Besluit van 4 april 2003 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de uitvoering van de Wet conflictenrecht afstamming, de artikelen 5 en 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de artikelen 5a, 5b en 5c van de Wet conflictenrecht namen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 januari 2003, Directie Wetgeving, nr. 5203507/02/6;

Gelet op de artikelen 18, derde lid en 20d van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 27 februari 2003, nr. W03.03.0013/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 14 maart 2003, nr. 5214344/03/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit burgerlijke stand 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel f toegevoegd, luidende:

f. het recht dat ingevolge artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet conflictenrecht afstamming op de erkenning is toegepast.

2. In het tweede lid wordt in onderdeel c vóór de woorden «de dag» ingevoegd: indien van toepassing,

3. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen d en e in e en f, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. indien van toepassing, de geslachtsnaam en de voornamen van de nog levende echtgenoot of ex-echtgenoot van de moeder en diens toestemming tot de ontkenning;

4. In het tweede lid wordt in het tot onderdeel e verletterde onderdeel d de zinsnede «indien van toepassing» vervangen door: indien het kind van rechtswege in familierechtelijke betrekking is komen te staan tot de man met wie de moeder is hertrouwd,

5. In het derde lid wordt de zinsnede «en e» vervangen door: e en f

6. In het vierde lid wordt de zinsnede «en e» vervangen door: , e en f

B

Aan artikel 50, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel d toegevoegd, luidende:

d. het recht dat ingevolge artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet conflictenrecht afstamming op de erkenning is toegepast.

C

Artikel 52a, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. De akte van naamskeuze die wordt opgemaakt op grond van een verklaring van de ouders van het kind, van één ouder, dan wel van een ouder en een niet-ouder die op grond van artikel 253sa, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen, vermeldt:

    a. de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats en de dag van geboorte van de moeder en van de vader dan wel;

    b. in het geval van gezamenlijke gezagsuitoefening door een ouder en een niet-ouder, de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats en de dag van geboorte van de ouder en van de niet-ouder;

    c. de gekozen geslachtsnaam van het kind.

D

Na Artikel 52a wordt een Artikel 52b ingevoegd, luidende:

Artikel 52b

  • 1. De akte van naamskeuze die op grond van een verklaring van het kind wordt opgemaakt, vermeldt:

    a. de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats en de dag van geboorte van de moeder en van de vader;

    b. de geslachtsnaam van het kind vóór het doen van naamskeuze, de voornamen, de plaats en de dag van geboorte van het kind;

    c. de door het kind gekozen geslachtsnaam.

  • 2. De latere vermelding van de akte van naamskeuze vermeldt de door het kind gekozen geslachtsnaam.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet conflictenrecht afstamming in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 april 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vijftiende april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het besluit behelst een wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet conflictenrecht afstamming. Het betreft een technische aanpassing.

Tevens worden enige andere technische aanpassingen aangebracht die voortvloeien uit de artikelen 5 en 253sa, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede uit de artikelen 5a, 5b en 5c van de Wet conflictenrecht namen.

Artikelen

Artikel I, onderdeel A

De Wet confictenrecht afstamming bepaalt welk recht toepasselijk is op de totstandkoming van familierechtelijke betrekkingen tussen een kind en zijn ouders.

Artikel 4, eerste en tweede lid, van de wet bepaalt het recht dat van toepassing is op de erkenning van een kind. In het derde lid van artikel 4 wordt bepaald dat in de akte van erkenning melding dient te worden gemaakt van het op de erkenning ingevolge het eerste of tweede lid toegepaste recht. Zulks geldt eveneens voor de latere vermelding die van een erkenning wordt toegevoegd aan de geboorteakte van een kind.

Vermelding van het op de erkenning toegepaste recht is van belang, omdat ingevolge artikel 5 van de Wet conflictenrecht afstamming op een eventuele latere ongedaanmaking van de erkenning hetzelfde recht dient te worden toegepast als op de erkenning zelf.

Voorgesteld wordt het gegeven inzake het toegepaste recht toe te voegen aan de gegevens die door de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten worden opgenomen in de erkenningsakte en in de latere vermelding van de erkenning, die wordt toegevoegd aan de geboorteakte van het kind.

Artikel 2, vierde lid, van de Wet conflictenrecht afstamming bepaalt welk recht van toepassing is op de ontkenning van het vaderschap door de moeder door middel van een verklaring ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Is Nederlands recht van toepassing, dan is ontkenning op deze wijze alleen mogelijk indien de ex-echtgenoot van de moeder inmiddels is overleden. Ingeval vreemd recht van toepassing is en in de mogelijkheid van buitengerechtelijke ontkenning van het vaderschap voorziet, schrijft het genoemde artikellid van de Wet conflictenrecht afstamming voor dat de nog levende echtgenoot of voormalige echtgenoot van de moeder hiervoor in elk geval toestemming dient te verlenen. Het is in dat geval wenselijk in de akte van ontkenning van het vaderschap door de moeder te vermelden dat de toestemming verleend is en daarmee aan te geven dat de echtgenoot of voormalige echtgenoot van de moeder belanghebbende partij in de zin van artikel 18a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is. Aangetekend zij dat de wet de toestemming niet aan specifieke vormvereisten onderwerpt; het is voldoende dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich ervan vergewist dat de toestemming daadwerkelijk is gegeven en daarvan melding maakt in de akte en in de latere vermelding.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 50 van het Besluit burgerlijke stand 1994 regelt de inhoud van de akte van erkenning van een ongeboren vrucht. Ook in dat geval wordt voorzien in de vermelding van het recht dat op de erkenning is toegepast. De in de akte op te nemen gegevens worden aangevuld met de vermelding van het op de erkenning toegepaste recht. Eveneens wordt bepaald dat het toegepaste recht vermeld wordt in de latere vermelding die van de erkenning aan de geboorteakte van het kind wordt toegevoegd.

Artikel I, onderdelen C en D

Artikel 52a van het besluit ziet in zijn huidige formulering alleen op het geval waarin de ouder(s) van een kind op grond van artikel 5, vierde of negende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een verklaring houdende naamskeuze ten behoeve van het kind afleggen. Artikel 5, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt echter onder meer dat een kind dat op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, zelf ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaring houdende naamskeuze aflegt. De huidige formulering van artikel 52a van het Besluit houdt niet met dit bijzondere geval rekening. Bovendien zijn in de artikelen 5a, 5b en 5c van de Wet conflictenrecht namen (zoals deze wet is gewijzigd bij wet van 25 december 1998, Stb. 1999, 2 en nadien gewijzigd bij wet van 21 december 2001, Stb. 618, welke laatste wijziging nog niet in werking is getreden), voorschriften opgenomen voor de toepassing van de Nederlandse bepalingen ter zake van naamskeuze in internationale gevallen. Die regelgeving brengt mee dat ook buiten het in het huidige artikel 52a van het besluit bedoelde geval door de ouders (achteraf) een verklaring van naamskeuze kan worden afgelegd. Daarnaast voorziet de Wet conflictenrecht namen in daarvoor in aanmerking komende gevallen ook in een naamskeuze door het kind zelf, als dit de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.

Voorts is bij wet van 4 oktober 2001, Stb. 468, in werking getreden op 1 januari 2002, artikel 253sa ingevoegd in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dat artikel maakt het thans ook mogelijk voor een ouder en een niet-ouder die samen het gezag over een kind uitoefenen om voor dat kind naamskeuze te doen.

Er is derhalve aanleiding om artikel 52a in dier voege aan te passen dat het ziet op alle gevallen waarin de ouders of een ouder dan wel, bij toepassing van artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, een ouder samen met een niet-ouder, een verklaring houdende naamskeuze afleggen en om een afzonderlijk artikel 52b op te nemen, dat ziet op de gevallen waarin het kind zelf de verklaring houdende naamskeuze aflegt.

Artikel II

Aangezien de wijziging van het besluit in het bijzonder verband houdt met de invoering van de Wet conflictenrecht afstamming, treedt het besluit gelijktijdig met de genoemde wet in werking.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1994, 160, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 februari 2001, Stb. 118.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven