Besluit van 20 maart 2003, houdende wijziging van het Besluit bijzondere euromunten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 26 februari 2003, FM 2003-0252 M, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Algemeen en Internationaal;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Muntwet 2002;

De Raad van State gehoord (advies van 13 maart 2003, no. W06.03.0087/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 maart 2003, FM 2003-0360 M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bijzondere euromunten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

De materialen waaruit de bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel worden vervaardigd, de gewichten en afmetingen, worden als volgt vastgesteld:

MuntsoortMetaalGehalteGewichtMiddellijn
  nominaaltolerantienominaaltolerantienominaaltolerantie
   + of – + of – + of –
  %%-puntgram%millimeter
vijftig-euromuntgoudAu 90,00,513,440,7270,10
twintig-euromuntgoudAu 90,00,5 8,50,7250,10
tien-euromuntzilverAg 92,50,517,80,7330,10
 goudAu 90,00,5 6,720,722,50,10
vijf-euromuntzilverAg 92,50,511,90,7290,10

B

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

De bijzondere munten, bedoeld in artikel 2 van de Muntwet 2002, hebben in Nederland de hoedanigheid van wettig betaalmiddel tot een bedrag van € 2 500 voor vijftig-euromunten, € 1 000 voor twintig-euromunten, € 500 voor tien-euromunten en € 250 voor vijf-euromunten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Santiago de Chile, 20 maart 2003

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2003

De Minister van Justitie a.i.,

H. P. A. Nawijn

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

De Raad van de ministers van Financiën van de Europese Gemeenschap (Ecofin) heeft in de bijeenkomsten van 23 november 1998 en 31 januari 2000 geconcludeerd, dat de uitgifte van euromunten voor verzamelaars valt toe te juichen en kansen moet krijgen, vooral ook omdat daarmee uiting wordt gegeven aan culturele en lokale waarden en tradities. Het is de aan de euro deelnemende lidstaten derhalve toegestaan euromunten voor verzamelaars uit te geven.

De bevoegdheid van de Staat der Nederlanden om bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel (munten voor verzamelaars) uit te geven is opgenomen in artikel 2 van de Muntwet 2002. De denominaties, materialen, gewichten en afmetingen van deze munten en de bedragen tot welke zij wettig betaalmiddel zijn, moeten in overeenstemming met artikel 4, eerste lid, van de Muntwet 2002, bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.

Het besluit voorziet in de invoering van een gouden vijftig-euromunt, een gouden twintig-euromunt en een zilveren vijf-euromunt, naast de reeds bestaande gouden en zilveren tien-euromunt. De vijftig-euromunten zullen in Nederland tot een bedrag van € 2 500 wettig betaalmiddel zijn, de twintig-euromunten tot een bedrag van € 1 000 en de vijf-euromunten tot een bedrag van € 250.

Artikelsgewijs

Artikel I, onder A

De in artikel 1 vastgelegde denominaties en technische specificaties van de nieuw in te voeren bijzondere euromunten voldoen aan de conclusies van de Ecofin, dat de munten voor verzamelaars qua nominale waarde en technische specificaties moeten verschillen van de reguliere voor circulatie bestemde euromunten1.

De gouden vijftig-euromunt wijkt met een diameter van 27 millimeter en een gewicht van 13,44 gram significant af van met name de grootste geelkleurige euromunt, te weten de munt van 50 eurocent (24,25 millimeter en 7 gram). Ook de zilveren vijf-euromunt verschilt met een diameter van 29 millimeter en qua nominale waarde voldoende van de reguliere circulatie-euromunten. Ten aanzien van de gouden twintig-euromunt kan worden opgemerkt, dat er sprake is van een afwijkende nominale waarde; met een gewicht van 8,5 gram en een diameter van 25 millimeter komt de gouden twintig-euromunt het meest in de beurt van de 50-eurocentmunt. De 50 euro-centmunt heeft echter een grove kartel, de twintig-euromunt zal, evenals de andere gouden munten, een fijne ribbel hebben. Ten slotte zal de twintig-euromunt met een dikte van 1,3 mm afwijken van de 50-eurocent (1,69 mm).

Het ligt in de bedoeling de zilveren tien-euromunt, de gouden vijftig-euromunt en de gouden twintig-euromunt gezamenlijk uit te geven, indien zich een bijzondere gelegenheid voordoet, zowel rond het Koningshuis als rond belangrijke historische en maatschappelijke gebeurtenissen. De zilveren vijf-euromunt en de gouden tien-euromunt zullen gezamenlijk worden uitgegeven, indien zich andere gebeurtenissen voordoen die zich lenen voor het uitgeven van een bijzondere munt.

Het uiterlijk (de bestanddelen van de beeldenaar) van een uit te geven bijzondere euromunt zal, op grond van artikel 4, tweede lid, van de Muntwet 2002, steeds per uitgifte bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Iedere uit te geven bijzondere euromunt zal een op de gelegenheid toegespitst ontwerp hebben, waardoor de afbeelding steeds zal afwijken van de gemeenschappelijke zijde en ook van de Nederlandse nationale zijde.

Artikel I, onder B

Munten zijn steeds, in tegenstelling tot bankbiljetten, tot een beperkt bedrag wettig betaalmiddel. Voor de reguliere voor circulatie bestemde euromunten bepaalt artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PbEG L 139) dat geen enkele partij verplicht is voor een betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden (derhalve maximaal 50 x € 2 = € 100 en minimaal 50 x € 0,01 = € 0,50).

Hierbij aansluitend wordt in artikel 2 van het Besluit bijzondere euromunten bepaald tot welke bedragen de bijzondere euromunten wettig betaalmiddel zijn.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck


XNoot
1

Stb. 2002, 24.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Zie de Nota van Toelichting bij het Besluit bijzondere euromunten van 7 januari 2002

(Stb. 24).

Naar boven