Besluit van 3 april 2003, houdende wijziging van het Transactiebesluit milieudelicten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 11 februari 2003, directie Wetgeving, nr. 5210253/03/6, gedaan na overleg met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, alsmede de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat en van Financiën;

Gelet op artikel 37, eerste lid, van de Wet op de economische delicten;

De Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2003, nr. W03.03.0067/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 27 maart 2003, directie Wetgeving, nr. 5217653/03/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Transactiebesluit milieudelicten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, eerste en tweede lid, wordt «30 april 2003» telkens vervangen door: 31 december 2003.

B

In artikel 13 wordt «1 mei 2003» vervangen door: 1 januari 2004.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2003.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 april 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vijftiende april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit beoogt de werkingsduur van het Transactiebesluit milieudelicten te verlengen. Het Transactiebesluit milieudelicten heeft tot doel om – bij wijze van experiment – voor eenvoudige en veel voorkomende overtredingen en misdrijven op het terrein van het milieu, een strafrechtelijke transactiebevoegdheid in handen te leggen van het bestuur. Hiermee beschikt het bestuur over een extra instrument om milieuwetgeving te handhaven. Omdat het hier gaat om een experiment, heeft het Transactiebesluit milieudelicten een tijdelijk karakter. Het besluit vervalt met ingang van 1 mei 2003. De werking van het besluit in de praktijk is door onafhankelijke onderzoekers in 2002 geëvalueerd. Uit deze evaluatie blijkt dat het experiment ten dele aan de verwachtingen heeft voldaan. In de ogen van de onderzoekers zijn voldoende positieve gevolgen waar te nemen om door te gaan met het experiment. Zij bevelen aan het experiment voort te zetten onder wijziging van enkele randvoorwaarden, onder andere in het Transactiebesluit milieudelicten.

De regering bereidt thans een standpunt voor over de evaluatie van het Transactiebesluit milieudelicten. De tijd ontbreekt echter om vóór de datum waarop het Transactiebesluit milieudelicten vervalt (1 mei 2003), duidelijkheid te hebben over de aard van de wijzigingen die nodig zijn om het experiment succesvol voort te zetten en dit in regelgeving te hebben neergelegd. Ik acht het onwenselijk dat de bestuursorganen die hebben meegedaan aan dit experiment, na 1 mei 2003 niet langer gebruik zouden kunnen maken van de door het Transactiebesluit milieudelicten gebonden mogelijkheid van transactie, terwijl het experiment naar verwachting in aangepaste vorm zal worden voortgezet. Er is daarom voor gekozen om het experiment in zijn huidige vorm te verlengen tot aan 1 januari 2004. Dit geeft de regering de tijd om voor die datum de regelgeving gereed te maken die nodig is voor voortzetting van het experiment in aangepaste vorm.

Het onderhavige besluit verlengt de werkingsduur van het Transactiebesluit milieudelicten tot 1 januari 2004.

De Minister van Justitie a.i.,

H. P. A. Nawijn


XNoot
1

Stb. 2000, 320, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 april 2002, Stb. 189.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven