Besluit van 3 april 2003 tot wijziging van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 9 januari 2003, Directie Wetgeving, nr. 5204591/03/6;

Gelet op artikel 13 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 13 maart 2003, nr. W03.03.0037/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 26 maart 2003, Directie Wetgeving, nr. 5217119/03/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit optie- en naturalisatiegelden 20021 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het eerste lid van artikel 2 komt als volgt te luiden:

  • 1. Voor de behandeling van een verklaring van optie is in Nederland een bedrag van 128 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 215 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 215 Arubaanse florin.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in Nederland een bedrag van 336 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 564 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 564 Arubaanse florin.

2. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden:

Voor de behandeling van het verzoek tot naturalisatie is in geval van min- en onvermogen van de aanvrager in Nederland een bedrag van 223 euro verschuldigd, in de Nederlandse Antillen een bedrag van 374 Nederlands-Antilliaanse gulden en in Aruba een bedrag van 374 Arubaanse florin.

C

De eerste twee zinnen van artikel 8, tweede lid, komen te luiden:

De afdrachtplichtige ontvangt voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, een vergoeding van 128 euro, 215 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 215 Arubaanse florin. Voor verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, ontvangt de afdrachtplichtige een vergoeding van 219 euro, 368 Nederlands-Antilliaanse gulden dan wel 368 Arubaanse florin.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2003.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 april 2003

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn

Uitgegeven de vijftiende april 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

De wijziging betreft een verhoging van de leges tot het niveau waarop deze zowel voor de bij de optie en naturalisatie betrokken instanties als voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst kostendekkend zijn. De wijziging die hier aan de orde is, is om meerdere redenen noodzakelijk. De naturalisatiegelden zijn laatstelijk per 1 juli 2002 gewijzigd bij Besluit van 15 april 2002, Stb. 194. De toen gestelde bedragen zijn ongewijzigd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 overgenomen. Een aanpassing van de gelden aan het gewijzigde prijspeil voor zowel het gemeentelijke als het IND-gedeelte van deze gelden ligt voor de hand, aangezien in het strategisch akkoord is afgesproken dat leges de kosten zoveel mogelijk moeten dekken. Ook is bij nadere controle gebleken dat de vergoedingscomponent voor zowel de gemeenten en de Antilliaanse en Arubaanse uitvoeringsorganen als de IND te laag gesteld is en een duidelijke verhoging behoeft. Een en ander wordt door deze algemene maatregel van rijksbestuur verwezenlijkt. De in dit besluit genoemde bedragen zullen op grond van artikel 9 van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 jaarlijks worden gewijzigd met een door de Minister vast te stellen percentage. Indien daarmee de beoogde kostendekkendheid voor elk van de drie landen van het Koninkrijk niet in voldoende mate wordt gehandhaafd, zal tot herziening van het besluit worden overgegaan.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn


XNoot
1

Stb. 2002, 325.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven