Wet van 22 mei 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met een verlenging van de termijn voorafgaande aan de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool of de opheffing van een openbare basisschool

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de opheffing van een openbare basisschool of de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool pas plaatsvindt als het leerlingenverloop over drie schooljaren daartoe aanleiding geeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het primair onderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 153 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.

2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «met ingang van 1 augustus volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren onderscheidenlijk met ingang van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: met ingang van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren.

3. In het vierde lid wordt «in het tweede schooljaar van de 2 achtereenvolgende schooljaren onderscheidenlijk in het derde schooljaar van de 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: in het derde schooljaar van de 3 achtereenvolgende schooljaren.

B

Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

Indien het bevoegd gezag dat bij die mededeling aangeeft, tellen bij de toepassing van de gemiddelde schoolgrootte niet mee de door hem aangeduide scholen die sinds de aanvang van de bekostiging niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd en waarvan het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond waarvan de school voor bekostiging in aanmerking werd genomen. De tweede volzin is niet van toepassing op scholen als bedoeld in artikel 84.

2. Aan het tweede lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

Indien het bevoegd gezag dat bij de mededeling, bedoeld in de eerste volzin, aangeeft, tellen bij de toepassing van de gemiddelde schoolgrootte en het gewogen gemiddelde niet mee de door hem aangeduide scholen die sinds de aanvang van de bekostiging niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd en waarvan het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond waarvan de school voor bekostiging in aanmerking werd genomen. De derde volzin is niet van toepassing op scholen als bedoeld in artikel 84.

C

Artikel 158 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.

2. In het tweede lid wordt «met ingang van 1 augustus volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren, onderscheidenlijk met ingang van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: met ingang van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren.

3. In het vierde lid, onder a, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 mei 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de tiende juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 215.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 28 778.

Handelingen II 2002/2003, blz. 3905–3906.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 778 (211, 211a).

Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 20 mei 2003.

Naar boven