Besluit van 4 december 2002 tot vaststelling van
de Vergoedingenregeling Raad voor Rechtsbijstand
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Justitie, van 25 november 2002,
nr. 5196780/802;
Gelet op artikel 3 van het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Stb. 1988,
205);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder de Raad: de Raad voor Rechtsbijstand,
bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Rechtsbijstand.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad ontvangt voor zijn werkzaamheden en onkosten
een vaste maandelijkse vergoeding van € 1090.
Artikel 3
De overige leden van de Raad ontvangen per vergadering van de Raad een
vergoeding van € 185. Met een vergadering van de Raad wordt gelijkgesteld
een bijeenkomst waaraan een lid van de Raad uit hoofde van dit lidmaatschap
deelneemt.
Artikel 4
De Raad kan op grond van artikel 8 van de Wet op de rechtsbijstand voor
de voorbereiding of uitvoering van bepaalde werkzaamheden commissies instellen.
De leden van deze onder de Raad ressorterende commissies ontvangen per dagdeel
dat wordt deelgenomen aan een vergadering een vergoeding van € 140.
Artikel 5
De voorzitter en de leden van de Raad en de onder de Raad ressorterende
commissies hebben overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit
buitenland recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten.
Artikel 6
De vacatiegeldenregeling Raden voor Rechtsbijstand van 27 januari
1994, kenmerk 423317/894, wordt ingetrokken.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de datum van plaatsing in het Staatsblad
en werkt terug tot 1 januari 2002.
Artikel 8
Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling Raad voor Rechtsbijstand.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit
dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 4 december 2002
Beatrix
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de negende januari 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de Wet op de Rechtsbijstand (Stb. 1993, 775) zijn de Raden voor Rechtsbijstand
ingesteld. De vijf ressortelijke Raden zijn belast met de organisatie van
de gesubsidieerde rechtsbijstand in hun ressort.
Deze regeling vervangt de Vacatiegeldenregeling Raden voor Rechtsbijstand
uit 1994. Reden is dat de vergoedingen voor de werkzaamheden van de leden
van de raden en de daaronder ressorterende commissies sinds die tijd niet
zijn geïndexeerd. De maandelijkse vergoeding voor de voorzitters van
de raden is nog adequaat. Deze blijft derhalve op hetzelfde niveau gehandhaafd.
De vergoedingen voor de leden van de raden en de daaronder ressorterende
commissies zijn gerelateerd aan de complexiteit en zwaarte van de te verrichten
werkzaamheden.
Voor de commissies wordt de vergoeding per dagdeel verstrekt, omdat de
vergaderingen van deze commissies regelmatig meerdere dagdelen beslaan en
daarnaast vaak substantiële voorbereidingstijd en regelmatig ook uitwerkingstijd
vergen. Vergoeding aan de leden van de commissies vindt overigens pas plaats
bij daadwerkelijke deelname aan de vergaderingen.
Besloten is om de regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari
2002 te laten intreden.
De totale meerkosten die deze regeling met zich brengt bedragen € 43 000
die de vijf Raden kunnen bekostigen vanuit de hun reeds ter beschikking gestelde
financiële kaders.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner