadministratie zijn georganiseerd. Te denken valt hierbij aan de vraag of een bedrijf zelf deze werkzaamheden uitvoert of dit heeft uitbesteed aan een administratiekantoor. Ook is van belang dat de aanvrager aantoont hoe de interne en externe controle hierop is geregeld.

Tweede lid, onderdeel f

Ingevolge het tweede lid, onderdeel f, moet een aanvrager de voor kleinverbruikers gehanteerde offertes en overeenkomsten opsturen. Het gaat hier om het opsturen van voorbeelden van alle gehanteerde offertes en overeenkomsten, aan de hand waarvan zal worden beoordeeld of er sprake is van een transparante en redelijke betalingsregeling en een transparante en redelijke regeling voor het opzeggen of ontbinden van overeenkomsten. Deze voorbeelden moeten dus zowel van offertes aan de huishoudelijke klanten als van offertes aan de kleinzakelijke klanten worden ingediend. Naast de offertes en overeenkomsten, zullen voor deze beoordeling ook de door de aanvrager gehanteerde algemene voorwaarden van belang zijn. Deze moeten dan ook worden meegestuurd.

Artikel 3

Algemeen

Dit artikel geeft een invulling van de criteria van artikel 45, eerste lid, van de Gaswet. Volgens dit artikel wordt een vergunning verleend indien de aanvrager aantoont dat hij beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak en redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen als opgenomen in hoofdstuk 5 van de Gaswet na te komen.

Eerste lid

Van essentieel belang is dat de aanvrager, vanaf het moment dat de vergunning wordt verleend, in staat is om op betrouwbare wijze gas te leveren aan kleinverbruikers. Artikel 44 van de wet bepaalt dat een vergunninghouder onder andere de plicht heeft om op betrouwbare wijze gas te leveren aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt. Om aan te tonen dat hij hiertoe in staat is, moeten contracten voor de inkoop van gas en zonodig het transport worden overlegd. Met deze contracten zal moeten worden aangetoond dat de aanvrager in staat is gas te leveren, gelet op de door hem gegeven verwachting van de afzet. Uit de overlegde overeenkomsten moet tevens blijken dat de aanvrager gas zal kunnen leveren dat wat betreft de kwaliteitseisen inpasbaar is in het net waaraan kleinverbruikers zijn gekoppeld.

Uit de inkoopcontracten en transportcontracten moet blijken dat de aanvrager in staat zal zijn ook bij extreme kou (een etmaaltemperatuur van –17 °C) aan de verwachte vraag te kunnen voldoen. Inkoop- en transportcontracten dienen de verwachte vraag geheel te dekken, en te worden afgesloten voor een voldoende lange termijn. Te denken valt hierbij aan een periode van minimaal één jaar.

Thans is in voorbereiding een besluit, dat invulling geeft aan de in het wetsvoorstel tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Kamerstukken 28 174) voorgestelde bepaling dat het gastransportbedrijf belast met het beheer van het landelijk hogedrukgastransportnet, de taak heeft voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid. Eventuele gevolgen van het in voorbereiding zijnde besluit voor het voorliggende besluit, zullen in het in voorbereiding zijnde besluit worden meegenomen.

Tweede lid, onderdeel a

De aanvrager zal onder andere beoordeeld worden op het beschikken over de benodigde financiële kwaliteiten. Afhankelijk van het soort bedrijf, kan op verschillende aspecten worden gelet. Bij een startend bedrijf zal bijvoorbeeld worden gekeken of het bedrijf voldoende liquide middelen tot zijn beschikking heeft om het bedrijf enige tijd in bedrijf te houden. Hierbij is het van belang dat de kosten, exclusief de kosten van de inkoop van gas, enige tijd kunnen worden gedragen zonder de inkomsten uit de betalingen door klanten. Wanneer hierover onvoldoende zekerheid bestaat, kan aanvullende informatie, bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring, worden gevraagd.

Tweede lid, onderdeel b, c en d

In het tweede lid, onderdeel b, c en d worden enkele aanvullende criteria aangegeven waaraan de aanvrager moet voldoen. Deze criteria gaan niet verder dan de eisen die aan elk goed en gezond bedrijf mogen worden gesteld. Zo moet een aanvrager een goede administratie voeren. Hierbij kan worden gedacht aan een systeem waarin de klanten zijn opgenomen met de hierbij behorende gegevens. Ook de financiële administratie moet op orde zijn. Daarnaast komt een aanvrager niet in aanmerking voor een vergunning indien hij failliet is verklaard of jegens hem surseance van betaling is verleend. In deze situaties is geen sprake van een gezond bedrijf, dat zorg kan dragen voor een betrouwbare levering van gas. Van de aanvrager wordt derhalve een verklaring verlangd waarmee wordt aangetoond dat geen faillissement is uitgesproken of surseance van betaling is verleend. Hiertoe is in dit besluit opgenomen dat de aanvrager hieromtrent een recente verklaring van de rechtbank dient te overleggen. Deze verklaring wordt afgegeven door de rechtbank in het arrondissement waar de aanvrager (statutair) gevestigd is. Indien een faillissement is uitgesproken of surseance van betaling is verleend zal dit blijken uit de uittreksels van de rechtbank. Het spreekt voor zich dat een dergelijke verklaring niet ouder mag zijn dan ongeveer twee weken, wil de verklaring nog als recent aangemerkt worden.

Derde lid

In het derde lid wordt aangegeven wat wordt verstaan onder de redelijke voorwaarden, die de aanvrager moet hanteren ten opzichte van kleinverbruikers. Kernpunt van de beoordeling is of de voorwaarden waaronder de leverancier gas levert aan kleinverbruikers, voor de kleinverbruikers niet onevenredig belastend zijn. In de eerste plaats wordt hierbij gelet op de vraag of de voorwaarden duidelijk zijn. Zo moet uit de offertes en overeenkomsten duidelijk blijken welke betalingsregeling en betalingstermijn de aanvrager hanteert. Ingevolge deze bepaling zal uitsluitend worden bezien of voor afnemers van gas uit de offertes en overeenkomsten duidelijk blijkt welke kosten in rekening gebracht zullen worden. Zo moet duidelijk zijn welke componenten (b.v. kostprijs per m3, transport, belastingen) in rekening gebracht worden. Tevens zal aandacht worden besteed aan de redelijkheid van de door de aanvrager gehanteerde betalingsregeling, de lengte van het contract en de opzegtermijn. Het moet voor de kleinverbruiker vooraf helder zijn welke betalingsregeling en welke betalingstermijnen de aanvrager hanteert. Ook moet vooraf helderheid bestaan over de lengte van het contract en de bijbehorende opzegtermijn. De beoordeling van de voorwaarden zal mede aan de hand gebeuren van de regels van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek inzake de algemene voorwaarden (artikel 6:231 en volgende BW).

Verder is het van belang dat de aanvrager voorziet in een goede geschillenregeling, zowel voor de huishoudelijke als voor de kleinzakelijke verbruikers, en de procedure hiervoor vastlegt in zijn offertes en overeenkomsten. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld dat de aanvrager zich aansluit bij de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven en de Geschillencommissie Zakelijke Klanten. Een andere geschillenregeling is ook mogelijk, mits deze vergelijkbare waarborgen biedt als de geschillenregelingen van respectievelijk de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven en de Geschillencommissie Zakelijke Klanten. De aanvrager geeft bij de aanvraag van de leveringsvergunning derhalve inzicht in de wijze waarop klachten en geschillen omtrent de levering van gas zullen worden behandeld.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

J. G. Wijn


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven