Besluit van 4 april 2003, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs in verband met het van toepassing worden van de Wet verbetering poortwachter

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 6 november 2002, nr. AB/PSW/2002/38075, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; artikel 33, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; de artikelen 38a, tweede lid, en 153, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 23 januari 2003, nr. W05.02.0502/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 17 maart 2003, nr. AB/PSW/2003/4606(B44), directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g wordt vervangen door: g. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

2. In onderdeel h wordt «bedrijfsgezondheidskundige dienst» vervangen door: arbodienst.

3. In onderdeel j wordt «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

4. Onderdeel r wordt vervangen door: r. passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de betrokkene is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.

B

In artikel 2 wordt in het tweede, derde en vierde lid «bedrijfsgezondheidsdienst» telkens vervangen door: arbodienst.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid vervalt en het vierde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

2. In het nieuwe derde lid onderdeel a wordt na «artikel 20» toegevoegd: en artikel 20a.

3. In het nieuwe vierde lid wordt «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

D

In artikel 8 wordt in het tweede lid «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

E

In artikel 10 wordt in het eerste en tweede lid «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

F

Artikel 11 wordt vervangen door:

Artikel 11. Regels voor het bevoegd gezag met betrekking tot de reïntegratie van de zieke betrokkene

  • 1. Het bevoegd gezag is gehouden zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de betrokkene, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en bij het bevoegd gezag geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert het bevoegd gezag de inschakeling van de betrokkene in voor hem passende arbeid bij een andere werkgever.

  • 2. Uit hoofde van zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid, stelt het bevoegd gezag in overeenstemming met de betrokkene een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de betrokkene regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

G

Na artikel 11 wordt een nieuw artikel 11a ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Regels voor de zieke betrokkene met betrekking tot reïntegratie

De betrokkene die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is gehouden:

a. gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 11, eerste lid;

b. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid;

c. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt.

H

In artikel 13 wordt in het eerste en tweede lid «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

I

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen f, g en h wordt «bedrijfsgezondheidsdienst» telkens vervangen door: arbodienst.

2. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door het bevoegd gezag of door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die er op gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten;

j. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid.

J

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Zodra het bevoegd gezag kennis heeft genomen van de conclusies van het onderzoek, wordt de betrokkene van deze conclusies onverwijld schriftelijk in kennis gesteld. Op verzoek van betrokkene wordt eveneens zijn behandelend arts schriftelijk in kennis gesteld van evenbedoelde conclusies.

K

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door: arbodienst.

2. In het tweede lid wordt «bedrijfsgezondheidskundige dienst» vervangen door: arbodienst.

L

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met het zesde lid tot tweede tot en met zevende lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Ingeval van een geschil over het wel of niet bestaan van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte voorziet artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in het instellen van een onderzoek en het geven van een oordeel.

2. In het nieuwe tweede lid wordt de zinsnede «als bedoeld in de artikelen 11, 17 en 18» vervangen door: als bedoeld in artikel 18.

3. In het nieuwe derde lid wordt «bedrijfsgezondheidsdienst» vervangen door «arbodienst» en wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen 11, 17 en 18» vervangen door: bedoeld in artikel 18.

4. In het nieuwe zesde lid wordt na «De kosten van het hernieuwd onderzoek» ingevoegd: alsmede de kosten, verbonden aan het onderzoek, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,

5. In het nieuwe zevende lid wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid.

M

Na artikel 20 wordt een nieuw artikel 20a ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Ontslag in verband met niet meewerken aan reïntegratie

  • 1. De betrokkene die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, kan worden ontslagen, indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    a. gevolg te geven aan de door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten;

    b. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt;

    c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid.

  • 2. Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag een hierop betrekking hebbend advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in en neemt dit mede in beschouwing.

N

In artikel 39 wordt in het eerste lid, het zesde lid en het achtste lid de zinsnede «dan wel na een periode van 52 weken onafgebroken arbeidsongeschiktheid gangbare arbeid te verrichten» telkens vervangen door: dan wel, na onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende het in artikel 19, eerste en tweede lid, van de WAO bedoelde tijdvak, al dan niet verlengd op grond van artikel 19, zevende lid van de WAO of artikel XV, veertiende lid, onder a en c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, gangbare arbeid te verrichten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 april 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Uitgegeven de dertiende mei 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit tot wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (BZA) wordt het BZA aangepast aan de wijzigingen van ondermeer de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet terugdringing ziekteverzuim en het Burgerlijk Wetboek (BW), zoals opgenomen in de Wet verbetering poortwachter. De Wet verbetering poortwachter (Stb. 2001, 628) is per 1 april 2002 in werking getreden. Op grond van die wet wordt ondermeer de datum waarop de WAO ingaat gedifferentieerd, wordt de mogelijkheid geboden om onder bepaalde voorwaarden de loondoorbetaling te onderbreken en wordt het mogelijk een zieke werknemer te ontslaan indien hij niet meewerkt aan zijn reïntegratie. Voor het onderwijspersoneel wordt het BZA dienovereenkomstig aangepast. Met de aanpassing van het BZA aan de wijzigingen in het BW beogen sociale partners verenigd in de Sectorcommissie Onderwijspersoneel (SCOP) ondermeer te bereiken dat de rechtsposities van het personeel in het openbaar en bijzonder onderwijs inhoudelijk zoveel mogelijk bij elkaar blijven aansluiten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

In artikel 1 «Begripsbepalingen» is het begrip passende arbeid aangepast aan de definitie die van dat begrip wordt gegeven in de Wet verbetering poortwachter (artikel 7:658a BW).

Onder «passende arbeid» wordt in het bovenstaande verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. De vraag wat passende arbeid is, moet in elk concreet geval aan de hand van de omstandigheden worden beantwoord. Als de betrokkene naar verwachting zijn eigen werk weer kan hervatten zal de invulling van het begrip passende arbeid daarop gericht zijn.

Als de terugkeer op de eigen werkplek niet meer tot de reële mogelijkheden behoort, zal een bredere oriëntatie mogelijk zijn. Als leidraad moet worden gevolgd dat het bij passende arbeid moet gaan om arbeid die in redelijkheid aan de betrokkene kan worden opgedragen, gelet op het arbeidsverleden, de opleiding, de gezondheidstoestand, de afstand tot het werk en het loon.

Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt het begrip «bedrijfsgezondheidsdienst» te vervangen door: arbodienst zoals bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Deze laatste wijziging werkt door in diverse artikelen.

C

Artikel 3, derde lid, van het BZA was indertijd ingevoegd in verband met de invoering van de WAO-conforme uitkering. Dit artikellid kan vervallen omdat het onderwijspersoneel inmiddels rechtstreeks onder de WAO is komen te vallen.

F

In het oude artikel 11 werd nog uitgegaan een ziekmelding door de werkgever na 13 weken aan de uitvoeringsinstelling, welke ziekmelding vergezeld diende te gaan van een voorlopig reïntegratieplan. Was de verwachting er niet dat de werknemer binnen het eerste ziektejaar weer aan de slag kon gaan, dan diende vervolgens een volledig reïntegratieplan te worden ingediend, uiterlijk binnen 8 maanden na het begin van het verzuim. Deze procedure is komen te vervallen met de invoering van de Wet verbetering poortwachter. De kern van de verbeterde procesgang betreft de volgende punten:

– Indien er sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim geeft de arbodienst zijn oordeel over het ziektegeval. Het geven van een oordeel impliceert dat er enerzijds een adequate probleemanalyse wordt opgesteld, terwijl anderzijds (op basis van de probleemanalyse) een advies wordt gegeven inzake herstel en werkhervatting.

– Door werkgever en werknemer wordt een plan van aanpak opgesteld dat regelmatig wordt geëvalueerd. Dit plan van aanpak wordt bijgesteld als de uitkomsten van deze evaluatie dan wel het advies van de arbodienst daartoe aanleiding geven.

– In het reïntegratieverslag wordt verantwoording afgelegd over het eerste ziektejaar. Met de invoering van het reïntegratieverslag wordt het voorlopig en definitief reïntegratieplan afgeschaft. De werknemer moet het reïntegratieverslag indienen bij de aanvraag van de WAO-uitkering.

Deze nieuwe procesgang is nader uitgewerkt in de Regeling, houdende regels omtrent de procesgang gedurende het eerste ziektejaar. Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 26 maart 2002, nr. 60. Het nieuwe artikel 11 BZA sluit aan bij deze nieuwe procesgang. In het eerste lid is vastgelegd dat het bevoegd gezag verplicht is zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de betrokkene, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten. Indien niet te verwachten is dat de arbeidsongeschikte betrokkene binnen een redelijke termijn zijn arbeid kan hervatten, dient het bevoegd gezag te bevorderen dat de betrokkene elders in de arbeid kan worden ingeschakeld.

Indien betrokkene niet meer in de eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever kan worden geplaatst, bevordert het bevoegd gezag de inschakeling van betrokkene in voor hem passende arbeid bij een andere werkgever. Bij een dergelijke plaatsing dient uiteraard de nodige zorgvuldigheid te worden betracht. Denkbaar is dat in een dergelijk geval een voorziening wordt getroffen – bijvoorbeeld in de vorm van een proefplaatsing gedurende een bepaalde tijd – voor het geval de plaatsing bij de andere werkgever mislukt. Overigens kan zowel werkgever als werknemer in een dergelijke situatie een deskundigenoordeel vragen aan het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) met betrekking tot de vraag of er sprake is van passende arbeid (zie de toelichting onder L).

Het tweede lid bepaalt dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de betrokkene een plan van aanpak opstelt. Indien werkgever en werknemer het niet eens worden over een plan van aanpak, kan door werkgever of werknemer een second opinion aan UWV worden gevraagd.

G

In het nieuwe artikel 11a, dat overeenkomt met artikel 7:660a BW dat als gevolg van de Wet verbetering poortwachter in het BW is opgenomen, wordt aangegeven waartoe de zieke werknemer is gehouden, teneinde zijn reïntegratie te bevorderen. Hij is daarbij onder meer verplicht andere passende arbeid te aanvaarden indien hij de eigen arbeid niet meer kan verrichten.

I

De onderdelen i en j worden toegevoegd aan artikel 15, eerste lid, BZA naar aanleiding van de wijziging van artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim. In de nieuwe onderdelen i en j wordt geregeld dat het bevoegd gezag het recht heeft om loondoorbetaling te weigeren indien de betrokkene zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten.

Ook een weigering om mee te werken aan een plan van aanpak kan een reden zijn om loondoorbetaling te weigeren.

J

Het tweede lid van artikel 17 is aangepast in verband met de mogelijkheid die de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ingeval van een meningsverschil tussen werkgever en werknemer over ziekte aan zowel de werknemer als werkgever biedt een second opinion te vragen bij het UWV.

Aangezien artikel 19 niet langer van toepassing is op het in artikel 17 bedoelde onderzoek, vervalt in het tweede lid de verwijzing naar artikel 19.

L

Artikel 30, eerste lid, onderdeel e van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (hierna: wet SUWI) voorziet in een zogenoemde second opinion door een uitvoeringsinstelling in geval van een geschil tussen de werkgever en de werknemer over het wel of niet bestaan van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. De procedure van de commissie van geneeskundigen zoals neergelegd in artikel 19 is, gelet op de introductie in de Wet SUWI van de second opinion-mogelijkheid, overbodig voor het onderzoek dat op grond van de artikelen 11, 11a en 17 kan plaatsvinden. Voor de in artikel 18 bedoelde onderzoeken wordt de commissie van geneeskundigen gehandhaafd aangezien de procedure van artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van de Wet SUWI niet als second opinion voor dergelijke onderzoeken is bedoeld.

In het zesde lid is opgenomen dat de kosten verbonden aan het onderzoek bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van de Wet SUWI voor rekening komen van het bevoegd gezag.

In dit verband wordt er op gewezen dat zowel de zieke werknemer als het bevoegd gezag op grond van artikel 30 van de Wet SUWI de mogelijkheid hebben om, naast bovenbedoelde second opinion op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel e van de Wet SUWI, met betrekking tot twee aspecten een second opinion te vragen aan het UWV. Het gaat om de volgende taken van het UWV:

– artikel 30, eerste lid, onderdeel f: op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over de aanwezigheid van passende arbeid, die de zieke werknemer voor de werkgever in staat is te verrichten.

– artikel 30, eerste lid, onderdeel g: op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek instellen naar en een oordeel geven over de vraag of de werkgever ten aanzien van zijn zieke werknemer voldoende en geschikte reïntegratie-inspanningen heeft verricht.

M

De Wet verbetering poortwachter maakt het (via wijziging van het BW, artikel 7:670b) mogelijk voor de werkgever ook in de periode van twee jaar na het begin van de ziekte de arbeidsovereenkomst op te zeggen, indien de werknemer handelt in strijd met zijn verplichting al het mogelijke te doen om hervatting van eigen of andere arbeid te realiseren. Hiertoe behoort ook het zonder deugdelijke grond niet meewerken aan het opstellen van het plan van aanpak als bedoeld in de WAO. Het ontslagverbod wordt ook doorbroken, indien de werknemer zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan alle maatregelen en activiteiten die de werkgever dient te verrichten om te bevorderen dat de werknemer wordt gereïntegreerd door voor hem arbeid te gaan verrichten. De doorwerking van deze maatregel op grond van de Wet verbetering poortwachter wordt bereikt door invoering van een nieuw artikel 20a. Gekozen is voor een apart artikel en niet voor onderbrenging van deze maatregel in artikel 20, omdat het niet gaat om een situatie waarin de betrokkene wordt ontslagen in verband met arbeidsongeschiktheid (welke ontslaggrond is opgenomen in laatstgenoemd artikel) maar op grond van het niet meewerken aan zijn reïntegratie.

Ontslag op grond van het niet meewerken aan reïntegratie moet worden gezien als een ultimum remedium. In principe dienen eerst andere wegen (zoals bijvoorbeeld looninhouding) bewandeld te worden alvorens tot ontslag wordt besloten.

In het tweede lid is geregeld dat het bevoegd gezag advies dient in te winnen bij het UWV alvorens te komen tot ontslagverlening. Bij de totstandkoming van de nieuwe ontslaggrond neergelegd in artikel 7:670b van het BW is tijdens de parlementaire behandeling door het kabinet (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 678, nr. 21) toegezegd dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) die een besluit neemt over de verwijtbaarheid van de werknemer in het kader van dat besluit het advies van het UWV dient in te winnen en hierbij mede in beschouwing dient te nemen. Een en ander is neergelegd in artikel 5:1, vierde lid, van het Ontslagbesluit (Stcrt. 2002, 53).

De vertaling van deze bepaling naar het BZA heeft geresulteerd in het neerleggen van een verplichting voor het bevoegd gezag om advies van het UWV in te winnen alvorens te komen tot het besluit tot ontslagverlening.

N

Door de wijziging van de WAO en artikel XV van de Wet terugdringing ziekteverzuim in het kader van de Wet verbetering poortwachter wordt het mogelijk om de wachttijd van 52 weken voor de WAO te verlengen. Artikel 39, waarin er nog van uitgegaan werd dat deze wachttijd standaard 52 weken bedraagt, wordt hierop aangepast.

Artikel II

De Wet verbetering poortwachter is per 1 april 2002 in werking getreden. Het gaat ondermeer om wijzigingen in de WAO, de Wet terugdringing ziekteverzuim en het Burgerlijk Wetboek. De aanpassingen van WAO en Wet terugdringing ziekteverzuim werken rechtstreeks voor het onderwijspersoneel, de aanpassing van het BW alleen voor het bijzonder onderwijspersoneel. Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat de aanpassing van het BZA aan de gewijzigde BW-bepalingen niet per 1 april 2002 kan ingaan, maar eerst na inwerkingtreding van het besluit, aangezien het hier om verplichtingen voor werknemer en werkgever gaat en de introductie van een ontslagbevoegdheid voor de werkgever.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink


XNoot
1

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 februari 2002, Stb. 137.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 juni 2003, nr. 108.

Naar boven