Besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 4 februari 2003, nr. WV 2003-36 M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel 36i, tiende lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

De Raad van State gehoord (advies van 13 februari 2003, nr. W06.03.0052/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2003, nr. WV 2003-52 U, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 6, derde lid, 10a, vijfde lid, 11h, tweede lid, 11i, vijfde lid, 11j, derde lid, 12, tweede lid, 18, derde lid, 18b, vijfde lid, 18c, tweede lid, 27, negende lid, 27a, derde lid, 28, zevende lid, 28a, vierde lid, 30, tweede lid, 36i, tiende lid, 36j, tweede en zesde lid, 36k, derde lid, 36l, negende lid, 36m, tweede lid, en 38, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

B. Artikel 8e vervalt.

C. In artikel 8f vervallen het eerste en derde lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.

D. De artikelen 8i, 8ia en 8j vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel XVI van de wet van 12 december 2002, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I) (Stb. 615) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 april 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Uitgegeven de vijftiende april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag houden verband met de inwerkingtreding van artikel XVI van de wet van 12 december 2002, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I) (Stb. 615) (hierna: het Belastingplan 2003 Deel I). Genoemd artikel XVI bevat wijzigingen in de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de wet) die gekoppeld zijn aan de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (kamerstukken II 2002/2003, 28 665) (hierna: de MEP). Als gevolg van de invoering van de MEP vervalt een tweetal regelingen in de wet. Het betreft de bijzondere regeling voor op duurzame wijze geproduceerde energie (artikel 36o van de wet) en de bijzondere regeling voor elektriciteit opgewekt door middel van installaties voor warmtekrachtkoppeling (artikel 36t van de wet). Het vervallen van deze regelingen werkt door naar het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag en heeft tot gevolg dat enkele bepalingen vervallen en enkele bepalingen worden aangepast.

Gezien het feit dat de wijzigingen voortvloeien uit het Belastingplan 2003 Deel I zijn de effecten daarvan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven reeds meegenomen bij de in de memorie van toelichting bij het betreffende wetsvoorstel vermelde effecten van alle in het kader van dat wetsvoorstel voorgestelde maatregelen. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving (uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsregelingen).

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

In het eerste lid van artikel 1 zijn de delegatiebepalingen opgenomen waarop het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag berust. De opsomming is aangepast in verband met de wijzigingen die in de wet aangebracht bij artikel XVI van het Belastingplan 2003 Deel I. De wijzigingen houden verband met het vervallen van de artikelen 36o en 36t van de wet.

Artikel I, onderdeel B, C en D (artikelen 8e, 8f, 8i, 8ia en 8j)

In artikel XVI, onderdeel C, van het Belastingplan 2003 Deel I is bepaald dat de belastingverminderingen voor levering van op duurzame wijze geproduceerde energie (artikel 36o van de wet) en voor levering van elektriciteit opgewekt door middel van een installatie voor warmtekrachtkoppeling (artikel 36t van de wet) vervallen. Hierdoor kunnen eveneens bepalingen in het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag vervallen die nadere voorwaarden en beperkingen stellen waaronder de belastingverminderingen worden verleend. Deze bepalingen betreffen de artikelen 8e, 8f, eerste en derde lid, 8i, 8ia en 8j. De reeds bestaande delegatie voor administratieve voorwaarden, waaraan een installatie waarin uit zuivere biomassa elektriciteit wordt opgewekt dan wel gas wordt gewonnen, in het tweede lid van artikel 8f blijft van kracht. Het stellen van de voorwaarden blijft van belang voor artikel 36i, zesde en zevende lid, van de wet. Om die reden zal artikel 8f vanaf die datum berusten op artikel 36i, tiende lid, van de wet. De voorwaarden worden uitgewerkt in artikel 8l van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag.

Artikel II

De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met de inwerkingtreding van artikel XVI van het Belastingplan 2003 Deel I. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingen is dan ook hetzelfde als dat van genoemd artikel.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck


XNoot
1

Stb. 1994, 948, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 638.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven