Beschikking van de Minister van Justitie van 10 april 2003, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Opiumwet, zoals deze luidt met ingang van 17 maart 2003

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel IV, tweede lid, van de wet van 13 juli 2002, Stb. 520;

Besluit:

de tekst van de Opiumwet, zoals deze luidt met ingang van 17 maart 2003, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 10 april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zeventiende april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

TEKST VAN DE OPIUMWET ZOALS DEZE LUIDT MET INGANG VAN 17 MAART 2003

Artikel 1

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

    b. substantie: stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen;

    c. preparaat: een vast of vloeibaar mengsel van substanties;

    d. middel: substantie of preparaat;

    e. Enkelvoudig Verdrag: het op 30 maart 1961 te New York tot stand gekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Trb. 1963, 81), zoals gewijzigd bij het op 25 maart 1972 te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging van dat verdrag (Trb. 1987, 90);

    f. Psychotrope Stoffen Verdrag: het op 21 februari 1971 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake psychotrope stoffen (Trb. 1989, 129);

    g. Gemeenschappelijk optreden: het Gemeenschappelijk Optreden nr. 97/396/JBZ van 16 juni 1997 vastgesteld door de Raad van de Europese Unie op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de informatie-uitwisseling, risicoanalyse en controle van nieuwe synthetische drugs (PbEG L 167).

  • 2. Voor toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de zouten van de substanties met die substanties gelijkgesteld.

  • 3. Voor de toepassing van deze wet wordt onder vervaardigen begrepen raffineren en omzetten.

  • 4. Onder binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.

  • 5. Onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.

Artikel 2

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

C. aanwezig te hebben;

D. te vervaardigen.

Artikel 3

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

C. aanwezig te hebben;

D. te vervaardigen.

Artikel 3a

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden aan de bij deze wet behorende lijst I of lijst II middelen toegevoegd indien deze onder de werking van het Enkelvoudig Verdrag of het Psychotrope Stoffen Verdrag worden gebracht of uit hoofde van de uit het Gemeenschappelijk optreden voortvloeiende verplichting onder de werking van deze wet dienen te worden gebracht. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen van lijst I of II middelen worden geschrapt indien deze aan de werking van de in de eerste volzin bedoelde verdragen worden onttrokken dan wel indien de in die volzin bedoelde verplichting uit hoofde van het Gemeenschappelijk optreden komt te vervallen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan lijst I of lijst II middelen worden toegevoegd indien is gebleken dat deze het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden middelen die krachtens het tweede lid zijn toegevoegd, van lijst I of lijst II geschrapt indien is gebleken dat zij de in het tweede lid bedoelde eigenschappen niet of niet meer bezitten.

  • 4. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, wordt niet vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken nadat het ontwerp van de maatregel is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en binnen die termijn niet door of namens een van beide Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in het ontwerp van de maatregel geregelde onderwerp wordt geregeld bij wet.

  • 5. Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.

Artikel 3b

  • 1. Elke openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van een middel als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 te bevorderen, is verboden.

  • 2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet ter zake van openbaarmaking in het kader van medische of wetenschappelijke voorlichting.

Artikel 3c

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen middelen en toepassingen worden aangewezen waarvoor een in artikel 2 of 3 omschreven verbod geheel of ten dele niet geldt.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot middelen als bedoeld in lijst I of II regels worden gesteld om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag of het Psychotrope Stoffen Verdrag te verzekeren of om misbruik van die middelen te voorkomen.

Artikel 4

  • 1. Het is verboden een middel als bedoeld in lijst I of II voor te schrijven op recept, tenzij het middel daartoe, in het belang van de volksgezondheid, is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Bij de maatregel kunnen voorschriften worden gesteld ter zake van het recept en het doel waarvoor het middel wordt voorgeschreven. Een krachtens de eerste volzin vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. In het belang van de volksgezondheid kan, in afwijking van de eerste volzin, bij ministeriële regeling een middel worden aangewezen dat mag worden voorgeschreven op recept, zolang het middel tevens is aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid.

  • 2. Het bestellen van een middel als bedoeld in lijst I of II, door:

    a. beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 5, eerste lid,

    b. instellingen en personen als bedoeld in artikel 5, tweede lid en derde lid, en

    c. houders van een ontheffing als bedoeld in artikel 6,

    geschiedt met inachtneming van bij ministeriële regeling vastgestelde voorschriften.

  • 3. Het is verboden ter verkrijging van enig middel, in lijst I en II bedoeld:

    a. een vals of vervalst recept aan te bieden;

    b. een recept aan te bieden, waarin een andere naam of een ander adres is vermeld dan de naam of het adres van degene te wiens behoeve het recept is voorgeschreven.

Artikel 5

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gesteld ter zake van het afleveren van krachtens artikel 4 aangewezen middelen. Onverminderd deze algemene maatregel van bestuur, is het verbod op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van een middel bedoeld in lijst I of II, niet van toepassing op:

    a. apothekers en apotheekhoudende artsen indien zij krachtens artikel 4, eerste lid, aangewezen middelen voor geneeskundige doeleinden bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben en deze werkzaamheden geschieden binnen de normale beroepsuitoefening;

    b. dierenartsen, indien zij de krachtens artikel 4 aangewezen middelen voor diergeneeskundige doeleinden verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben.

  • 2. De verboden inzake het verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in lijst I of II, zijn voorts niet van toepassing op daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instellingen en op hen die de desbetreffende middelen in de aanwezige hoeveelheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunde of de diergeneeskunde, dan wel voor eigen geneeskundig gebruik behoeven of krachtens wettelijk voorschrift in voorraad moeten hebben en langs wettige weg hebben verkregen.

  • 3. Voorts kunnen, indien een noodtoestand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden is afgekondigd, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, andere instellingen of personen dan die, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden aangewezen voor wie de verboden inzake het verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen als bedoeld in lijst I of II, niet van toepassing zijn. Deze aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde gebieden en bepaalde middelen. Voorts kunnen aan de aanwijzing nadere voorschriften worden verbonden. De aanwijzing vervalt van rechtswege indien de noodtoestand wordt beëindigd, en kan voorts worden ingetrokken bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister.

  • 4. De verboden inzake het vervoeren of aanwezig hebben zijn bovendien niet van toepassing op hen die de middelen vervoeren of daartoe aanwezig hebben in opdracht van degene die tot zodanig vervoer bevoegd is.

Artikel 6

  • 1. Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 8i, eerste lid, ontheffing verlenen van een verbod als bedoeld in artikel 2 of 3. Hij kan voorts een ontheffing verlengen, wijzigen, aanvullen of intrekken.

  • 2. Een ontheffing of een verlenging daarvan wordt verleend voor ten hoogste vijf jaren, met dien verstande dat een ontheffing van een verbod als bedoeld in artikel 2, onder A, of artikel 3, onder A, wordt verleend per geval en voor ten hoogste zes maanden.

  • 3. Onze Minister stelt de aanvrager van een ontheffing of van een verlenging daarvan binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag in kennis van zijn beslissing.

Artikel 7

  • 1. Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing of een wijziging, aanvulling of verlenging daarvan, kan een vergoeding worden geheven. Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8i, tweede lid, is geen vergoeding verschuldigd.

  • 2. Voor een ontheffing kan jaarlijks een vergoeding worden geheven. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de jaarlijkse vergoeding.

  • 3. De hoogte van de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en kan per categorie van ontheffing verschillend worden vastgesteld. Indien een ontheffing voor een periode korter dan een jaar geldt, wordt de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid op een lager bedrag vastgesteld.

Artikel 8

  • 1. Een ontheffing kan slechts worden verleend of verlengd indien de aanvrager ten genoegen van Onze Minister heeft aangetoond:

    a. dat daarmee het belang van de volksgezondheid of dat van de gezondheid van dieren wordt gediend;

    b. deze nodig te hebben voor het verrichten van wetenschappelijk of analytisch-chemisch onderzoek dan wel voor instructieve doeleinden, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet, of

    c. deze nodig te hebben voor het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2 of 3 krachtens een overeenkomst met:

    1° een ander aan wie krachtens artikel 6, eerste lid, een ontheffing is verleend;

    2° een apotheker of apotheekhoudende arts;

    3° een dierenarts;

    4° een instelling of persoon, aangewezen krachtens artikel 5, tweede of derde lid;

    5° een houder van een in een ander land verleende vergunning of ontheffing om de desbetreffende middelen in dat land in te voeren, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet.

  • 2. Een ontheffing kan voorts worden verleend of verlengd indien de aanvrager deze nodig heeft voor het telen van cannabis krachtens een overeenkomst met Onze Minister.

Artikel 8a

  • 1. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag en het Psychotrope Stoffen Verdrag en de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften te verzekeren, of om misbruik van een middel als bedoeld in lijst I of II te voorkomen.

  • 2. In de ontheffing wordt ten minste vermeld:

    a. voor welke van de verboden, bedoeld in artikel 2 of 3 zij wordt verleend;

    b. voor welke doeleinden zij wordt verleend;

    c. op welk perceel of in welke lokaliteit de desbetreffende handelingen mogen plaatsvinden;

    d. de wijze van opslag;

    e. de wijze van beveiliging;

    f. de manier waarop de voorraadadministratie is ingericht.

Artikel 8b

Een ontheffing of een verlenging daarvan wordt geweigerd indien de aanvrager ingevolge een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld dan wel zijn goederen onder bewind zijn gesteld.

Artikel 8c1

  • 1. Een ontheffing of een verlenging daarvan kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2. Met het oog op toepassing van het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de in het eerste lid genoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 8d

Een ontheffing wordt ingetrokken:

a. op aanvraag van de houder van de ontheffing;

b. indien het belang van de volksgezondheid dit vordert;

c. indien naar het oordeel van Onze Minister de doeleinden waarvoor de ontheffing is verleend niet meer gerealiseerd kunnen worden;

d. indien een krachtens artikel 7, tweede lid, verschuldigde vergoeding niet binnen 30 dagen na heffing is voldaan en evenmin gevolg is gegeven aan de aanmaning van Onze Minister, gedaan na afloop van die termijn, om alsnog binnen acht dagen te betalen.

Artikel 8e1

  • 1. Een ontheffing kan worden ingetrokken:

    a. indien de houder van de ontheffing handelt in strijd met een bij of krachtens deze wet gesteld voorschrift;

    b. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur.

  • 2. Met het oog op toepassing van het eerste lid, onder b, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen, bedoeld in artikel 8 van de in het eerste lid, onder b, genoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 8f

  • 1. Degene wiens ontheffing wordt ingetrokken ontdoet zich van de middelen waarop de ontheffing betrekking heeft, gedurende het tijdvak, gelegen tussen de mededeling van de intrekking en de laatste dag waarop de ontheffing geldt. Hij ontdoet zich van die middelen hetzij door vernietiging, hetzij door overdracht aan personen, rechtspersonen daaronder begrepen, die bevoegd zijn tot het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, ontdoet de houder van een ontheffing voor de teelt van hennep zich van de middelen waarop de ontheffing betrekking heeft, hetzij door vernietiging van die middelen, hetzij door overdracht daarvan aan Onze Minister.

Artikel 8g

Een ontheffing vervalt:

a. door het overlijden van de houder;

b. indien ingevolge een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak de houder van de ontheffing onder curatele is gesteld dan wel zijn goederen onder bewind zijn gesteld;

c. indien de rechtspersoon aan wie de ontheffing is verleend, wordt ontbonden, fuseert en niet de verkrijgende rechtspersoon is, of wordt gesplitst.

Artikel 8h

Onze Minister draagt ervoor zorg dat:

a. in Nederland voldoende hennep wordt geteeld voor wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing van hennep, hasjiesj en hennepolie of voor de productie van geneesmiddelen;

b. de geteelde hennep, bedoeld onder a, wordt gebruikt voor een onder a genoemd doel.

Artikel 8i

  • 1. Onze Minister verleent niet meer ontheffingen van het verbod tot teelt van hennep dan nodig is voor de in artikel 8h bedoelde doeleinden en voor de veredeling van hennep.

  • 2. Een ontheffing van het verbod op het telen van hennep dan wel tot het verwerken, bewerken of vervoeren van hennep, hasjiesj en hennepolie voor de in artikel 8h genoemde doeleinden, wordt slechts verleend aan degene met wie Onze Minister ter zake een overeenkomst tot het verrichten van zodanige handelingen aangaat.

  • 3. Een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid eindigt van rechtswege met ingang van de datum waarop de aan de wederpartij verleende ontheffing wordt ingetrokken of vervalt.

  • 4. In een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid, wordt in elk geval bepaald dat de wederpartij van Onze Minister de geteelde hennep binnen vier maanden na het oogsten uitsluitend aan hem verkoopt en aflevert en de overtollige hennep vernietigt.

  • 5. Onze Minister is met uitsluiting van anderen bevoegd hennep, hasjiesj en hennepolie:

    a. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

    b. te verkopen en af te leveren;

    c. aanwezig te hebben, met uitzondering van de voorraden die worden beheerd door degenen die ontheffing hebben deze middelen te telen, te bewerken of te verwerken.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing voor zover toepassingen van hennep, hasjiesj of hennepolie krachtens artikel 3c, eerste lid, zijn aangewezen.

Artikel 8j

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid en de ambtenaren van de belastingdienst, bevoegd inzake douane.

Artikel 8k

Met het opsporen van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren, bedoeld in artikel 8j.

Artikel 9

  • 1. De opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang:

    a. tot de vervoermiddelen, met inbegrip van woongedeelten, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen als bedoeld in lijst I of II;

    b. tot de plaatsen, waar een overtreding van deze wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.

  • 2. Zij zijn bevoegd een persoon, verdacht van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, aan de kleding te onderzoeken.

  • 3. Zij zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

  • 4. De officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden is bevoegd een persoon die zojuist binnen het grondgebied van Nederland is binnengekomen of die op het punt staat dit grondgebied te verlaten, en die is aangehouden terzake van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, een vordering te geven tot medewerking aan een urineonderzoek, gericht op het aantonen van de aanwezigheid in het lichaam van middelen als bedoeld in artikel 2 of 3, eerste lid.1

Artikel 10

  • 1. Hij die handelt in strijd met:

    a. een in artikel 2, het in artikel 3b, eerste lid, of een in artikel 4, derde lid, gegeven verbod;

    b. een krachtens artikel 3c, tweede lid, of artikel 4, eerste of tweede lid, gegeven voorschrift;

    c. een krachtens artikel 8a, eerste lid, aan een ontheffing verbonden voorschrift;

    wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

    2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2, onder C, het in artikel 3b, eerste lid, of het in artikel 4, derde lid, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 3. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2, onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2, onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5. Indien het feit, bedoeld in het tweede onderscheidenlijk het vierde lid, betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie opgelegd.

Artikel 10a

  • 1. Hij die om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:

    1° een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,

    2° zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen,

    3° voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,

    wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2. Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.

Artikel 11

  • 1. Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3. Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep en hasjiesj van ten hoogste 30 gram.

  • 6. Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in onderdeel a van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde lijst vermelde middelen.1

Artikel 12

Indien de waarde der zaken, waarmee of met betrekking tot welke de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 10, eerste, tweede, derde en vierde lid, 10a, eerste lid, en 11, tweede, derde en vierde lid, zijn begaan, of die geheel of gedeeltelijk door middel van die feiten zijn verkregen, hoger is dan het vierde gedeelte van het maximum der geldboete op die feiten gesteld, kan, ook indien het feit door een natuurlijke persoon is begaan, een geldboete van de naast hogere categorie worden opgelegd.

Artikel 13

  • 1. De in artikel 10, eerste lid, en artikel 11, eerste lid, strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

  • 2. De in artikel 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid, in artikel 10a, eerste lid, en in artikel 11, tweede, derde en vierde lid, strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 3. De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan:

    a. een der in artikel 10a, eerste lid, strafbaar gestelde feiten voorzover die zijn gepleegd om het in artikel 10, vierde lid, strafbaar gestelde feit voor te bereiden of te bevorderen, dan wel

    b. poging tot of deelneming aan het in artikel 10, vierde lid, strafbaar gestelde feit.

Artikel 13a

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 35 en 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht worden de in lijst I of II bedoelde middelen verbeurd of aan het verkeer onttrokken verklaard.

Artikel 13b

  • 1. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de desbetreffende lokalen gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen en dierenartsen.

  • 3. Indien de burgemeester op grond van het eerste lid een besluit tot sluiting van het desbetreffende lokaal of erf heeft genomen, doet hij het besluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat boek is niet van toepassing.

Artikel 14

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel «Opiumwet».

Lijst I

International Non-proprietary Name (INN)1andere benamingennadere omschrijving
acetorfine  
acetyl-alfa-methylfentanylN-[1-(alfa-methylfenethyl)-4-pi peridyl]-acetanilide
acetyldihydrocodeïne4,5-epoxy-3-methoxy-N-methylmorfinan-6-yl-acetaat
acetylmethadol  
alfacetylmethadol  
alfameprodine  
alfamethadol  
alfa-methylfen- tanylN-[1(alfa-methylfenethyl)-4-pip eridyl]-propionanilide
alfa-methylthio- fentanylN-[1-[1-methyl-2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl] propionanilide
alfaprodine  
alfentanil  
allylprodine  
amfetamine  
anileridine  
benzethidine  
benzylmorfine3-benzoyloxy-4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol
betacetylmethadol  
beta-hydroxy-3-methylfentanylN-[1-(beta-hydroxyfenethyl)-3-methyl-4-piperidyl]propionanilide
beta-hydroxy- fentanylN-[1-(beta-hydroxyfenethyl)-4-piperidyl]-propionanilide
betameprodine  
betamethadol  
betaprodine  
bezitramide  
bolkaf alle delen van de plant Papaver somniferum L. na het oogsten, met uitzondering van het zaad
brolamfetamine  
cathinon  
2C-B4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine
clonitazeen  
cocablad bladeren van planten van het geslacht Erythroxylon
cocaïne(-)-3-beta-benzoyloxytropaan-2-beta- carbonzure methylester
codeïne4,5-epoxy-3-methoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol
codoxim  
concentraat van bolkaf het materiaal dat wordt verkregen door bolkaf te onderwerpen aan een behandeling ter concentratie van zijn alkaloïden
desomorfine 
dexamfetamine  
dextromoramide  
dextropropoxyfeen  
diampromide  
diëthylthiambuteen  
N,N-diëthyltryp- tamine, DET3-[2-(diethylamino)ethyl]indol
difenoxine  
difenoxylaat  
dihydrocodeïne  
 dihydroethorfine7,8-dihydro-7-alfa-[1-(R)-hydro xy-1-methylbutyl]-6,14-endo-ethano-tetrahydr o-oripavine
dihydromorfine4,5-epoxy-N-methylmorfinan-3,6-diol
dimefeptanol 
dimenoxadol  
2,5-dimethoxy- amfetamine, DMA(±)-2,5-dimethoxy-alfa-methylfenethylamine
2,5-dimethoxy-4-ethylamfetamine, DOET(±)-4-ethyl-2,5-dimethoxy-alfa-methylfenethy lamine
2,5-dimethoxy-4-methamfetamine, STP, DOM2,5-dimethoxy-alfa,4-dimethylfenethylamine
dimethylthiambuteen  
N,N-dimethyl- tryptamine, DMT3-[2-(dimethylamino)ethyl]indol
dioxafetylbutiraat  
dipipanon  
 DMHP 3-(1,2-dimethylheptyl)-7,8,9,10-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-6< H- dibenzo[b,d]pyran-1-ol  
drotebanol  
ecgonine 3-hydroxy-2-tropaancarbonzuur
N-ethyl-3,4-methyleendioxy-amfetamine, N-ethyl-MDA(±)-N-ethyl-alfa-methyl-3,4-( methyleen-dioxy)fenethylamine
ethylmethylthiambuteen  
ethylmorfine4,5-epoxy-3-ethoxy-N-methyl-7-morfineen-6-ol
eticyclidine  
etonitazeen  
etorfine 
etoxeridine  
etryptamine  
fenadoxon  
fenampromide  
fenazocine 
fencyclidine 
fenetylline  
fenmetrazine  
fenomorfan  
fenoperidine  
fentanyl  
folcodine 
 furethidine1-(2-tetrahydrofurfuryloxyethyl)-4-fenyl-piperidine-4-carbonzure ethylester
hennepolie concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep) verkregen door extractie van hennep of hasjiesj, al dan niet vermengd met olie
heroïne, diamorfine4,5-epoxy-17-methylmorfinan-3,6-diyl-diacetaat
hydrocodon 
hydromorfinol  
hydromorfon  
N-hydroxymethyleendioxy-amfetamine, 
 N-hydroxyMDA(±)-N-[alfa-methyl-3,4-(methy leendioxy)-fenethyl]hydroxylamine
hydroxypethidine  
isomethadon  
ketobemidon  
levamfetamine  
levofenacylmorfan  
levomethamfetamine(-)-N,alfa-dimethylfenethylamine
levomethorfan  
levomoramide  
levorfanol 
lysergide   
mecloqualon  
mescaline 3,4,5-trimethoxyfenethylamine
metamfetamine  
metamfetamine racemaat  
metazocine  
methadon  
methadon-tussenproduct4-cyano-2-dimethylamino-4,4-difenylbutaan  
methaqualon  
methcathinon (2-methylamino)-1-fenylpropaan-1-on
2-methoxy-4,5-methyleendioxyamfetamine, MMDA2-methoxy-alfa-methyl-4,5-(methyleendioxy)-fen ethylamine
4-methylaminorex(±)-cis-2-amino-4-methyl-5-fenyl-2-oxazoline
methyldesorfine  
methyldihydromorfine  
3,4-methyleen- dioxymethamfetamine, MDMA(±)-N,alfa-dimethyl-3,4-(meth yleendioxy)-fenethylamine
methylfenidaat  
 3-methylfentanylN-(3-methyl-1-fenethyl-4-piperidyl)propion-anilide
MPPP 1-methyl-4-fenyl-4-piperidinol propionaat (ester)
4-methylthio- amfetamine, 4-MTA4-methylthio-alfa-methylfenethylamine
 3-methylthiofentanylN-[3-methyl-1-[2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl ]propionanilide
metopon  
 moramide-tussenproduct2-methyl-3-morfolino-1,1-difenylpropaan-carbonzuur
morferidine 
morfine4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-3,6-diol
morfine-methobromide4,5-epoxy-N-methyl-7-morfineen-3,6-diol methylbromide
morfine-N-oxide4,5-epoxy-3,6-dihydroxy-N-methyl-7-morfine
myrofine 
nicocodine  
nicodicodine  
nicomorfine  
noracymethadol  
norcodeïne  
norlevorfanol  
normethadon  
normorfine  
norpipanon 
opium het gestremde melksap, verkregen van de plant Papaver somniferum L.
oxycodon  
oxymorfon 
 para-fluorfentanyl4'-fluoro-N-(1-fenethyl-4-piperidyl)propion-anilide
 parahexyl3-hexyl-7,8,9,10-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-6H -dibenzo[b,d]pyran-1-ol
para-methoxy- amfetamine, PMAp-methoxy-alfa-methylfenethylamine
para-methoxy- meth-amfetamine, PMMAN-methyl-1-(4-methoxyfenyl)-2-aminopropaan.
PEPAP 1-fenethyl-4-fenyl-4-piperidinolacetaat (ester)
pethidine  
pethidine-tussenproduct A4-cyano-1-methyl-4-phenylpiperidine
pethidine-tussenproduct B 4-fenylpiperidine-4-carbonzure ethylester
pethidine-tussenproduct C1-methyl-4-fenylpiperidine-4-carbonzuur
piminodine  
piritramide  
proheptazine  
properidine  
propiram  
psilocine3-[2-(dimethylamino)ethyl]indol-4-ol
psilocybine  
racemethorfan  
racemoramide  
racemorfan  
remifentanil  
rolicyclidine  
secobarbital  
sufentanil  
tenamfetamine  
tenocyclidine  
 tetrahydrocannabinol(6aR,10aR)-6a,7, 8,10a-tetrahydro-6,6,9-trimethyl-3-pentyl-6H-dibenzo[b,d]py ran-1-ol
thebacon  
thebaïne4,5-epoxy-3,6-dimethoxy-N-methyl-6,8-morfine
 thiofentanylN-[1-[2-(2-thienyl)ethyl]-4-piperidyl]propion- anilide
tilidine  
trimeperidine  
3,4,5-trimethoxyamfetamine, TMA(±)-3,4,5-trimethoxy-alfa-methylfenethylamine
zipeprol  

1 De door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde generieke benaming.

de esters en derivaten van ecgonine, die kunnen worden omgezet in ecgonine en cocaïne;

de mono- en di-alkylamide-, de pyrrolidine- en morfolinederivaten van lyserginezuur, en de daarvan door invoering van methyl-, acetyl- of halogeengroepen verkregen middelen;

vijfwaardige stikstof-gesubstitueerde morfinederivaten, waaronder begrepen morfine-N-oxide-derivaten, zoals codeïne-N-oxide;

de isomeren en stereoisomeren van tetrahydrocannabinol;

de ethers, esters en enantiomeren van de bovengenoemde substanties, met uitzondering van dextromethorfan (INN) als enantiomeer van levomethorfan en racemethorfan, en met uitzondering van dextrorfanol (INN) als enantiomeer van levorfanol en racemorfan;

preparaten die één of meer van de bovengenoemde substanties bevatten.

Lijst II

International Non-proprietary Name (INN) andere benamingen nadere omschrijving
allobarbital  
alprazolam 
amobarbital  
amfepramon  
aminorex  
barbital  
benzfetamine 
bromazepam  
brotizolam  
buprenorfine  
butalbital  
butobarbital2-bromo-4-(o-chlorofenyl)-9-methyl-6H-thieno[3,2-f]-s-triazolo[ 4,3-a][1,4]d iazepine
camazepam  
cathine  
chlordiazepoxide  
clobazam 
clonazepam  
clorazepaat  
clotiazepam  
cloxazolam  
cyclobarbital  
delorazepam  
diazepam  
estazolam  
ethchlorvynol 
ethinamaat  
ethylloflazepaat  
ethylamfetamine  
fencamfamine  
fendimetrazine  
fenobarbital  
fenproporex  
fentermine  
fludiazepam  
flunitrazepam  
flurazepam  
gluthethimide  
halazepam  
haloxazolam  
hasjiesj een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten
hennepelk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden
4-hydroxyboterzuur  
ketazolam  
lefetamine  
loprazolam  
lorazepam 
lormetazepam  
mazindol  
medazepam  
mefenorex  
meprobamaat 
mesocarb  
methylfenobarbital  
methyprylon  
midazolam  
nimetazepam 
nitrazepam  
nordazepam  
oxazepam  
oxazolam  
pemoline  
pentazocine  
pentobarbital  
pinazepam 
pipradrol  
prazepam  
pyrovaleron  
secbutabarbital  
temazepam  
tetrazepam  
triazolam 
vinylbital  
zolpidem  

Preparaten die één of meer van de bovengenoemde substanties bevatten, met uitzondering van hennepolie.


XNoot
1

Artikel 8c treedt in werking als de Wet Bibob (Stb. 2002, 347) in werking treedt, d.w.z op 1 juni 2003 (Kamerstukken II, 2002–2003, 26 883, nr. 64).

XNoot
1

Artikel 8e eerste lid, onder b en 2e lid, treedt in werking als de Wet Bibob (Stb. 2002, 347) in werking treedt, d.w.z op 1 juni 2003 (Kamerstukken II, 2002–2003, 26 883, nr. 64).

XNoot
1

Op korte termijn zal een wetsvoorstel worden ingediend om artikel 9, vierde lid te wijzigen in: «De officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden is bevoegd een persoon die zojuist binnen het grondgebied van Nederland is binnengekomen of die op het punt staat dit grondgebied te verlaten, en die is aangehouden terzake van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, een vordering te geven tot medewerking aan een urineonderzoek, gericht op het aantonen van de aanwezigheid in het lichaam van middelen als bedoeld in lijst I of lijst II.»

XNoot
1

Op korte termijn zal een wetsvoorstel worden ingediend om artikel 11, zesde lid te wijzigen in: «6. Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.»

Naar boven