Wet van 16 januari 2003 tot wijziging van de Provinciewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur (Wet dualisering provinciebestuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het provinciebestuur te dualiseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Provinciewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt «een provinciaal bestuur» vervangen door: provinciale staten.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «provinciaal bestuur» vervangen door: provinciebestuur.

2. Onderdeel c vervalt.

C

Het opschrift van TITEL II komt te luiden:

TITEL II. DE INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET PROVINCIEBESTUUR

D

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Een lid van provinciale staten is niet tevens:

    a. minister;

    b. staatssecretaris;

    c. lid van de Raad van State;

    d. lid van de Algemene Rekenkamer;

    e. Nationale ombudsman;

    f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    g. commissaris van de Koning;

    h. gedeputeerde;

    i. lid van de rekenkamer;

    j. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van provinciale staten tevens gedeputeerde zijn gedurende het tijdvak dat:

    a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en eindigt op het tijdstip waarop de gedeputeerden ingevolge artikel 41, eerste lid, aftreden, of

    b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van provinciale staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van provinciale staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder j, kan een lid van provinciale staten tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

E

In artikel 14 wordt «lid van het provinciaal bestuur» vervangen door: lid van provinciale staten.

F

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, wordt «het provinciaal bestuur» telkens vervangen door: het provinciebestuur.

2. In het tweede lid wordt «Van het bepaalde in het eerste lid,» vervangen door: Van het eerste lid, aanhef en.

3. Er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Provinciale staten stellen voor hun leden een gedragscode vast.

G

In artikel 17, tweede lid, vervalt de zinsnede «of gedeputeerde staten» en wordt «oordelen» vervangen door: oordeelt.

H

In artikel 18 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

I

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. Een gedeputeerde kan al dan niet op zijn verzoek door provinciale staten worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

J

In artikel 22 wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

Ja

Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Provinciale staten maken de besluitenlijst van hun vergaderingen op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar. Provinciale staten laten openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

K

In artikel 25, tweede lid, wordt «een provinciale commissie» vervangen door: een commissie.

L

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

  • 1. Provinciale staten en elk van hun leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2. De in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3. Provinciale staten stellen met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

M

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

  • 1. Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

  • 2. De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

N

Na artikel 35 worden drie artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 35a

  • 1. Het aantal gedeputeerden bedraagt ten minste drie en ten hoogste zeven.

  • 2. Een gedeputeerde vervult een volledige functie.

  • 3. Provinciale staten kunnen besluiten dat een of meer van de gedeputeerden zijn functie in deeltijd vervult. In dat geval bedraagt het aantal gedeputeerden ten hoogste negen.

  • 4. Indien het derde lid toepassing vindt, stellen provinciale staten bij de benoeming van de gedeputeerden de tijdbestedingsnorm van elke gedeputeerde vast, met dien verstande dat de tijdbestedingsnorm van de gedeputeerden gezamenlijk in dat geval ten hoogste tien procent meer bedraagt dan de tijdbestedingsnorm van de gedeputeerden gezamenlijk zou hebben bedragen indien alle gedeputeerden een volledige functie zouden vervullen.

Artikel 35b

  • 1. Voor het ambt van gedeputeerde gelden de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 10.

  • 2. Provinciale staten kunnen voor de duur van ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap.

  • 3. Dezelfde persoon kan niet in meer dan één provincie gedeputeerde zijn.

Artikel 35c

  • 1. Een gedeputeerde is niet tevens:

    a. minister;

    b. staatssecretaris;

    c. lid van de Raad van State;

    d. lid van de Algemene Rekenkamer;

    e. Nationale ombudsman;

    f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    g. commissaris van de Koning;

    h. lid van provinciale staten;

    i. lid van de rekenkamer;

    j. lid van de raad van een gemeente;

    k. burgemeester;

    l. wethouder;

    m. lid van een deelraad;

    n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    o. lid van de rekenkamer van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;

    p. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    q. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur van een in de provincie gelegen gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    r. voorzitter van of lid van het bestuur van of ambtenaar in dienst van een in de provincie gelegen waterschap;

    s. ambtenaar in dienst van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld lichaam waarvan een orgaan aan toezicht van gedeputeerde staten is onderworpen;

    t. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

    u. functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een gedeputeerde tevens lid van provinciale staten zijn van de provincie waar hij gedeputeerde is gedurende het tijdvak dat:

    a. aanvangt op de dag van de stemming van de verkiezing van de leden van provinciale staten en eindigt op het tijdstip waarop de gedeputeerden ingevolge artikel 41, eerste lid, aftreden, of

    b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van provinciale staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van provinciale staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een gedeputeerde tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

O

In artikel 36 wordt «in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18» vervangen door: in een vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling.

P

In artikel 37 wordt «artikel 35» vervangen door: artikel 35a.

Q

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk, tenzij provinciale staten besluiten het aantal gedeputeerden te verminderen.

R

Na artikel 40 worden drie artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 40a

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de gedeputeerden, in de vergadering van provinciale staten, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot gedeputeerde benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets uit dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als gedeputeerde naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!» («Dat verklaar en beloof ik!»)

Artikel 40b

  • 1. Een gedeputeerde vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn ambt als gedeputeerde.

  • 2. Een gedeputeerde meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan provinciale staten.

  • 3. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op gedeputeerden.

Artikel 40c

  • 1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op gedeputeerden.

  • 2. Provinciale staten stellen voor de gedeputeerden een gedragscode vast.

S

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

  • 1. Na de verkiezing van de leden van provinciale staten treden de gedeputeerden af op het moment dat provinciale staten ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 35a bepaalde aantal gedeputeerden heeft benoemd en deze benoemingen zijn aanvaard

  • 2. Indien zoveel gedeputeerden hun ontslag indienen of worden ontslagen dat niet ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 35a bepaalde aantal gedeputeerden in functie is, treedt de commissaris van de Koning in de plaats van gedeputeerde staten totdat dit wel het geval is.

T

Artikel 44 vervalt.

U

Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien degene wiens benoeming tot gedeputeerde is ingegaan, een functie bekleedt als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, en het tweede of derde lid van dat artikel niet van toepassing zijn, draagt hij er onverwijld zorg voor dat hij uit die functie wordt ontheven.

V

Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien een gedeputeerde niet langer voldoet aan de vereisten voor het ambt van gedeputeerde, bedoeld in artikel 35b, eerste en tweede lid, of een functie gaat bekleden als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, en het tweede of het derde lid van dat artikel niet van toepassing zijn, neemt hij onmiddellijk ontslag. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan provinciale staten.

W

Artikel 48 vervalt.

X

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49

Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde zijn ontslag indient, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Y

Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50

De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.

Z

Artikel 51 vervalt.

AA

Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 53a

  • 1. De commissaris van de Koning bevordert de eenheid van het beleid van gedeputeerde staten.

  • 2. De commissaris kan onderwerpen aan de agenda voor een vergadering van gedeputeerde staten toevoegen.

  • 3. De commissaris kan ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel aan gedeputeerde staten voorleggen.

BB

Artikel 54, derde lid, vervalt.

CC

Aan artikel 60 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Gedeputeerde staten maken de besluitenlijst van hun vergaderingen op de in de provincie gebruikelijke wijze openbaar. Zij laten de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

DD

Artikel 67 komt te luiden:

Artikel 67

De commissaris is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. lid van provinciale staten;

h. gedeputeerde;

i. lid van de rekenkamer;

j. lid van de raad van een gemeente;

k. burgemeester;

l. wethouder;

m. lid van een deelraad;

n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

o. lid van de rekenkamer van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;

p. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

q. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur van een in de provincie gelegen gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt;

r. voorzitter van, lid van het bestuur van of ambtenaar in dienst van een in de provincie gelegen waterschap;

s. ambtenaar in dienst van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld lichaam waarvan een orgaan aan toezicht van gedeputeerde staten is onderworpen;

t. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

u. functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

EE

Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

  • 1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de commissaris.

  • 2. Provinciale staten stellen voor de commissaris een gedragscode vast.

FF

In artikel 74, tweede lid, wordt «de griffier» vervangen door: de secretaris.

GG

Artikel 75 komt te luiden:

Artikel 75

  • 1. Bij verhindering of ontstentenis van de commissaris wordt zijn ambt waargenomen door een door gedeputeerde staten aan te wijzen gedeputeerde. Van de aanwijzing doet de commissaris schriftelijk mededeling aan Onze Minister. Het voorzitterschap van provinciale staten wordt bij verhindering of ontstentenis van de commissaris waargenomen door het langstzittende lid van provinciale staten. Indien meer leden van provinciale staten even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming van het voorzitterschap plaats door het oudste lid in jaren van hen. Provinciale staten kunnen een ander lid van provinciale staten met de waarneming van het voorzitterschap belasten.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van alle gedeputeerden wordt het ambt van commissaris waargenomen door het langstzittende lid van provinciale staten. Indien meer leden van provinciale staten even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. Provinciale staten kunnen een ander lid van provinciale staten met de waarneming belasten.

HH

In artikel 76, tweede lid, vervalt de zinsnede: , indien hij geen lid van provinciale staten is,.

II

In artikel 78 wordt de zinsnede «is artikel 15 van overeenkomstige toepassing» vervangen door: zijn de artikelen 67 en 68 van overeenkomstige toepassing.

JJ

Na hoofdstuk IV worden twee hoofdstukken ingevoegd, die luiden:

HOOFDSTUK IVA. DE REKENKAMER

§ 1. De provinciale rekenkamer
Artikel 79a
  • 1. Provinciale staten kunnen een rekenkamer instellen.

  • 2. Indien provinciale staten een rekenkamer instellen, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede hoofdstuk XIa van toepassing.

  • 3. Indien provinciale staten geen rekenkamer instellen is hoofdstuk IVb van toepassing.

Artikel 79b

Provinciale staten stellen het aantal leden van de rekenkamer vast.

Artikel 79c
  • 1. Provinciale staten benoemen de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.

  • 2. Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemen provinciale staten uit de leden de voorzitter.

  • 3. Provinciale staten kunnen plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemen provinciale staten in ieder geval een plaatsvervangend lid. Deze paragraaf is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Provinciale staten kunnen een lid herbenoemen.

  • 5. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, plegen provinciale staten overleg met de rekenkamer.

  • 6. Een lid van de rekenkamer wordt door provinciale staten ontslagen:

    a. op eigen verzoek;

    b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

    c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    e. indien hij naar het oordeel van provinciale staten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 7. Een lid van de rekenkamer kan door provinciale staten worden ontslagen:

    a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    b. indien hij handelt in strijd met artikel 79h juncto artikel 15, eerste en tweede lid.

Artikel 79d
  • 1. Provinciale staten stellen een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

    a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

  • 2. Provinciale staten kunnen een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 79c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

  • 3. Provinciale staten beëindigen de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kunnen provinciale staten de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 79e

Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel 79f
  • 1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

    a. minister;

    b. staatssecretaris;

    c. lid van de Raad van State;

    d. lid van de Algemene Rekenkamer;

    e. Nationale ombudsman;

    f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    g. lid van de provinciale staten;

    h. commissaris van de Koning van de betrokken provincie;

    i. gedeputeerde van de betrokken provincie;

    j. burgemeester van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;

    k. wethouder van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;

    l. lid van een deelraad van een in de betrokken provincie gelegen deelgemeente;

    m. lid van het dagelijks bestuur van een in de betrokken provincie gelegen deelgemeente;

    n. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

    o. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

    p. functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder n, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Artikel 79g

Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van provinciale staten, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: «Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!

(«Dat verklaar en beloof ik!»)

Artikel 79h

Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel 79i
  • 1. De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer leden bestaat, tevens voor haar vergaderingen.

  • 2. De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan provinciale staten en maakt het bekend op de wijze, bedoeld in artikel 136, tweede lid.

Artikel 79j
  • 1. Provinciale staten stellen, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

  • 2. Op voordracht van de voorzitter of van het enige lid van de rekenkamer benoemen gedeputeerde staten zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

  • 3. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de provincie

  • 4. De ambtenaren, die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

Artikel 79k

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van provinciale staten vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

§ 2. De gemeenschappelijke rekenkamer
Artikel 79l

In afwijking van artikel 79a kunnen provinciale staten met provinciale staten van een of meer andere provincies met toepassing van artikel 40 en artikel 41, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of met de raad of de raden van één of meer gemeenten, al dan niet met provinciale staten van één of meer andere provincies tezamen, met toepassing van artikel 51 en artikel 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 43 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.

Artikel 79m
  • 1. De artikelen 79b tot en met 79f, 79h, 79i, 79j, eerste, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 79b tot en met 79d, 79i, tweede lid, en 79j, eerste lid, voor «provinciale staten» telkens wordt gelezen «provinciale staten van de deelnemende provincies gezamenlijk» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door gemeenten, «provinciale staten en de raden van de deelnemende provincies en gemeenten gezamenlijk».

  • 2. Artikel 79g is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor «provinciale staten» wordt gelezen «provinciale staten van de provincie die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, zijn aangewezen» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door gemeenten, «provinciale staten van de provincie of de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld zijn of is aangewezen».

Artikel 79n

Indien provinciale staten van één of meer provincies met de raad of raden van een of meer gemeenten een gemeenschappelijke rekenkamer instellen, is, onverminderd artikel 79m, eerste lid, juncto artikel 79f, een lid van de rekenkamer niet tevens:

a. burgemeester;

b. wethouder;

c. lid van de raad van een deelnemende gemeente;

d. lid van een deelraad van een deelnemende gemeente;

e. lid van het dagelijks bestuur van een deelraad van een deelnemende gemeente;

f. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur van een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt;

g. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op een deelnemende gemeente;

h. functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het gemeentebestuur van een deelnemende gemeente van advies te dienen.

Artikel 79o

In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:

a. de benoeming, op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer, van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;

b. de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK IVB. DE REKENKAMERFUNCTIE

Artikel 79p
  • 1. Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stellen provinciale staten bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie.

  • 2. De artikelen 183 en 186 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen is artikel 79f, behoudens het eerste lid, onder g, van overeenkomstige toepassing.

KK

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

  • 1. Provinciale staten kunnen statencommissies instellen die besluitvorming van provinciale staten kunnen voorbereiden en met gedeputeerde staten of de commissaris kunnen overleggen. Zij regelen daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van provinciale staten inzage hebben in stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De commissaris en de gedeputeerden zijn geen lid van een statencommissie.

  • 3. Bij de samenstelling van een statencommissie zorgen provinciale staten, voor zover het de benoeming betreft van leden van provinciale staten, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4. Een lid van provinciale staten is voorzitter van een statencommissie.

  • 5. De artikelen 19, tweede lid, 21, tweede lid, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een statencommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor «de commissaris» wordt gelezen «de voorzitter van een statencommissie», in artikel 21, tweede lid, voor «Een gedeputeerde» wordt gelezen «De commissaris of een gedeputeerde» en in artikel 23, vijfde lid, voor «artikel 25» wordt gelezen «artikel 91».

LL

Artikel 81 komt te luiden:

Artikel 81

  • 1. Provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, kunnen bestuurscommissies instellen die bevoegdheden uitoefenen die hun door provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, zijn overgedragen. Zij regelen daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop zij inzage hebben in de stukken waaromtrent door een bestuurscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De commissaris en de gedeputeerden zijn geen lid van een door provinciale staten ingestelde bestuurscommissie. Leden van provinciale staten zijn geen lid van een door gedeputeerde staten ingestelde bestuurscommissie.

  • 3. De artikelen 136, tweede lid, 137 en 138 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instelling van een bestuurscommissie.

  • 4. De artikelen 19, tweede lid, 22 en 23, eerste tot en met vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vergadering van een door provinciale staten ingestelde bestuurscommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor «de commissaris» wordt gelezen: de voorzitter van een bestuurscommissie.

  • 5. Voor zover zulks in verband met de aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is, regelen gedeputeerde staten de openbaarheid van vergaderingen van een door hen ingestelde bestuurscommissie.

MM

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82

  • 1. Provinciale staten of gedeputeerde staten kunnen andere commissies dan bedoeld in de artikelen 80, eerste lid, en 81, eerste lid, instellen.

  • 2. Artikel 81, tweede lid, is op een andere commissie van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van een commissie die is ingesteld om te adviseren over de beslissing op ingediende bezwaarschriften en een commissie belast met de behandeling van en de advisering over klachten.

  • 3. Provinciale staten of gedeputeerde staten regelen ten aanzien van een door hen ingestelde andere commissie de openbaarheid van de vergaderingen.

  • 4. De artikelen 136, tweede lid, 137 en 138 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instelling van een andere commissie.

NN

Artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

  • 1. Provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, regelen ten aanzien van de door hen ingestelde bestuurscommissies de verantwoording aan provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten.

  • 2. Provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, kunnen besluiten en andere, niet-schriftelijke, beslissingen gericht op enig rechtsgevolg van een door provinciale staten, onderscheidenlijk gedeputeerde staten, ingestelde bestuurscommissie vernietigen. Provinciale staten kunnen hun bevoegdheid tot schorsing delegeren aan gedeputeerde staten. Ten aanzien van de vernietiging van niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg zijn de afdelingen 10.2.2. en 10.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor zover zulks in verband met de aard en de omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is, regelen provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten het overige toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door een door hen ingestelde bestuurscommissie. Dit overige toezicht kan mede de goedkeuring omvatten van beslissingen van een bestuurscommissie. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ten aanzien van de goedkeuring van andere beslissingen dan besluiten is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

OO

De artikelen 84 tot en met 90 en 92 vervallen.

PP

Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93

  • 1. De leden van provinciale staten ontvangen een bij verordening van provinciale staten vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over de tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en over andere financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van provinciale staten.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op een lid van provinciale staten dat met inachtneming van artikel 13, tweede lid, tevens gedeputeerde is.

  • 4. De verordeningen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, worden vastgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

QQ

Artikel 94 komt te luiden:

Artikel 94

  • 1. De leden van een door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie ontvangen, voor zover zij geen lid zijn van provinciale staten of gedeputeerde staten, een bij provinciale verordening vast te stellen vergoeding:

    a. voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en

    b. van reis- en verblijfskosten in verband met reizen binnen de provincie.

  • 2. In bijzondere gevallen kunnen provinciale staten bij verordening bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie of een andere commissie als bedoeld in artikel 82 een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen.

  • 3. Ten aanzien van een vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen, bedoeld in dit artikel, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

RR

In artikel 96 wordt de zinsnede «, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie» vervangen door: en van een door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie.

SS

Hoofdstuk VII komt te luiden:

HOOFDSTUK VII. DE SECRETARIS EN DE GRIFFIER

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 97
  • 1. In iedere provincie is een secretaris en een griffier.

  • 2. Een secretaris is niet tevens griffier.

Artikel 98

Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de secretaris en de griffier.

§ 2. De secretaris
Artikel 99

Gedeputeerde staten benoemen de secretaris. Zij zijn tevens bevoegd de secretaris te schorsen en te ontslaan.

Artikel 100
  • 1. De secretaris staat gedeputeerde staten, de commissaris van de Koning en de door gedeputeerde staten ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. Gedeputeerde staten stellen in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

Artikel 101

De secretaris is in de vergadering van gedeputeerde staten aanwezig.

Artikel 102
  • 1. De stukken die van gedeputeerde staten uitgaan, worden door de secretaris medeondertekend.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van gedeputeerde staten uitgaan ingevolge artikel 74, tweede lid, aan de secretaris of een andere provinciale ambtenaar is opgedragen.

Artikel 103
  • 1. Gedeputeerde staten regelen de vervanging van de secretaris.

  • 2. De artikelen 97, tweede lid, en 98 tot en met 102 zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de secretaris vervangt.

§ 3. De griffier
Artikel 104

Provinciale staten benoemen de griffier. Zij zijn tevens bevoegd de griffier te schorsen en te ontslaan.

Artikel 104a
  • 1. De griffier staat provinciale staten en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. Provinciale staten stellen in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 104b

De griffier is in de vergadering van provinciale staten aanwezig.

Artikel 104c

De stukken die van provinciale staten uitgaan, worden door de griffier medeondertekend.

Artikel 104d
  • 1. Provinciale staten regelen de vervanging van de griffier.

  • 2. De artikelen 97, tweede lid, 98 en 104 tot en met 104c zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de griffier vervangt.

Artikel 104e
  • 1. Provinciale staten kunnen regels stellen over de organisatie van de griffie.

  • 2. Provinciale staten zijn bevoegd de op de griffie werkzame ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

TT

Het opschrift van Titel III kom te luiden:

TITEL III. DE BEVOEGDHEID VAN HET PROVINCIEBESTUUR

UU

In de artikelen 105, eerste en tweede lid, 107, eerste, zesde, zevende en achtste lid, 108, eerste, tweede en vijfde lid, en 109, tweede lid, onderdeel a, wordt «het provinciaal bestuur» telkens vervangen door: het provinciebestuur.

VV

In de artikelen 110 en 111 wordt «het provinciaal bestuur» telkens vervangen door: gedeputeerde staten.

WW

Artikel 112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de betrokken provinciale besturen» vervangen door «de betrokken gedeputeerde staten» en wordt «een instantie die voor deze representatief kan worden geacht» vervangen door: een instantie die voor hen representatief kan worden geacht.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de provinciale besturen» vervangen door: de provinciebesturen.

3. In het tweede lid wordt «de betrokken provinciale besturen» vervangen door: de betrokken gedeputeerde staten.

XX

In artikel 113, eerste lid, wordt «provinciale besturen» telkens vervangen door: provinciebesturen.

YY

In artikel 114, eerste lid, wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

ZZ

In artikel 115, tweede lid, wordt «de provinciale besturen» vervangen door: de provinciebesturen.

AAA

Artikel 116 komt te luiden:

Artikel 116

Over al hetgeen de provincie betreft dienen gedeputeerde staten Onze Ministers desgevraagd van bericht en raad, tenzij dit uitdrukkelijk van de commissaris van de Koning wordt verlangd.

BBB

In artikel 117, eerste lid, wordt «het provinciaal bestuur verplicht is» vervangen door: gedeputeerde staten verplicht zijn.

CCC

In artikel 120 wordt «een commissie» vervangen door: een bestuurscommissie.

DDD

In artikel 121, eerste lid, wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning.

EEE

Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Het provinciaal bestuur» vervangen door: Het provinciebestuur.

2. In het tweede lid wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

3. In het vierde lid wordt «Een commissie» vervangen door: Een bestuurscommissie

FFF

In de artikelen 132, eerste lid, 136, eerste lid, 137 en 138 wordt «het provinciaal bestuur» telkens vervangen door: het provinciebestuur.

FFFa

Aan het slot van artikel 143, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt:

Provinciale staten stellen geen verordening vast waarin algemeen verbindende voorschriften zijn opgenomen dan nadat zij gedeputeerde staten in de gelegenheid hebben gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van provinciale staten te brengen.

GGG

Na artikel 143 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 143a

  • 1. Een lid van provinciale staten kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in provinciale staten indienen

  • 2. Provinciale staten regelen op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3. Provinciale staten regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 143b

  • 1. Een lid van provinciale staten kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

  • 2. Het tweede lid van artikel 143a is van overeenkomstige toepassing.

HHH

De artikelen 144, 148 en 149 vervallen.

III

Artikel 151 komt te luiden:

Artikel 151

  • 1. Een lid van provinciale staten kan gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2. Een lid van provinciale staten kan provinciale staten verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning hierover inlichtingen te vragen. Provinciale staten stellen hierover nadere regels.

JJJ

Na artikel 151 worden zes artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 151a

  • 1. Provinciale staten kunnen op voorstel van een of meer van hun leden een onderzoek instellen naar het door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning gevoerde bestuur.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door provinciale staten worden gewijzigd.

  • 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door provinciale staten in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van provinciale staten.

  • 4. De artikelen 22, 80, derde lid, en 91, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een onderzoekscommissie.

  • 5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van provinciale staten.

  • 7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van onderzoek zijn de artikelen 136, tweede lid, 137 en 138 van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Alvorens provinciale staten besluiten tot een onderzoek, stellen zij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 151b

  • 1. Leden en gewezen leden van provinciale staten, de commissaris van de Koning en gewezen commissarissen van de Koning, gedeputeerden en gewezen gedeputeerden, leden en gewezen leden van de door de provinciale staten ingestelde rekenkamer, leden en gewezen leden van een door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 151a nodig is.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of van de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

  • 3. Ambtenaren, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 151a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 151c

  • 1. Personen als bedoeld in artikel 151b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen

  • 5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen

  • 6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 151d

  • 1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 151e

  • 1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

  • 3. De commissaris van de Koning en gewezen commissarissen van de Koning, gedeputeerden en gewezen gedeputeerden, leden en gewezen leden van een door gedeputeerde staten ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege gedeputeerde staten aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 151b, eerste en derde lid, en artikel 151c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door gedeputeerde staten, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de commissaris van de Koning gevoerde bestuur, door de commissaris.

Artikel 151f

Gedeputeerde staten nemen de door provinciale staten geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

KKK

Artikel 152 komt te luiden:

Artikel 152

  • 1. Provinciale staten kunnen aan gedeputeerde staten en aan een door hen ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet

  • 2. Provinciale staten kunnen in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    a. de instelling van een onderzoek als bedoeld in artikel 151a, eerste lid;

    b. de vaststelling of wijziging van de begroting, bedoeld in artikel 193;

    c. de vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 202;

    d. het stellen van straf op overtreding van de provinciale verordeningen;

    e. de vaststelling van de verordeningen, bedoeld in de artikelen 216, eerste lid, 217, eerste lid en 217a, eerste lid;

    f. de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 217, tweede lid;

    g. de heffing van andere belastingen dan de rechten, bedoeld in artikel 223, eerste lid, en de rechten waarvan de heffing krachtens andere wetten dan deze wet geschiedt.

  • 3. De bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kunnen provinciale staten slechts overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hen in hun verordeningen aangewezen onderwerpen.

  • 4. De artikelen 136, tweede lid, 137 en 138 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

LLL

Artikel 154 vervalt.

MMM

Artikel 157 vervalt.

NNN

Artikel 158 komt te luiden:

Artikel 158

  • 1. Gedeputeerde staten zijn in ieder geval bevoegd:

    a. het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;

    b. beslissingen van provinciale staten voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de commissaris hiermee is belast;

    c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de griffie;

    d. ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten;

    f. te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures namens de provincie of het provinciebestuur te voeren, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij provinciale staten, voorzover het hen aangaat, in voorkomende gevallen anders beslissen;

    g. toezicht te houden op waterstaatswerken, voor zover niet bij de wet het toezicht aan anderen is opgedragen of de waterstaatswerken in beheer zijn bij het Rijk;

    h. ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging.

  • 2. Gedeputeerde staten besluiten slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

  • 3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4. Gedeputeerde staten nemen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

OOO

De artikelen 159 tot en met 162 vervallen.

PPP

Artikel 163 komt te luiden:

Artikel 163

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen aan een door hen ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 2. De artikelen 136, tweede lid, 137 en 138 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

  • 3. Gedeputeerde staten nemen geen besluit op grond van het eerste lid dan nadat provinciale staten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

QQQ

Artikel 167 komt te luiden:

Artikel 167

  • 1. Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben.

  • 3. Zij geven provinciale staten mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Zij geven provinciale staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e, f en h, indien provinciale staten daarom verzoeken of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de provincie. In het laatste geval nemen gedeputeerde staten geen besluit dan nadat provinciale staten hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van gedeputeerde staten hebben kunnen brengen.

  • 5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder f, geen uitstel kan leiden, geven zij in afwijking van het vierde lid provinciale staten zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

RRR

In artikel 170 wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

SSS

Artikel 175 komt te luiden:

Artikel 175

  • 1. De commissaris ziet toe op:

    a. een tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het provinciaal beleid en van de daaruit voortvloeiende besluiten, alsmede op een goede afstemming tussen degenen die bij de voorbereiding, vaststelling en uitvoering zijn betrokken;

    b. een goede samenwerking van de provincie met andere provincies en andere overheden;

    c. de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie;

    d. een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften;

    e. een zorgvuldige behandeling van klachten door het provinciebestuur.

  • 2. De commissaris brengt tegelijk met de in artikel 201 bedoelde stukken een burgerjaarverslag uit, waarin hij in ieder geval rapporteert over:

    a. de kwaliteit van de provinciale dienstverlening;

    b. zijn bevindingen over het eerste lid, onder c.

  • 3. De commissaris bevordert overigens een goede behartiging van de provinciale aangelegenheden.

TTT

Artikel 179 komt te luiden:

Artikel 179

  • 1. De commissaris is aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. Hij geeft provinciale staten alle inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak.

  • 3. Hij geeft provinciale staten mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

UUU

Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd.

1. In artikel 182, eerste lid, onderdelen a en d, wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

2. In het vijfde lid wordt «De artikelen 79, 144 en 179» vervangen door: De artikelen 79 en 179.

VVV

Na hoofdstuk XI wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:

HOOFDSTUK XIA. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER

Artikel 183
  • 1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 217, tweede lid.

  • 2. Op verzoek van provinciale staten kan de rekenkamer een onderzoek instellen

Artikel 184
  • 1. De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het provinciebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2. Het provinciebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3. Indien de zorg voor de administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van de derde voert.

Artikel 185
  • 1. De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

    a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de provincie deelneemt, over de jaren dat de provincie deelneemt in de regeling;

    b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de provincie meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de provincie meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de provincie of een derde voor rekening en risico van de provincie rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

  • 2. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het provinciebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

  • 3. Indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, kan de rekenkamer bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt provinciale staten en gedeputeerde staten van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

Artikel 186
  • 1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 2. De rekenkamer deelt aan provinciale staten, aan gedeputeerde staten, en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan provinciale staten of gedeputeerde staten kan zij ter zake voorstellen doen.

  • 3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

  • 4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan provinciale staten en gedeputeerde staten. Indien zij met toepassing van artikel 185 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

  • 5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.

WWW

Artikel 192 vervalt.

XXX

In artikel 199 vervalt de zinsnede «bedoeld in artikel 216, tweede lid,».

YYY

Paragraaf 2 van Hoofdstuk XIII komt te luiden:

§ 2. De jaarrekening

Artikel 201
  • 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2. Gedeputeerde staten voegen daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 217, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 217a, tweede lid.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan provinciale staten zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 202
  • 1. Provinciale staten stellen de jaarrekening vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

  • 2. Indien provinciale staten tot het oordeel komen dat uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen niet rechtmatig zijn gedaan, wordt dit standpunt terstond ter kennis gebracht van gedeputeerde staten met vermelding van de gerezen bedenkingen.

  • 3. Gedeputeerde staten zenden provinciale staten binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij provinciale staten gerezen bedenkingen.

  • 4. Indien gedeputeerde staten een voorstel voor een indemniteitsbesluit hebben gedaan, stellen provinciale staten de jaarrekening niet vast dan nadat zij hebben besloten over het voorstel.

Artikel 203

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel 204

Gedeputeerde staten zenden de vastgestelde jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 201 bedoelde stukken, binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan Onze Minister. Gedeputeerde staten voegen daarbij, indien van toepassing, het besluit van provinciale staten over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 202, derde lid.

Artikel 205

Indien provinciale staten de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 201 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan Onze Minister.

ZZZ

In de artikelen 207, eerste en derde lid, en 212, eerste en tweede lid, wordt «het provinciaal bestuur» en in artikel 212, vijfde lid wordt «het provinciale bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

AAAA

In artikel 215 wordt «van het provinciaal bestuur» vervangen door «van het provinciebestuur» en wordt «door het provinciaal bestuur» vervangen door: door gedeputeerde staten.

BBBB

Artikel 216 komt te luiden:

Artikel 216

  • 1. Provinciale staten stellen bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. De verordening bevat in ieder geval:

    a. regels voor waardering en afschrijving van activa;

    b. grondslagen voor de berekening van door het provinciebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 225;

    c. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

CCCC

Artikel 217 komt te luiden:

Artikel 217

  • 1. Provinciale staten stellen bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2. Provinciale staten wijzen een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 201 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

    a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en de samenstelling van het vermogen;

    b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen en

    c. de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 190.

  • 4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

    a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en

    b. onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan provinciale staten en een afschrift daarvan aan gedeputeerde staten.

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

  • 7. Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in provinciale dienst worden aangesteld en worden in dat geval door provinciale staten benoemd, geschorst en ontslagen.

DDDD

Na artikel 217 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 217a

  • 1. Gedeputeerde staten verrichten periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur. Provinciale staten stellen bij verordening regels hierover.

  • 2. Gedeputeerde staten brengen schriftelijk verslag uit aan provinciale staten van de resultaten van het periodiek onderzoek.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen de rekenkamer tijdig op de hoogte van de onderzoeken die zij doen instellen en zenden haar een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

EEEE

In artikel 218 wordt «de verordeningen, bedoeld in de artikelen 216 en 217» vervangen door: de verordeningen, bedoeld in de artikelen 216, 217 en 217a.

FFFF

In artikel 219 wordt de zinsnede «de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in artikel 216, eerste lid, worden gevoerd» vervangen door: het beheer en de inrichting van de financiële organisatie, bedoeld in artikel 216, eerste lid.

GGGG

In artikel 223, eerste lid, onderdeel b wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

HHHH

Het opschrift van TITEL V komt te luiden:

TITEL V. AANVULLENDE BEPALINGEN INZAKE HET TOEZICHT OP HET PROVINCIEBESTUUR

IIII

Artikel 253 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «provinciale besturen» vervangen door: provinciebesturen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Ten aanzien van de goedkeuring van andere beslissingen dan besluiten zijn artikel 259 alsmede afdeling 10.2.1. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

JJJJ

Artikel 261 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Ten aanzien van de vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg zijn de artikelen 266 tot en met 274a alsmede de afdelingen 10.2.2. en 10.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

KKKK

In de artikelen 270 en 274 wordt «provinciaal bestuur» telkens vervangen door: provinciebestuur.

LLLL

Artikel 274a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «de artikelen 81, tweede lid, en 82, tweede lid,» wordt vervangen door: artikel 83, tweede lid,.

2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

ARTIKEL II

De Ambtenarenwet2 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 2, eerste lid, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt:

gg. gedeputeerden.

ARTIKEL III

  • 1. In afwijking van artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet vindt in 2003 de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale staten plaats op maandag 27 januari.

  • 2. In afwijking van artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet treden de leden van provinciale staten in 2003 af met ingang van donderdag 20 maart.

ARTIKEL IV

In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht3 wordt onder B Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder vernummering van punt 3 tot punt 4 een nieuw punt 3 toegevoegd, dat luidt:

3. De artikelen 49, 167, derde lid, en 179, derde lid, van de Provinciewet.

ARTIKEL V

De Gemeentewet4 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde;.

2. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie;.

3. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n en o tot de onderdelen k, l, m, n, o en p een nieuw onderdeel j ingevoerd, dat luidt:

j. griffier van de provincie;.

4. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onder k» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder l.

5. In het derde lid wordt «eerste lid, aanhef en onder o» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder p.

B

Artikel 36b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde;.

2. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie;.

3. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n, o, p en q tot de onderdelen l, m, n, o, p, q, r en s, twee nieuwe onderdelen j en k toegevoegd, die luiden:

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;.

4. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onder j» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder l.

5. In het derde lid wordt «eerste lid, aanhef en onder o» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder q.

C

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde;.

2. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie;.

3. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n, o, p en q tot de onderdelen l, m, n, o, p, q, r en s, twee nieuwe onderdelen j en k toegevoegd, die luiden:

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij burgemeester is, is gelegen;.

4. In het derde lid wordt «eerste lid, aanhef en onder o» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder q.

D

Artikel 81f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. commissaris van de Koningin van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;.

2. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;.

3. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;.

4. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n, o, p, q en r tot de onderdelen k, l, m, n, o, p, q, r en s een nieuw onderdeel j toegevoegd, dat luidt:

j. griffier van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;.

5. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onder p» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder q.

E

Artikel 81l komt te luiden:

Artikel 81l

In afwijking van artikel 81a kan de raad met de raad of de raden van een of meer andere gemeenten met toepassing van de artikelen 1, en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of met provinciale staten van één of meer provincies, al dan niet met de raad of de raden van een of meer andere gemeenten tezamen, met toepassing van artikel 51 en 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 30 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.

F

Artikel 81m komt te luiden:

Artikel 81m

  • 1. De artikelen 81b tot en met 81f, 81h, 81i en 81j, eerste, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 81 b tot en met 81d, 81i, tweede lid en 81j, eerste lid, voor «de raad» telkens wordt gelezen «de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies, «provinciale staten en de raden van de deelnemende provincies en gemeenten gezamenlijk».

  • 2. Artikel 81g is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor «de raad» wordt gelezen «de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, is aangewezen» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies, «provinciale staten van de provincie of de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke regeling is ingesteld zijn of is aangewezen».

G

Onder vernummering van artikel 81n tot 81o, wordt na artikel 81m een nieuw artikel 81n ingevoegd, dat luidt:

Artikel 81n

Indien de raad of de raden van een of meer gemeenten met provinciale staten van een of meer provincies een gemeenschappelijke rekenkamer instellen, is, onverminderd artikel 81m, eerste lid, juncto artikel 81f, een lid van de rekenkamer niet tevens:

a. lid van provinciale staten van een deelnemende provincie;

b. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur van een deelnemende provincie aangesteld of daaraan ondergeschikt;

c. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;

d. functionaris, krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

H

Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde;.

2. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie;.

3. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n en o, tot de onderdelen l, m, n, o, p en q, twee nieuwe onderdelen j en k toegevoegd, die luiden:

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de deelraad is, is gelegen;.

4. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onder o» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder q.

5. In het derde lid wordt «eerste lid, aanhef en onder n» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder p.

I

Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. gedeputeerde;.

2. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. secretaris van de provincie;.

3. Aan het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen j, k, l, m, n en o, tot de onderdelen l, m, n, o, p en q, twee nieuwe onderdelen j en k toegevoegd, die luiden:

j. griffier van de provincie;

k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente is, is gelegen;.

4. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onder o» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder q.

5. In het derde lid wordt «eerste lid, aanhef en onder n» vervangen door: eerste lid, aanhef en onder p.

J

In de artikelen 112, 113, 114, eerste en derde lid, 118 en 158, tweede lid, wordt «het provinciaal bestuur» vervangen door: het provinciebestuur.

K

In artikel 120, derde lid, wordt «Het provinciaal bestuur» vervangen door: Het provinciebestuur.

ARTIKEL VI

Vervallen

ARTIKEL VII

  • 1. De in artikel I, onderdelen BBBB en CCCC, bedoelde verordeningen worden vastgesteld vóór de vaststelling van de begroting over het jaar 2004, doch uiterlijk op 15 november 2003.

  • 2. De in artikel I, onderdelen L en DDDD, bedoelde verordeningen, de in artikel I, onderdelen F, R en EE, bedoelde gedragscodes en de in artikel I, onderdelen GGG en III, bedoelde regels worden vastgesteld binnen een jaar na de inwerkingtreding van artikel I van deze wet.

  • 3. Provinciale staten kunnen besluiten de termijn, bedoeld in het tweede lid, voor de vaststelling van de in artikel I, onderdeel DDDD, bedoelde verordening en de in artikel I, onderdelen F, R en EE, bedoelde gedragscodes met ten hoogste een jaar te verlengen.

ARTIKEL VIII

De in artikel I, onderdeel JJ, bedoelde rekenkamer wordt ingesteld, onderscheidenlijk regels betreffende uitoefening van de rekenkamerfunctie worden vastgesteld, vóór 1 januari 2005.

ARTIKEL IX

  • 1. De in artikel I, onderdeel SS, bedoelde griffier wordt benoemd binnen een jaar na de inwerkingtreding van artikel I van deze wet.

  • 2. Tot de datum waarop de griffier wordt benoemd, staat de secretaris provinciale staten en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde en blijft de door provinciale staten vastgestelde instructie op de secretaris van toepassing.

ARTIKEL X

  • 1. De in artikel I, onderdeel CCCC, bedoelde accountantsverklaring en het in dit onderdeel bedoelde verslag van bevindingen voldoen met ingang van het jaar 2004 aan de in of krachtens dit onderdeel gestelde eisen.

  • 2. Tot en met de jaarrekening over het jaar 2003 blijven de artikelen 202 tot en met 206 van de Provinciewet, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, van toepassing op de vaststelling van de jaarrekening.

ARTIKEL XI

  • 1. De ambtenaar die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet werkzaam is op basis van een aanstelling door provinciale staten, wordt met ingang van deze datum geacht te zijn aangesteld door gedeputeerde staten.

  • 2. De door provinciale staten op grond van de artikelen 125, 125c en 134 van de Ambtenarenwet vastgestelde voorschriften die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet gelden worden met ingang van deze datum geacht te zijn vastgesteld door gedeputeerde staten.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die door provinciale staten voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet is benoemd om hen met ingang van deze datum als griffier te ondersteunen dan wel om met ingang van deze datum op de griffie werkzaam te zijn.

ARTIKEL XII

Commissies die zijn ingesteld op grond van artikel 80 van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkintreding van artikel I van deze wet en waaraan voor deze datum bevoegdheden zijn overgedragen, kunnen deze bevoegdheden tot uiterlijk twee jaar na deze datum blijven uitoefenen of, bij eerdere opheffing van de commissie, tot de datum van opheffing, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk V van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding.

ARTIKEL XIII

Commissies als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet, zoals dat luidt met ingang van de inwerkingtreding van artikel I van deze wet, voldoen uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van artikel I van deze wet aan de in artikel 82 van de Provinciewet gestelde eisen.

ARTIKEL XIV

Artikel 89 van de Provinciewet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet blijft van toepassing op vaste commissies van advies aan gedeputeerde staten of aan de commissaris van de Koning die zijn ingesteld voor deze datum, tot de dag van eerste samenkomst van de bij de periodieke verkiezing van 2003 gekozen leden van provinciale staten.

ARTIKEL XV

  • 1. Voor zover bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, blijven de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, van toepassing.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 190 tot en met 219 van de Provinciewet en de krachtens deze artikelen vastgestelde regels.

ARTIKEL XVI

Op besluiten van provinciale staten die zijn genomen op grond van artikel 151 van de Provinciewet, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 26 van de Tijdelijke referendumwet, zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, van toepassing.

ARTIKEL XVIA

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2001 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een eerder tijdstip dan artikel I, wordt in artikel I, onderdeel NNN, artikel 158, als volgt gewijzigd:

1. Na vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 3. Indien het een besluit betreft tot het oprichten of medeoprichten van dan wel deelnemen in een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 2 van de Wet markt en overheid is, in plaats van het tweede lid, artikel 12 van de Wet markt en overheid van toepassing. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

2. In het vierde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2001 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent marktactiviteiten van overheidsorganisaties en omtrent ondernemingen die van overheidswege over een bijzondere positie beschikken (Wet markt en overheid) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een later tijdstip dan artikel I, komt artikel 49 van het eerstgenoemde voorstel als volgt te luiden:

Artikel 49

Artikel 158 van de Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:

1. Na vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 3. Indien het een besluit betreft tot het oprichten of medeoprichten van dan wel deelnemen in een overheidsbedrijf als bedoeld in artikel 2 van de Wet markt en overheid is, in plaats van het tweede lid, artikel 12 van de Wet markt en overheid van toepassing. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.

2. In het vierde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

ARTIKEL XVII

Onze Minister zendt voor 1 januari 2006 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XVIII

Vervallen.

ARTIKEL XIX

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin het koninklijk besluit tot inwerkingtreding wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 november 2002, wordt in dit koninklijk besluit bepaald dat artikel III in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het koninklijk besluit wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 december 2002.

ARTIKEL XX

Deze wet wordt aangehaald als: Wet dualisering provinciebestuur.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 januari 2003

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de zeventiende januari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 276, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 december 2002, Stb. 617.

XNoot
2

Stb. 1994, 5, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 februari 2002, Stb. 148.

XNoot
3

Stb. 1998, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 juli 2002, Stb. 431.

XNoot
4

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 december 2002, Stb. 617.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2001/2002, 2002/2003, 28 384.

Handelingen II 2002/2003, blz. 255–284; 415–450; 531–534.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 384 (33, 33a, 33b, 33c, 33d).

Handelingen I 2002/2003, zie vergadering d.d. 14 januari 2003.

Naar boven