Besluit van 20 maart 2003 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit bericht omtrent toelating)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 september 2002, Directie Wetgeving, nr. 5184659/02/6;

Gelet op de artikelen 13, tweede lid, en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 12 november 2002, nr. W03.02 0403/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 13 maart 2003, Directie Wetgeving, nr. 5215755/03/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde:

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van het Koninkrijk.

Artikel 2

  • 1. Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en de Minister van Justitie van Aruba wijzen, elk in hun gebied, de autoriteiten en ambtenaren aan, bevoegd tot het afgeven van berichten omtrent toelating.

  • 2. De Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en de Minister van Justitie van Aruba berichten Onze Minister over de door hen aangewezen autoriteiten en ambtenaren.

Artikel 3

Het bericht omtrent toelating informeert omtrent de periode gedurende welke een persoon tot Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is toegelaten.

Artikel 4

  • 1. De ingevolge artikel 2, eerste lid, aangewezen autoriteiten en ambtenaren geven op verzoek van de autoriteiten en ambtenaren, die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van verzoeken om verlening en verklaringen tot verkrijging van het Nederlanderschap, aan hen berichten omtrent toelating af betreffende de in het verzoek genoemde personen.

  • 2. De berichten betreffen de door de verzoekende autoriteiten en ambtenaren aangegeven periode.

Artikel 5

  • 1. Het bericht omtrent toelating vermeldt, zo mogelijk:

    a. de geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen, de geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, adres, geslacht, en nationaliteit(en) van de persoon wiens toelating het betreft;

    b. de omschrijving en datum van verlening van de huidige verblijfstitel, alsmede de datum van verstrijken van de geldigheid ervan, dan wel de datum waarop het verblijfsrecht van deze persoon van rechtswege is ontstaan;

    c. de periode of perioden van ononderbroken toelating van deze persoon in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, binnen de in artikel 4 bedoelde periode,

    d. indien daarom is verzocht: de omschrijving van de verblijfstitel of verblijftitels die deze persoon in de periode van één jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van afgifte van dit bericht omtrent toelating heeft bezeten.

  • 2. Het bericht omtrent toelating wordt voorzien van de datum van afgifte, de handtekening van de behandelend ambtenaar en het dienststempel.

Artikel 6

  • 1. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de gevallen waarin een bericht omtrent toelating kan worden verzocht alsmede met betrekking tot de inhoud en de vorm van het verzoek.

  • 2. Over de inhoud en de vorm van verzoeken tot afgifte van berichten omtrent toelating overlegt hij met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen respectievelijk de Minister van Justitie van Aruba.

Artikel 7

  • 1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap in werking treedt.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bericht omtrent toelating.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

Santiago de Chile, 20 maart 2003

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2003

De Minister van Justitie a.i.,

H. P. A. Nawijn

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die heeft plaatsgehad bij wet van 21 december 2000, Stb. 618, is in de Rijkswet het begrip woonplaats vervangen door de begrippen «toelating» en «hoofdverblijf», welke begrippen in artikel 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap nader zijn verklaard. Artikel 13, tweede lid, van de Rijkswet bepaalt vervolgens dat bij algemene maatregel van rijksbestuur nadere regels gesteld worden betreffende het bewijs van toelating tot één van de landen van het Koninkrijk. Artikel 23 van de Rijkswet geeft daarenboven de bevoegdheid bij of krachtens algemene maatregelen van rijksbestuur nadere regels te stellen. Dit besluit voorziet in die nadere regels.

ALGEMEEN

Gezien het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is het Nederlanderschap een aangelegenheid van het Koninkrijk, terwijl het vreemdelingenrecht een aangelegenheid van elk van de landen van het Koninkrijk is, waarin het Koninkrijk algemene voorwaarden kan stellen. Waar de Rijkswet op het Nederlanderschap verwijst naar toelating, wordt dan ook verwezen naar regels van landelijk recht, nu daarvoor geen algemene voorwaarden zijn gesteld.

Toelating ziet in de Rijkswet op de instemming van het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van vreemdelingen in één van de landen van het Koninkrijk. Wie het bevoegd gezag ter zake van de toelating van vreemdelingen uitoefent, wordt in elk van de drie landen zelfstandig geregeld. Ook de vraag of er sprake is van toelating van de vreemdeling moet naar landsrecht worden beantwoord. Voor het nationaliteitsrecht is alleen van belang dat een optant of naturalisandus op de in de Rijkswet vereiste wijze en voor de daarin vereiste duur is toegelaten. Of dit het geval is kan de autoriteit of ambtenaar, belast met de beoordeling van optieverklaringen en naturalisatieverzoeken, veelal zelf vaststellen. Mocht deze over onvoldoende informatie beschikken om tot een verantwoorde beslissing terzake te kunnen komen, dan kan hij om een bericht omtrent toelating verzoeken. De materiële en formele vereisten waaraan deze verklaring in elk van de drie landen moet voldoen, worden bij deze algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.

Van toelating is sprake indien het bevoegd gezag uitdrukkelijk heeft ingestemd met het bestendig verblijf van de vreemdeling in een van de landen van het Koninkrijk. Niet van belang is op welk moment betrokkene in het bezit wordt gesteld van een verblijfsdocument. Het komt namelijk voor dat iemand een verblijfsvergunning krijgt waarvan de ingangsdatum ligt vóór de datum van de afgifte van het verblijfsdocument; men heeft dan toelating vanaf de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Opgemerkt wordt dat in het kader van de verkrijging en verlening van het Nederlanderschap sprake moet zijn van aaneengesloten toelating, dat wil zeggen dat er geen onderbrekingen mogen zijn in het verblijfsrecht.

Of een vreemdeling is toegelaten en gedurende welke periode en of er sprake is van een onafgebroken periode van toelating is op zich een vreemdelingenrechtelijke vraag. In voorkomende gevallen kan die vraag aan de hand van het verblijfsdocument op eenvoudige wijze worden beantwoord door de autoriteit belast met de behandeling van opties en naturalisaties. In bijzondere gevallen zal de duur van onafgebroken toelating alleen kunnen worden beantwoord door de plaatselijke autoriteit, belast met het toezicht op vreemdelingen. Indien de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek behandelt daaraan behoefte heeft, zal hij de daartoe op grond van artikel 2 aangewezen instantie kunnen verzoeken om een bericht omtrent toelating. In zijn verzoek zal de behandelende autoriteit de periode en aard van toelating dienen aan te geven, waarover het bericht omtrent toelating zich dient uit te laten. Voor deze verzoeken geeft deze algemene maatregel van rijksbestuur een regeling.

Het bericht omtrent toelating dient informatie te bevatten over de periode of perioden waarin de betrokken persoon volgens de toepasselijke vreemdelingenrechtelijke regeling toelating tot Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba had of heeft gehad. Welke periode voor de desbetreffende persoon geldt, is afhankelijk van de vraag op grond van welke wettelijke bepaling deze het Nederlanderschap kan verkrijgen. De vaststelling daarvan zal doorgaans gebeuren tijdens een gesprek van de optant of naturalisandus met de autoriteit of ambtenaar belast met de behandeling van optieverklaringen en naturalisatieverzoeken. Uiteindelijk zal het de optant of naturalisandus zijn die bepaalt op welke grond hij meent voor het Nederlanderschap in aanmerking te komen. De genoemde autoriteit of ambtenaar dient vervolgens na te gaan of de betrokkene voldoet aan de vereisten die de beoogde verkrijgingsgrond stelt. Hij zal ingevolge de bepalingen van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap tevens de verblijfsrechtelijke status dienen te onderzoeken van betrokkene en van de personen voor wie om medeverkrijging dan wel medeverlening van het Nederlanderschap wordt verzocht, en indien de aangewezen verkrijgingsgrond dat meebrengt, de aard en de duur van de toelating. Kan hij met de hem ter beschikking staande gegevens, met name die uit de basisadministratie, niet vaststellen of de persoon of personen om wier optie of naturalisatie het gaat, aan de vereiste aard en duur van toelating voldoet of voldoen, dan zal hij een bericht omtrent toelating vragen aan de ingevolge artikel 2 aangewezen instanties. In dit verzoek vermeldt hij de voor de desbetreffende optant of naturalisandus (en medeoptanten of medenaturalisandi) vereiste aard en duur van toelating. De instantie die het bericht omtrent toelating verstrekt, behoeft dus niet zelf vast te stellen aan welke aard en duur van verblijfstermijn de betrokkene of betrokkenen in zijn of hun specifieke situatie moet(en) voldoen. Het is de taak van de met de beoordeling van de optieverklaring of het naturalisatieverzoek belaste autoriteit of ambtenaar om in zijn verzoek tot afgifte van een bericht omtrent toelating aan te geven over welke periode en welke aard van toelating zich het bericht omtrent toelating dient uit te laten.

Het bericht omtrent toelating heeft aldus een tweeledig doel: het vereenvoudigt de werkzaamheden van de autoriteit of ambtenaar die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek behandelt, en is tevens onderdeel van het bewijs dat de optant, respectievelijk de naturalisandus moet leveren omtrent zijn verblijfsrechtelijke positie. Om deze reden is deze algemene maatregel van rijksbestuur zowel op artikel 13 als op artikel 23 van de Rijkswet gebaseerd.

Naast toelating is een van de meest gebruikelijke voorwaarden om voor verkrijging van het Nederlanderschap, hetzij door optie hetzij door naturalisatie, in aanmerking te komen, dat er al dan niet gedurende een bepaalde periode sprake moet zijn van hoofdverblijf. Met de term hoofdverblijf is aansluiting gezocht bij de vreemdelingrechtelijke terminologie en jurisprudentie. Het begrip hoofdverblijf heeft een strikt feitelijke inhoud; het hoofdverblijf van een vreemdeling is daar waar hij kennelijk geregeld vertoeft. Vermoed wordt dat een persoon zijn hoofdverblijf daar heeft, waar hij als zodanig door de plaatselijke autoriteiten is geregistreerd, zoals bijvoorbeeld in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) of in de basisadministraties van de andere landen van het Koninkrijk. Het begrip komt in belangrijke mate overeen met het begrip «woonplaats of werkelijk verblijf», dat is ontleend aan het burgerlijk recht, althans als voorbijgegaan wordt aan het in het burgerlijk recht bekende deelbegrip «afhankelijke woonplaats».

ARTIKELEN

Artikel 1

Dit artikel definieert het begrip: «Onze Minister» overeenkomstig de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap, aangepast aan de thans bestaande taakomschrijving binnen het kabinet. De vraag of deze definitie juist is, en zo niet, welke daarvoor in de plaats gesteld moet worden, is onderwerp van een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Indien een wijziging van deze bepaling van de Rijkswet op het Nederlanderschap zal plaatshebben, zal artikel 1 van dit besluit dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 2

Zoals reeds gezegd, regelt elk van de drie landen zelfstandig de toelating en uitzetting van vreemdelingen. Elk van de drie landen bepaalt zelfstandig wie het bevoegd gezag terzake die toelating is. Het is dan ook aan de met het vreemdelingenbeleid belaste Minister van elk van de landen om aan te geven wie bevoegd is berichten omtrent toelating af te geven. Omdat de afgifte van deze berichten onderdeel zal zijn van een rijkstaak, namelijk de verlening van het Nederlanderschap, zal deze autoriteit of ambtenaar zijn taak in deze uitoefenen overeenkomstig deze algemene maatregel van rijksbestuur en de daarop gebaseerde bij ministeriële regeling gegeven nadere regeling.

Artikel 3

In de vreemdelingenrechtelijke regelingen van elk van de drie landen is de toelating als zodanig geregeld. Daarvoor is geen bijzondere regeling in deze algemene maatregel van rijksbestuur noodzakelijk. Stelt de Rijkswet in het ter beoordeling voorgelegde geval aan die toelating geen duur, dan zal de autoriteit en ambtenaar die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek beoordeelt, aan de hand van het verblijfsdocument en de verblijfstitelgegevens in zijn administratie kunnen vaststellen of betrokkene is toegelaten. Die situatie doet zich onder meer voor in geval van een optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, onder a. Een bericht omtrent toelating is hier niet nodig. Ook indien een toelating voor een bepaalde termijn als voorwaarde voor optie of naturalisatie gesteld is, kan vaak aan de hand van het verblijfsdocument en de verblijfstitelgegevens in de administratie van die autoriteit op een eenvoudige wijze worden vastgesteld of betrokkene aan het gestelde vereiste voldoet. Ook in dat geval is een bericht niet nodig. Vereist de Rijkswet een toelating gedurende een bepaalde periode en hebben in die periode meerdere verblijfstitels bestaan, dan zal deze autoriteit of ambtenaar de in artikel 2 bedoelde instanties om een bericht omtrent toelating kunnen verzoeken. Berichten omtrent toelating zullen ook gevraagd kunnen worden indien de periode van toelating langer dan gebruikelijk is, zoals de periode van veertien jaar in artikel 6, eerste lid, onder e, van de Rijkswet en van vijftien jaar in datzelfde artikellid onder g en h, en in de situatie van artikel 8, derde lid, van de Rijkswet. Bovendien kunnen zich meer complexe vragen van toelating voordoen, indien de optant of naturalisandus zijn verblijfsrecht ontleend aan internationale regelingen als het EG-Verdrag of het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije.

Om in deze gevallen zowel ten behoeve van de optant of naturalisandus als van de beoordelende autoriteit of ambtenaar rechtszekerheid en eenvormigheid in de procedure van optie en naturalisatie te realiseren, is het noodzakelijk door middel van het hier geregelde bericht omtrent toelating eenvormige en unieke informatie te verkrijgen inzake de periode van toelating tot Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, welk bericht wordt afgegeven door de daartoe aangewezen, met het vreemdelingentoezicht belaste autoriteiten.

Artikel 4

Het eerste lid van artikel 10, respectievelijk van artikel 16 en artikel 22, als ook het eerste lid van artikel 36, respectievelijk van artikel 42 en artikel 48 van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap bepaalt dat de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, de verblijfsrechtelijke status onderzoekt van de optant of naturali-sandus en van de personen die voor medeverkrijging of medenaturalisatie in aanmerking komen. Dat onderzoek verricht hij in eerste instantie zelf; hij kan daarbij informatie inwinnen bij de in artikel 2 bedoelde autoriteiten en ambtenaren. Het onderhavige besluit regelt het rechtstreekse verzoek om een bericht omtrent toelating van deze autoriteit aan de ambtenaar of autoriteit die deze informatie kan verschaffen. Bij zijn verzoek tot afgifte van een bericht omtrent toelating zal de verzoekende autoriteit of ambtenaar tevens moeten aangeven op welke periode van toelating het bericht betrekking dient te hebben. Gezien de tweede zin van het eerste lid van de hierboven genoemde artikelen van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap kan hij de optant of naturalisandus voor een bewijs van toelating in de vorm van een verblijfsdocument (zie ook de algemene toelichting hierboven) ook naar de daartoe bevoegde instantie verwijzen. De in dat besluit gehanteerde term «bewijs van toelating» omvat in de eerste plaats dit verblijfsdocument. Uit dat verblijfsdocument zal in veel gevallen een ononderbroken periode van toelating blijken. Artikel 4 van het onderhavige Besluit bericht omtrent toelating ziet alleen op die gevallen waarin de verblijfsdocumenten onvoldoende zekerheid geven omtrent de vereiste periode van toelating.

Het bericht omtrent toelating is een document waarin op verzoek van de met de beoordeling van de optieverklaring of het naturalisatieverzoek belaste autoriteit of ambtenaar door de overeenkomstig artikel 2 aangewezen instantie wordt aangegeven dat een persoon gedurende de door de verzoekende instantie aangegeven periode in Nederland, dan wel de Nederlandse Antillen of Aruba is toegelaten, en indien daarom wordt verzocht, tevens op welke titel. Omdat de Rijkswet op het Nederlanderschap verschillende termijnen van toelating eist bij de diverse mogelijkheden van verkrijging van het Nederlanderschap, zal de verzoekende autoriteit of ambtenaar moeten aangeven op welk soort en over welke periode van toelating dit document betrekking dient te hebben.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt de algemene inhoud van het bericht omtrent toelating. Omdat niet in alle gevallen de in het eerste lid genoemde gegevens beschikbaar zullen zijn, dienen deze voor zoveel mogelijk in het bericht te worden vermeld. Het adres moet worden aangegeven op de voor elk van de landen specifieke wijze, zoals in Nederland met straatnaam, postcode en woonplaats. Het in het eerste lid, onder d, bedoelde gegeven zal alleen relevant zijn bij een optieverklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het bericht wordt voorzien van de datum van afgifte, de handtekening van de behandelend ambtenaar en het dienststempel. Gezien het belang dat de optant of naturalisandus bij het bericht omtrent toelating heeft, ligt een voortvarende afhandeling van het verzoek voor de hand.

Artikel 6

Het eerste lid van dit artikel bepaalt de bevoegdheid van Onze Minister om nadere voorschriften te geven omtrent de gevallen waarin een bericht omtrent toelating verzocht kan worden. Het is de bedoeling dat alleen een beroep wordt gedaan op de in artikel 2 genoemde instanties in die gevallen waarin de toelatingsgegevens voor de ambtenaar of autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, niet of in onvoldoende mate beschikbaar zijn of niet met elkaar te verenigen, zoals in het geval waarbij de gegevens in de onderscheiden basisadministraties en de overgelegde documenten elkaar tegenspreken of er anderszins omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel bestaat over de juiste verblijfsrechtelijke positie van de optant of verzoeker. Ook de vorm van het verzoek en van het bericht omtrent toelating kan door hem nader worden geregeld, zodat de procedure door een voldoende mate van uniformiteit met de nodige snelheid kan verlopen.

Het tweede lid houdt rekening met de eigen positie van de Nederlandse Antillen en van Aruba.

Artikel 7

De formulering van het eerste lid van dit artikel maakt het mogelijk deze algemene maatregel van rijksbestuur op dezelfde dag en wijze in werking te laten treden als de Rijkswet van 21 december 2000, Stb 618.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 april 2003, nr. 69.

Naar boven