Wet van 8 mei 2003 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (aanpassing ontnemingswetgeving)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wijziging en aanvulling behoeven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24d vervalt.

B

Artikel 36e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «andere strafbare feiten» vervangen door: dat feit of andere strafbare feiten.

2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Op het gemotiveerde verzoek van de verdachte of veroordeelde kan de rechter, indien de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de verdachte of veroordeelde niet toereikend zullen zijn om het te betalen bedrag te voldoen, bij de vaststelling van het te betalen bedrag daarmee rekening houden. Bij het ontbreken van zodanig verzoek kan de rechter ambtshalve of op vordering van de officier van justitie deze bevoegdheid toepassen.

3. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 8. Lijfsdwang kan met toepassing van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering door de rechter tot maximaal drie jaar worden bevolen en geldt als maatregel.

C

Artikel 74, tweede lid, onder d, komt te luiden:

d. voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van inbeslaggenomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel;.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 94a worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in het eerste lid bedoelde geval, de geldboete kan worden opgelegd of degene aan wie, in het in het tweede lid bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, kunnen in beslag worden genomen indien:

    a. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig zijn van het misdrijf in verband waarmee de geldboete kan worden opgelegd onderscheidenlijk het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, en

    b. voldoende aanwijzingen bestaan dat die voorwerpen aan die ander zijn gaan toebehoren met het doel de uitwinning van die voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, en

    c. die ander ten tijde van dat gaan toebehoren wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat die voorwerpen van enig misdrijf afkomstig waren.

  • 4. In het geval, bedoeld in het derde lid, kunnen tevens andere aan de betrokken persoon toebehorende voorwerpen in beslag worden genomen, tot ten hoogste de waarde van de in het derde lid bedoelde voorwerpen.

B

Artikel 94c wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d wordt geletterd e en de onderdelen e en f worden geletterd h en i.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. voor roerende zaken die geen registergoederen zijn en rechten aan toonder of order ook volstaan kan worden met het door een opsporingsambtenaar opmaken van een proces-verbaal van inbeslagneming en het afgeven van een bewijs van ontvangst aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen;.

3. Er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

f. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; de officier van justitie geeft, zo de hoofdzaak na het beslag ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt, daarvan zo spoedig mogelijk aan de derde schriftelijk kennis;

g. geen overeenkomstige toepassing toekomt aan artikel 722 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;.

C

Artikel 94d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «Burgerlijk Wetboek» wordt ingevoegd: en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 94c, onder c en e, is van overeenkomstige toepassing.

D

Aan artikel 103, tweede lid, wordt aan het slot een zinsnede toegevoegd, luidende: op de wijze zoals voorzien bij dit wetboek of door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig de wijze van betekening van het verlof, bedoeld in artikel 702, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

E

In artikel 117, vijfde lid, wordt «tweede» steeds vervangen door: eerste.

F

Artikel 118 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt «117, tweede lid» vervangen door: 117, eerste lid.

2. In het vierde lid wordt «in het tweede lid» vervangen door: in het derde lid.

G

Artikel 126 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een strafbaar feit» vervangen door: een misdrijf.

2. In het vierde lid wordt «tweede lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De officier van justitie informeert periodiek uit eigen beweging of op diens verzoek de rechter-commissaris over de voortgang van het strafrechtelijk financieel onderzoek. De rechter-commissaris licht de rechtbank in, indien hij zulks met het oog op artikel 126e, eerste lid, nodig oordeelt. De rechter-commissaris doet hiervan mededeling aan de officier van justitie.

H

Artikel 126c, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De officier van justitie kan bij dringende noodzakelijkheid ter inbeslagneming elke plaats, alsmede een woning zonder toestemming van de bewoner of een kantoor van een persoon met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 doorzoeken indien zich daar vermoedelijk bescheiden of gegevens als bedoeld in artikel 126a of voorwerpen als bedoeld in artikel 94a bevinden.

I

Aan artikel 126d wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende: met dien verstande dat de in artikel 98, tweede lid, bedoelde doorzoeking zich ten aanzien van brieven en geschriften mede uitstrekt tot die welke kunnen dienen om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dat is verkregen door degene tegen wie het onderzoek is gericht.

J

Artikel 126f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid worden de zinsneden «zijn beschikking» en «een afschrift daarvan» vervangen door: een afschrift van zijn beschikking.

2. In het vierde lid wordt «511g, tweede lid, onder d» vervangen door: 511g, tweede lid, onder c.

K

Artikel 511c komt te luiden:

Artikel 511c

De officier van justitie kan, zolang het onderzoek op de terechtzitting niet is gesloten, met de verdachte of veroordeelde een schriftelijke schikking aangaan tot betaling van een geldbedrag aan de staat of tot overdracht van voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel.

L

In artikel 511d, tweede lid, wordt «enig nader strafrechtelijk financieel onderzoek» vervangen door: een strafrechtelijk financieel onderzoek dan wel een nader strafrechtelijk financieel onderzoek.

M

In artikel 511e, tweede lid, wordt na «daarvan,» ingevoegd: behoudens de gevallen waarin de politierechter op voet van artikel 378, eerste lid, uitspraak doet,.

N

Artikel 511g, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. De onderdelen d en e worden geletterd c en d.

O

In artikel 573, eerste lid, wordt «goederen» vervangen door: voorwerpen.

P

Artikel 574 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt «goederen» vervangen door: voorwerpen.

2. In het eerste lid wordt «de onherroepelijke einduitspraak» vervangen door: het onherroepelijke vonnis of arrest.

3. In het tweede lid wordt «Deze einduitspraak» vervangen door «Dit vonnis of arrest» en «de einduitspraak» door: het vonnis of arrest.

Q

In artikel 575, eerste en vierde lid, wordt «goederen» vervangen door: voorwerpen.

R

Artikel 577b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «en 572 tot en met 576» vervangen door: 572, 573, eerste en tweede lid, en 574 tot en met 576.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op vordering van het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging is belast, of op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de veroordeelde of van een benadeelde derde kan de rechter die de in het eerste lid genoemde maatregel heeft opgelegd, het daarin vastgestelde bedrag verminderen of kwijtschelden. Is het bedrag reeds betaald of verhaald, dan kan de rechter bevelen dat het geheel of gedeeltelijk zal worden teruggegeven of aan een door hem aangewezen derde zal worden uitgekeerd. Het bevel laat ieders recht op het teruggegeven of uitgekeerde bedrag onverlet.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het openbaar ministerie en de verdachte onderscheidenlijk de benadeelde derde worden gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij – bij een tweede of volgende verzoek van de verdachte onderscheidenlijk de benadeelde derde – dit verzoek kennelijk ongegrond is.

4. In het vijfde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een zinsnede toegevoegd luidende: behoudens in het uitzonderingsgeval, bedoeld in het vierde lid.

S

Artikel 577c wordt geletterd artikel 577d.

T

Na artikel 577b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 577c

  • 1. Indien de veroordeelde niet aan het vonnis of arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar verlenen.

  • 2. De vordering tot het verlenen van het verlof wordt ingesteld en behandeld door de raadkamer van het gerecht waarbij de zaak in laatste feitelijke aanleg is behandeld.

  • 3. De officier van justitie roept de veroordeelde op voor de behandeling van de vordering. De behandeling vindt plaats in het openbaar.

  • 4. De vordering wordt niet toegewezen indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.

  • 5. Bij de beoordeling van de vordering houdt de raadkamer rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en het verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 574 tot en met 576 door het openbaar ministerie is genomen.

  • 6. Bij toewijzing van de vordering bepaalt de raadkamer de duur van de lijfsdwang. Op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of ambtshalve kan de raadkamer de omvang van het nog verschuldigde bedrag vaststellen. De toepassing van de lijfsdwang heft de verschuldigdheid niet op. De beslissing van de raadkamer wordt aan de veroordeelde betekend. Artikel 564 is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De lijfsdwang kan te allen tijde worden beëindigd door de officier van justitie. De lijfsdwang eindigt indien de veroordeelde alsnog volledig voldoet aan de verplichting tot betaling van het verschuldigde bedrag. De veroordeelde kan de rechter verzoeken om opheffing van de lijfsdwang. Artikel 577b, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

U

Artikel 578 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «kan» vervangen door «beveelt» en vervalt «bevelen».

2. In het vijfde lid wordt «Artikel 577b, achtste lid» vervangen door: Artikel 577b, negende lid.

ARTIKEL III

De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, eerste lid, wordt «door een persoon» vervangen door: van een persoon.

B

In artikel 31a, vijfde lid, wordt «13d» vervangen door: 13e.

ARTIKEL IV

De Penitentiaire beginselenwet4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel t, wordt na «gijzeling,» ingevoegd: lijfsdwang,.

B

Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g en h wordt geletterd: onderdeel h en i.

2. Een onderdeel wordt ingevoegd, luidende:

g. personen ten aanzien van wie lijfsdwang als bedoeld in artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering is bevolen;.

C

Artikel 10, tweede lid, komt te luiden als volgt:

  • 2. In bijzondere gevallen kan gijzeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede lijfsdwang als bedoeld in artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering in een gevangenis ten uitvoer worden gelegd.

ARTIKEL V

De artikelen I onder A en II onder T zijn niet van toepassing op veroordelingen die voor de inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk zijn geworden doch nog niet geheel ten uitvoer zijn gelegd.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 8 mei 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste mei 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 198.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2003, Stb. 201.

XNoot
3

Stb. 1986, 464, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 juli 2002, Stb. 355.

XNoot
4

Stb. 1998, 430, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 2003, Stb. 142.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 28 079.

Handelingen II 2002/2003, blz. 3537.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 079 (186, 186a).

Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 6 mei 2003.

Naar boven