Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog
op de invoering van titel 4 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek de
artikelen 215 en 244 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen en
enkele misslagen te herstellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel I van de Wet van 21 november 2002, Stb. 587, tot vaststelling
van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen
aangebracht:
A. In artikel 215 lid 6 wordt de punt aan het slot vervangen door: , tenzij
het de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft.
B. In artikel 229 lid 3 wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin
is niet van toepassing indien de nalatenschap ingevolge artikel 13 van Boek
4 is verdeeld.
C. Artikel 244 komt als volgt te luiden:
Artikel 244
In afwijking van artikel 221 is de huurder van woonruimte niet bevoegd
het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan een ander in gebruik te geven. De
huurder van een zelfstandige woning die in die woning zijn hoofdverblijf heeft,
is echter bevoegd een deel daarvan aan een ander in gebruik te geven.
D. In artikel 274 lid 2, aanhef, wordt na «bedongen» ingevoegd:
dat.
ARTIKEL II
In artikel I van de Wet van 21 november 2002, Stb. 588, tot vaststelling
van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur van bedrijfsruimte) wordt
de volgende wijziging aangebracht:
In artikel 300 lid 2 worden de woorden «meer dan tien jaar»
vervangen door: tien jaar of langer.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2001 ingediende voorstel
van wet tot invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel
7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
(28 064)1 tot wet wordt verheven en in werking treedt,
worden daarin de volgende wijzigingen aangebracht:
A. In artikel II, onderdeel a, worden de woorden «Bij algemene maatregel
van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.
B. In artikel IV worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Na artikel 206 wordt een nieuw artikel 206a ingevoegd, luidende als
volgt:
Artikel 206a
Artikel 215 van Boek 7 is, voor zover het veranderingen en toevoegingen
aan de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft, niet van toepassing op
huurovereenkomsten die voor het tijdstip van het in werking treden van titel
4 van Boek 7 zijn gesloten.
b. Artikel 208e vervalt.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2001 ingediende voorstel
van wet tot invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel
7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
(28 064), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt deze
wet op hetzelfde tijdstip in werking.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
XHistnoot
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2002/2003, 28 721.
Handelingen II 2002/2003, blz. 3789.
Kamerstukken I 2002/2003, 28 721 (197, 197a).
Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 20 mei 2003.